“‘Acht pubers die zonder ouders hierheen kwamen’
Met acht zijn ze. Acht “Niet Begeleide Minderjarige Jongeren” die hun uiterste best doen om hier, zo goed en zo kwaad mogelijk, aan te pikken en de dingen te doen die wij hier van hen verwachten. Denise De Bondt is voogd van de acht jongens die, op de vlucht zonder ouders, hier zijn beland. Zij vertelt hier hun en haar verhaal, the good and the bad, het wel en het wee.
Acht pubers tussen de 15 en de bijna 18 jaar. Mijn “pupillen” waarover ik voogd ben. “Mijn jongens” dus. Acht - zoals dat heet - “Niet Begeleide Minderjarige Vluchtelingen”. Jongens die hier helemaal alleen zijn toegekomen, zonder ouders of andere familie. Ondanks de enorme problemen die ze kennen, hebben steeds de glimlach om de mond en hun hand in de lucht om te zwaaien, ‘welkom’ of ‘tot ziens’. ‘Wil je thee? Wil je iets eten? Wil je gaan zitten? Zal ik iets voor je halen? Zit je goed? Hoe gaat het met jou?’
Zeven van de jongens komen uit Afghanistan, eentje uit Pakistan. Ze maken deel uit van de “gelukkigen” die de reis over land en over zee hebben overleefd. In barre omstandigheden hier geraakt en de oorlog en de gruwel achter zich gelaten. Tegelijk ook alles wat hen lief is: hun ouders, broers en zussen, hun makkers, cricketclub, school en voetbalploeg, hun taal, landschap, en cultuur, de lekkere gerechten van mama en de vertrouwde stem van pa, hun thuis en hun toekomst. Dit bleef allemaal achter, toen ze, soms hals over kop en zonder afscheid, moesten vertrekken.
Pubers maar ze staan er
Overdag hier trachten zij hier hun uiterste best te doen, een hele opgave. Ze wonen voorlopig in een opvangcentrum waar ze zich aan de strikte regels moeten houden. Ze gaan al opnieuw naar school waar ze - alweer - zeer strikte regels hebben en hun best moeten doen, cijfers halen.
We verwachten hier vanaf dag #1 na aankomst dat ze zich aan onze regeltjes houden en functioneren in ons systeem.
Ik heb ze deze zomer ingeschreven voor verschillende weken vrijwilligerswerk. Niet één keer kwamen ze te laat. Al zat er eentje met een zware verkoudheid, of slapen ze vaak slecht, ze stonden er telkens weer. Terwijl ze heel zelfstandig moeten zijn: hun eigen was en strijk doen. En op tijd opstaan. Pubers weet je nog? Ze doen het toch maar.
We verwachten hier vanaf dag #1 na aankomst dat ze zich aan onze regeltjes houden en functioneren in ons systeem. Wat mij betreft slagen ze er wonderwel in om bijna perfect te doen wat er van hen verwacht wordt. Niets dan lof ook over hen bij de organisaties waar zij vrijwilligerswerk deden. De meesten halen best wel goede resultaten op school.
Spoken
‘s Nachts komen de spoken. Dan vang ik hun berichtjes en sms’jes op ‘Ik mis mijn mama’, ‘Ik kan niet slapen want ik denk te veel aan thuis’, ‘Ik ben verdrietig’, ‘Zou mijn papa nog leven?’, ‘Zal ik ooit mijn mama terug zien?’, ‘Weet er iemand waar mijn familie nu is?’, ‘Waar zal ik moeten gaan wonen’, ‘Iedereen van mijn familie is dood, hoe moet ik nu verder leven?’, ‘Wanneer mag ik voor mijn interview naar het Commissariaat?’, ‘Zal ik in België mogen blijven?’, ‘Wie gaat er voor mijn kleine zusje zorgen?’, ‘Wat moet ik later worden?’…
Té veel problemen voor hun smalle schouders, alleen in hun bed daar in het opvangcentrum.
