100 jaar Internationale Arbeidsorganisatie
“‘24 landen op het matje van de IAO: Latijns armworstelen’
Vorige maandag startte in Genève de Internationale Arbeidsconferentie. Tijdens die twee weken worden in de Commissie voor de Toepassing van de Normen 24 landen tegen het licht gehouden wegens schending van welbepaalde internationale normen ter bescherming van de werknemers.
Crozet / Pouteau (CC BY-NC-ND 2.0)
Vorige maandag startte in Genève de Internationale Arbeidsconferentie. Tijdens die twee weken worden in de Commissie voor de Toepassing van de Normen 24 landen tegen het licht gehouden wegens schending van welbepaalde internationale normen ter bescherming van de werknemers. Dat gebeurt door regeringen en sociale partners samen. Met Marc Leemans, voorzitter van het ACV, als woordvoerder van de werknemersgroep. De experten van de IAO bereiden dat voor, met een lijvig rapport over een veel groter aantal landen die de regels schenden.
Zware jongens
Het heikele punt is om die grote groep tot 24 landen te herleiden. Voor de “eerste” zes gaat dat naar gewoonte gemakkelijk. Dat zijn de zogenaamde “dubbele voetnoten”. In het verslag van de experten duiden die met stip aan welke schendingen bij voorrang moeten worden behandeld. Daar wordt doorgaans niet moeilijk over gedaan. Dat was deze keer niet anders:
Libië wegens discriminatie, in het bijzonder van migranten vanuit Sub-Sahara.
Turkije, omwille van de schending van de syndicale vrijheid onder Erdorgan.
Ethiopië, wegens kinderarbeid.
Irak, wegens dwangarbeid, van kindsoldaten tot de seksslavinnen van IS.
Myanmar, voor de dwangarbeid die het leger oplegt aan etnische minderheden.
Nicaragua, wegens een regelrechte crisis in het sociaal beleid.
Tegen wat hoort wat
Bleven nog 18 landen te selecteren. Laat je dat over aan de regeringen, dan kom je daar nooit uit. En dus trachten werkgevers en werknemers vooraf tot een vergelijk te komen. Dit jaar liep dit behoorlijk moeilijk, vooral voor Latijns-Amerika. Van vakbondszijde werd gefocust op het Brazilië van Bolsonaro, wat aanvankelijk taboe was voor de werkgevers. Waarop die van de weeromstuit Uruguay zijn gaan voorstellen, wat dan weer moeilijk lag bij de werknemersgroep.
Hetzelfde tafereel kreeg je voor het rechtse Honduras, versus het linkse Venezuela, beide met schendingen van de verenigingsvrijheid, bij de ene jegens de werknemers, bij de andere jegens de werkgevers. Met als finaal compromis om dan maar elk van die landen op de lijst te zetten:
Brazilië wordt op het matje geroepen wegens ruime mogelijkheden om van wetgeving en centrale cao’s af te wijken, zelfs bij individuele overeenkomst vanaf een bepaald loonniveau. En voor de uitsluiting van zelfstandigen van het recht op onderhandelen.
Uruguay moet voorkomen voor schending van de syndicale vrijheid, omdat ze voor de bepaling van minimumlonen eerder tripartiet werken, dan op basis van bilateraal overleg tussen werkgevers en werknemers.
Honduras moet zich verantwoorden voor schending van de syndicale vrijheid. 14 moorden vakbondsleiders werden er tussen 2010 tot 2016 vermoord. Met nog maar één vervolging.
Bolivia komt voor omdat de werkgevers problemen hebben met de wijze waarop het minimumloon wordt vastgesteld.
En voor het overige verschijnen hier voor het tribunaal:
Egypte, Algerije, Zimbabwe, Kazachstan, Fiji en de Filippijnen, voor schendingen van de syndicale vrijheid.
El Salvador wegens schending van het tripartisme.
Indië en Servië wegens tekortkomingen met de arbeidsinspectie.
Jemen en Laos omwille van kinderarbeid.
Tadzjikistan wegens achterstelling van vrouwen.
Wit-Rusland omwille van verplichte gemeenschapsdienst.
De werkgevers staan er telkens ook op dat goeie punten worden gegeven aan zogenaamde “gevallen van vooruitgang”. Dat laat toe gevallen uit te sparen op de zwarte lijst, zie je. Die eer komt dit keer Kaapverdië toe, met het verbod op kinderarbeid.
Chris Serroyen is hoofd van de studiedienst van de christelijke vakbond ACV