“‘Afscheid van Iran. Leve Vietnam’
Ons Iran-verhaal zit er al een tijdje op. In juni namen we in Teheran het vliegtuig richting Saigon en kwamen met ons volledige bezit aan - drie koffers, twee trekrugzakken en twee gewone rugzakken - in de hectische en vochtige metropool van ons nieuw thuisland. Het circus arriveerde voor een volgende vertoning.
Het afscheid van Sami’s familie was heel emotioneel geweest. Mama en zus vielen een drietal dagen voor ons vertrek stil, de motor compleet afgezet. Als vieze motregen waren stilte, somberheid en een bedrukte sfeer neergedwarreld in het huis van de ouders. Golam, Sami’s papa, maakte opvallend minder grapjes de dagen voor ons vertrek. Mijn opwinding over ons nakend vertrek en het vooruitzicht naar Zuidoost-Azië te trekken hield ik stilletjes voor mezelf, het was compleet misplaatst. De dag van het vertrek huilde iedereen, zelfs de papa. Hij hield zich de gehele dag sterk, totdat de motor van de taxi aansloeg. Dan niet meer.
De taxichauffeur die ons kwam halen - een stevig gebouwde Perzische vijftiger met grote snor, stijlvol gekleed, twee vingers versierd met knotsen van ringen (een firuzé en een robijn) - zag de situatie snel in. Een familie in rouw, ingepakte koffers, tassen, rugzakken, een huilende dochter, treurende ouders en een rit naar het busstation. Veel families in Iran hebben een tak in het buitenland. Het Iraanse volk heeft na de revolutie een grote diaspora beleefd en verdriet hoort daar nu eenmaal bij.
Veel families in Iran hebben een tak in het buitenland. Het Iraanse volk heeft na de revolutie een grote diaspora beleefd en verdriet hoort daar nu eenmaal bij.
Zus Sohella ging mee naar het busstation waar we de bus naar Khomeini International Airport namen. De sfeer in de auto was troosteloos, enkel onderbroken door radiomuziek en een telefoongesprek dat onze chauffeur voerde - ik dacht met een collega, waarschijnlijk over een nog af te halen klant. De man stelde een paar vragen maar vroeg niet door, hij liet ons treuren. We kwamen aan, laadden uit en begaven ons met zware voeten naar het perron. De zusjes huilden nog na, wensten elkaar het allerbeste en beloofden elkaar terug te zien binnen het jaar. Het ziet er naar uit dat dit realiteit wordt want in juni gaan we terug naar Iran.
Sami was neerslachtig en dus was het opmerkelijk dat ze al in de busrit naar de luchthaven het vertrek kon kaderen in de belofte die we onszelf hadden gemaakt. We gingen elke twaalf, maximaal achttien maanden een drietal weken naar Iran trekken, ongeacht waar we ons op de aardkluit mochten bevinden. Haar ouders werden er niet jonger op en ik was nu eenmaal gek op de familie, het land en de bevolking. Tot onze verrassing hadden we ontdekt dat reizen tussen Iran en Vietnam heel eenvoudig was, Etihad Airways bood goedkope tickets van Saigon naar Teheran aan. De belofte die we maakten paste volledig bij onze levensvisie waarin we onszelf bewust ontheemden en zelfs België bekeken als een vakantieland, enkel om vrienden en mijn familie te bezoeken.
Hoofdstuk Da Nang
Da Nang is een welvarende stad, Japans en Koreaans geld zijn daar medeverantwoordelijk voor. De spuwende Dragon Bridge toont die zakelijke vastberadenheid.
© MO*/Jonas Van Weerst (Da Nang, september 2016)
In de busrit naar de nationale luchthaven van Iran trad het tweede hoofdstuk van ons meesterplan in werking, we gingen naar Vietnam om er te werken. Ik ging een oude droom van me beleven, Engelse les geven aan Aziatische jongeren. Sami ging iets doen wat voor ons in België onmogelijk was, een Iraans eethuisje openen en haar kooktalenten etaleren voor de locals en de expats in onze nieuwe omgeving.
Saigon was te warm, te vochtig, het weer te grillig. De dertig graden overdag waren te doen, de atmosferische compagnon van die hoge temperatuur was dat niet. Zeventig procent luchtvochtigheid zuigt je leeg. Elke keer dat je een voet buiten de constant met airco gekoelde ruimtes zette, kreeg je een natte doek om je heen geslingerd. Het gevolg was een constante zweterij, de spreekwoordelijke sauna was nooit veraf. Bovenop die bekruipende vochtigheid regende het nog eens elke dag. Een paar uurtjes, van douchestralen tot plenzende spetters, op zich wel aangenaam. Die paar uurtjes opengezette hemelsluizen zetten echter de trottoirs, de wegen, de motorbike en alles rondom je in dik, warm vocht.
Neen, onze eindbestemming was Da Nang, de stad waar we vorig jaar verliefd op waren geworden. Da Nang had het allemaal; kuststad aan de Stille Oceaan, centraal gelegen in Vietnam, een kleine internationale luchthaven die midden in de stad lag (je kon er met de motorbike naartoe), een naar Vietnamese normen laag inwonersaantal (één miljoen mensen) en omringd door bergen, jungle en meren.
Vlakbij lag het schattigste - en meest toeristische - stadje van Vietnam: Hoi An. Hoi An is voor velen een droombestemming. Gezellig, romantisch, charmant. Een stadje op vier kilometer van de kust, verbonden met die Zuidzee door rijstvelden, een rivier met tientallen aftakkingen en talrijke waterplassen. De stad wordt ook de Hoofdstad van de Kleermakers genoemd en met vijfhonderd gevestigde kleermakers op een bevolking van ongeveer honderdduizend mensen is het een groot festijn voor mensen die zich een nieuwe en betaalbare garderobe wilden aanschaffen.