Ze zorgen voor mekaar en “de andere”. Toen ik met één van hen het Brusselse Noordstation uit kwam, liep ik zoals gewoonlijk de bedelaars voorbij. Mijn pupil niet…, die draaide zich om en schonk van zijn 7 euro zakgeld één euro aan een bedelaarster. Ik besef plots dat het nooit in me zou opkomen om een zevende van mijn weekloon zo maar weg te schenken.
Van voogd tot ouder
Ik tracht zo veel mogelijk met hen te praten. Hen dingen te leren uit onze cultuur, zaken te verklaren, maar vooral ook te luisteren naar hun verhaal. Naar de manier waarop zij naar de dingen kijken, wat zij van thuis uit hebben meegekregen. Zelden heb ik zoveel warmte gevoeld. Respect naar anderen, respect voor ouderen, geven om, en delen met elkaar. Wat een fijne opvoeding hebben die jongens meegekregen! Ik weet dat het quasi onmogelijk is en velen van hen zijn overleden, maar ik zou zo enorm graag hun ouders ontmoeten en hen vertellen dat ze zo’n fantastische job hebben gedaan met de opvoeding van hun jongens. Dat ze hen zo veel hebben meegegeven.
‘De bewoners van het asielcentrum worden niet toegelaten’, klonk het in de bib.
Sommigen leren ontzettend vlug. Zo is er één van hen die pas in november vorig jaar is toegekomen en nu al Nederlandstalige boeken leest. Hij wil enorm vlug de taal leren “want dat is heel belangrijk als ik hier wil werken en wonen”.
Dus nam ik hem mee naar de plaatselijke bibliotheek om hem in te schrijven. Liep dat even fout. ‘De bewoners van het asielcentrum worden niet toegelaten als lid’, klonk het in de bib. Op mijn vraag naar de reden kreeg ik als antwoord dat de ontleende boeken niet (op tijd) werden terug gebracht. Als alle leden van de bib die boeken niet of te laat indienen, geen lid meer mogen zijn, is het boeken toe voor de bib, toch? Ik heb hem dan maar op mijn naam de boeken laten ontlenen. Mijn vertrouwen heeft-ie.
Een bankrekening openen om hun centjes op te plaatsen die ze als jobstudent of vrijwilliger verdienen. Dat duurt eindeloos lang en komt slechts in orde met heel veel over-en- weer. Nochtans kunnen zij, net zoals elke andere puber, niet onder een nul saldo gaan en hebben zij de nodige documenten… What’s the problem?
Not in my name
Toen ze voor het festival flyers gingen bussen, dan stopte er binnen de 10 minuten een politiecombi om hen te vragen wat ze aan het doen waren en om hun identiteit te controleren. Voor de zoveelste keer… Om een herhaling van dit incident te vermijden ging er dan een verantwoordelijke van het festival mee. Na enkele ogenblikken kwam er een fietser naar hen toe die vroeg of de dame in kwestie de jongens aan het tonen was waar ze konden inbreken. En da’s nog maar het topje van de ijsberg. Ronduit gratuite vijandigheid zonder enige aanleiding is meer regel dan uitzondering. Desondanks de mooie campagne en de leuke slogan ben ik op zulke momenten helemaal niet “ fier Vlaming te zijn” , integendeel, ik ben diepbeschaamd. Dit is niet “mijn” Vlaanderen, not in my name.
In de plaats van “over” de vluchtelingen te spreken, zouden meer mensen “met” vluchtelingen moeten gaan praten.
Er wordt momenteel zo veel gesproken over “die vluchtelingen”. Er is een stemmingmakerij aan de gang waaruit het humane helemaal is gebannen. Hoe arm kan je als mens worden? Ook gemakzucht is een boosdoener. In de plaats van “over” de vluchtelingen te spreken, zouden meer mensen “met” vluchtelingen moeten gaan praten. Drempels overwinnen en kennis maken, open staan voor het verhaal van anderen. Voor wie de stap te groot is of de drempel te hoog: ik ga graag met je mee om die deur te openen.
Om het met de Dalai Lama zeggen: ‘When you talk, you are only repeating what you already know, but when you listen, you may learn something new.’