Mensenrechten lijken een privilege voor wie op de juiste plek geboren is
“‘Hoe menselijk is een opsluiting van een achttienjarige weesjongen in 127Bis? ’
Lies Gallez leerde als leerkracht aan anderstalige nieuwkomers de achttienjarige Malinese vluchteling Omar kennen. Voor zijn uitzetting naar Duitsland door de Dublinprocedure, zat de weesjongen twee maanden vast in het gesloten centrum 127Bis. Lies zocht hem daar op.
© Lies Gallez
Ik maakte toevallig kennis met het gesloten centrum 127Bis in Steenokkerzeel. Omar werd er ongeveer een jaar geleden opgesloten voor een periode van twee maanden. In het officiële verslag stond dat hij zich verzet had tegen de Dublin-verordening. Dat betekent dat hij terug moest naar Duitsland waar zijn vingerafdrukken voor het eerst geregistreerd werden.
In de realiteit bleek dat die beslissing hem in het Frans was meegedeeld, een taal die hij leerde op zijn vluchtroute van Mali naar Libië in teken van overleving. De deur van de kamer waar hij toen was, deed een werknemer eerst op slot. In paniek weigerde hij het document te ondertekenen. Daarop waarschuwde iemand van de Dienst Vreemdelingenzaken de politie en werd hij opgepakt. Hij was toen achttien jaar. Zijn opsluiting was wettelijk geen enkel probleem.
Verstopt achter hoge struiken
Het is de eerste keer dat ik naar het centrum rij om er een oude gsm zonder camera af te geven - zijn smartphone hadden ze in beslag genomen. Achter hoge struiken duiken de dubbele omheining en camera’s op. Twee minuten later ook de bewakers, tralies voor de ramen, opstijgende en aankomende vliegtuigen en een imposante toegangspoort. Ieder kind dat dit ziet zou het woord “gevangenis” gebruiken.
© Lies Gallez
Om Omar te kunnen bezoeken in 127Bis moet ik een mail sturen met in de bijlage een kopie van mijn identiteitskaart en de volgende dag bellen om te vragen of mijn bezoek is goedgekeurd. Gelukkig is dat het geval. Slechts één uur per dag kunnen “de bewoners” (zoals het officieel is opgenomen in de Koninklijke Besluiten in het Belgisch Staatsblad) bezoek ontvangen.
De bezoekruimte voor 120 bewoners telt slechts negen tafels, een treurige 36 vierkante meter
Officieel heeft 127Bis een capaciteit van 120 bewoners, maar in de bezoekruimte staan negen tafels. Eén tafel is gereserveerd voor de bewakers. Ik stap de bezoekruimte af, zes op zes meter, een treurige 36 vierkante meter.
Identiteitskaart vs. lockersleutel
Aan het onthaal meld ik me aan voor mijn eerste bezoek. Mijn identiteitskaart ruil ik in voor een lockersleutel. In een kleine ontvangstruimte wacht ik met anderen. Buiten is het 27 graden. De zon staat hoog en nergens waren bomen. De deur naar buiten mag niet open. Even besluipt me het gevoel dat ook ik hier gevangen zit. Uiteindelijk mogen wij één voor één binnengaan. Ik open mijn genummerde locker en laat er al mijn bezittingen achter. Een flesje water mag ik niet meenemen. Gsm-kaarten, geld en sigaretten wel.
Ik loop door een metaaldetector. ‘Het is net zoals op de luchthaven’, zegt een bewaker. Het ding piept. Een paniekgolf trekt door mijn lichaam. Een mannelijke bewaker fouilleert me. Nochtans heb ik het recht en heeft 127Bis de plicht om dat door een vrouw te laten gebeuren, omdat ik een vrouw ben. Maar ik ben te zenuwachtig en bang om mijn bezoekrecht te verliezen, dus zwijg ik.
Hij steekt beleefd zijn hand uit, maar ik omhels hem lang genoeg tot zijn weerstand tegen deze zachtheid afneemt
In de bezoekruimte heerst een drukkende warmte. Er kan geen raam open. In een hoek, ingericht voor kinderen met puzzels, boeken en een kindertafel, staat een oude ventilator. De bewoners stromen toe. Daar is Omar. Hij draagt dezelfde kleren als bij zijn aankomst vijf dagen geleden. Hij steekt beleefd zijn hand uit, maar ik omhels hem lang genoeg tot zijn weerstand tegen deze zachtheid afneemt. Het klinkt zo stom om te beginnen met ‘Hoe gaat het?’, want al die tijd heeft hij niemand kunnen bereiken en wist hij niet wat er aan de hand was.
Geen vrijheid
Hij huilt niet, maar toch zie ik zijn verdriet. De oude gsm kreeg hij pas vandaag. Exact vier dagen nadat we het toestel aan het onthaal achterlieten. Exact drie dagen nadat Christel telefonisch bevestigde dat de zak klaarstond in haar kantoor en dat het allemaal nog een kwestie van overhandigen was.
© Lies Gallez
Wanneer er vliegtuigen boven je hoofd vliegen tot de tafels ervan daveren, lijkt small talk zinloos. Toch brengt het lichtheid in deze ruimte. Omar zegt dat hij het niet leuk vindt dat hij niet vrij is. Daardoor krijgt hij steeds moeilijkere gedachten die zijn slaap van hem stelen. Hij is ook een beetje blij, omdat hij mij ziet. We praten over school, over het eten, en over België. Ik maak drie woordenschatoefeningen met hem. In die fracties van schoolse aandacht lijken de zorgen even van zijn schouders te glijden. Ik druk hem op het hart dat hij slim is. Hij glimlacht beschaamd.
In die fracties van schoolse aandacht lijken de zorgen even van zijn schouders te glijden. Ik druk hem op het hart dat hij slim is. Hij glimlacht beschaamd
De bewakers staan op. Dit is het snelste uur van mijn leven. ‘We houden van jou’, zeg ik. Ik wrijf over zijn hoofd, ik weet niet waarom, misschien om zachtheid toe te voegen aan mijn woorden. Het moet snel gaan. De cipier naast ons draait geïrriteerd met zijn ogen. Omar wandelt weg, zwaait en verdwijnt met de anderen door een deur.
De mensenrechten vandaag
Aan het onthaal ruil ik mijn lockersleutel opnieuw voor mijn identiteitskaart. Het liefst wil ik hier nooit meer terugkomen. Toch zal ik er twee dagen later opnieuw staan om Omar te zien. In de tussentijd koop ik het boek ‘De Universele Verklaringen van de Rechten van de Mens’ met een beklijvend voorwoord van Farah Karimi. Vooral artikel 5 blijft me bij: Niemand zal onderworpen worden aan foltering, noch aan een wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.
Ik vraag me af hoe menselijk de opsluiting van Omar, een achttienjarige Malinese weesjongen, is. Ik zoek het woord “humaan” op en lees: Met respect voor de menselijke waardigheid. Ik aarzel, staat de universele geldigheid van mensenrechten vandaag meer dan ooit onder druk? En wat als onmenselijkheid de norm wordt voor het volgen van een rechtssysteem? Worden mensenrechten op die manier een privilege voor zij die per ongeluk op de juiste plaats en op het juiste moment geboren zijn, voor zij die geen vluchteling, asielzoeker of transmigrant zijn? En wat dan, laten wij dit zomaar gebeuren?