“‘Zuid-Soedan: 'In één keer kwamen er 44 gewonden binnen'’
Jillian Loveland keerde enkele weken geleden terug uit het Zuid-Soedanese Old Fangak. Ze bracht er zes maanden door als hoofdverpleegster voor Artsen Zonder Grenzen. Nu doet ze haar verhaal.
Het team bestond uit slechts vijf mensen; een projectcoördinator, een logistiek medewerker, een arts, ikzelf als hoofdverpleegster, en nog een andere verpleegster die voor het eerst voor Artsen Zonder Grenzen werkte. Uit veiligheidsoverwegingen mocht ons team maximaal zeven personen tellen. Bij een evacuatie kunnen we het gebied immers alleen per vliegtuig verlaten.
En met een landingsbaan van amper zevenhonderd meter kunnen grotere vliegtuigen, met meer zitplaatsen, niet worden ingezet.
Nauwelijks medische opleidingen
In Zuid-Soedan is het moeilijk om goed opgeleid personeel te vinden, zeker in afgelegen gebieden, omdat er nauwelijks medische opleidingen bestaan. Ooit schreef ik een vacature uit voor een post als verpleegkundige, en ontving ik slechts twee cv’s. We waren destijds de grootste werkgever ter plaatse, maar in de stad was niemand echt geschikt voor de job.
‘Het ziekenhuis is enkel bereikbaar per boot of per vliegtuig’
Zo leerde ik één van mijn collega’s – die nog nooit een patiënt had verzorgd – onder meer de temperatuur en de hartslag op te meten. Toen ik uit Zuid-Soedan vertrok, was hij één van onze beste assistent-verpleegkundigen. Hij plaatste infusen, diende injecties toe en hielp ons zelfs bij reanimaties.
Het ziekenhuis is enkel bereikbaar per boot of per vliegtuig. In de streek wordt veel gevochten. We hadden de grootste moeite om de voorraden aan te vullen.
Geen enkele handelaar mocht de stad nog binnen. We gaven onze lokale medewerkers geld, maar ze kregen veel liever zeep, emmers of schoenen dan geld waar ze niets mee konden aanvangen.
Voor voedsel rekende iedereen dan weer op het Wereldvoedselprogramma (WFP). Hoewel de mensen zelf gewassen telen, viel er tijdens het droge seizoen immers niets te oogsten. Bovendien zou de oogst lang niet voldoende zijn geweest om ook de talloze vluchtelingen uit het noorden – uit Phom El-Zeraf en Malakal – te eten te geven.
Vijftig gewonden in één klap
Jillian Loveland aan het werk.
© MSF
Aanvankelijk behandelden we vooral oorlogsgewonden. Tussen december en maart luwde het geweld, en kregen we vooral patiënten met kala azar of malaria, zwangere vrouwen met complicaties en ondervoede kinderen over de vloer.
In maart barstte het geweld opnieuw in alle hevigheid los en werden in één klap vijftig gewonden van het front naar het ziekenhuis gebracht.
We werden rond de middag op de hoogte gebracht van hun komst, maar wisten niet hoeveel patiënten er zouden zijn en waar ze vandaan kwamen. We wisten alleen dat er ‘s morgens gevechten hadden plaatsgevonden.
We bereidden ons voor op de komst van maximaal vijftig personen, zetten tenten op, en vulden onder meer de medische benodigdheden, geneesmiddelen en kledij aan. Om half vijf kwamen er in één keer vierenveertig gewonden binnen.
We ontfermden ons over elke patiënt, zorgden ervoor dat hun toestand stabiel was en verzorgden hen. Tegen kwart na negen verloor één van de patiënten nog steeds veel bloed. Hij had een open beenbreuk opgelopen. We verdoofden hem, stabiliseerden hem en brachten een spalk aan, voor we hem overbrachten naar een andere instelling voor een spoedoperatie. Dat allemaal nadat we al tientallen andere patiënten hadden verzorgd.
Vandaag lijkt het haast onwerkelijk dat we dat allemaal op één dag tijd hebben geklaard. Het was in elk geval een bijzonder leerrijke ervaring.