Verstoorde plannen
Beeld vanuit Son Tra eiland. In november is het prachtig weer, een mens dient zich nog in te smeren.
© MO*/Jonas Van Weerst (Da Nang, november 2016)
Het draaiboek dat we voor ogen hadden was zo klaar als een klontje: verhuizen naar Da Nang, drie maanden relaxen, de kat uit de boom kijken, de aap uit de mouw zien komen, lekker niets doen en dan vijf weken rondtrekken in Indonesië. We kochten spotgoedkope tickets naar Jakarta om de trouw van een vage kennis van Sami bij te wonen.
Het meisje was begin september in de Indonesische hoofdstad getrouwd en had ons in juni pardoes uitgenodigd op haar trouwfeest, we gingen een van de achthonderd gasten zijn. Dat paste lekker in ons schema. Na ons luilekkerleven gingen we een huis - en ik werk - zoeken, een motorfiets kopen, een locatie voor ons restaurantje vinden, ondertussen de stad verkennen en uitstapjes in de wijde omgeving maken.
Het liep anders.
Wat gebeurde er? Niets speciaal. Da Nang deed zijn ding, legde de mechanismen waarop we verliefd werden bloot en de stad bedankte ons gracieus met al zijn mogelijkheden en kansen door die zomaar in onze schoot te werpen. Werk, huis, vrienden, Da Nang bood het ons allemaal in een oogwenk aan zonder dat we er iets speciaal voor moesten doen. Zo marcheerde het dus, een stad met mogelijkheden.
Andere tijden
Portret van een meisje met hond en brommer.
© MO*/Jonas Van Weerst (Da Nang, september 2016)
Tussen de periode waarin ik als jongere man met mijn rugzak door Zuidoost-Azië trok en vandaag waren een aantal zaken veranderd. Een job en een woning zoeken was ontelbaar keer makkelijker geworden. Het internetcafé bestond niet meer, alles en iedereen was en had nu draadloos internet zodat informatie over alles constant aanwezig is. Facebook bestond in mijn rugzakperiode nog niet, nu was het een niet meer weg te denken informatiebron over je nieuwe woonplaats.
Sami en ik werden lid van de Facebook-groep van onze nieuwe stad, die was gecreëerd om alle inwijkelingen gerieflijk aan allerhande nuttige dingen te helpen. Van motorfietsen en strijkijzers te koop, tot hulp naar de zoektocht voor een specifieke shampoo, en meteen ook een verkapte immobiliënsite en een volwaardig interimkantoor. Reclame maken voor je zaak mocht, zolang je niet overdreef. De Australische Da Nang-veteraan en beheerder van de groep maakte je anders met behulp van satire, cynisme en ironie met de grond gelijk.
Tijdens mijn kop groene thee was ik aan het onderhandelen met een recruteringsverantwoordelijke van een talencentrum en na het avondeten had ik twee jobs.
Op die groep schreef ik dat we een woning zochten en voilà, zowel de buitenlanders als de immobiliënkantoren bedolven ons met voorstellen. Een dag later schreef ik dat ik een gediplomeerd leraar was, met een korte uiteenzetting van al mijn diploma’s en mijn leservaring. Het duurde welgeteld een uur vooraleer het werk zich letterlijk kwam aanbieden op mijn laptop. Tijdens mijn kop groene thee was ik aan het onderhandelen met een recruteringsverantwoordelijke van een talencentrum en na het avondeten had ik twee jobs. We rolden er met andere woorden in.
Van het kwam het ander, ik babbelde me nog een aantal talencentra binnen terwijl we ons in een nieuw appartementje installeerden. Het razendsnelle tempo waarbij alles in zijn plooien viel kwam grotendeels door mij. Drie maanden ontspannen was het initiële plan en dat plan impliceerde dat we al die tijd geld gingen uitgeven zonder dat er iets binnenkwam. Van dat idee werd ik zenuwachtig. We knabbelden beetje bij beetje ons bijeen gespaard kapitaal op en bij elke te betalen waarborg, elke rekening in de supermarkt en elk restaurantbezoek werd ik nerveuzer en nerveuzer. Ik vond dat er geld moest binnen vloeien en daarop begon ik voorzichtig mijn tast-tocht naar werk. Wist ik veel dat het in Da Nang zo ongecompliceerd zou zijn.
De leerlingen van een van mijn klassen, elementary English.
© MO*/Jonas Van Weerst (Da Nang, september 2016)
Voor Sami liep het evenzeer van een gladleien dakje. Sami is een gediplomeerd schoonheidsspecialiste en ze liet dat terloops vallen op het Facebookforum. Een storm van positieve reacties en aanvragen voor de meest diverse schoonheidsbehandelingen waren het gevolg. We hielden het niet voor mogelijk, dit was toch het land van de spa’s, van de massages en van de gelaatsverzorging?
Blijkbaar hadden de westerse dames in Da Nang reserves om bepaalde behandelingen te laten uitvoeren door de Vietnamese schoonheidssalons. Die westerse dames liepen daarom storm voor de Iraans-Belgische schoonheidsspecialiste die in België was opgeleid en haar specialisaties had in waxing, epilatie en threading, een techniek waarbij men haartjes verwijdert met een dun touwtje. Sami bouwde in geen tijd een klantenkring op, de dames bleven allemaal terugkomen. Een ondernemersklimaat, het was iets nieuw voor ons.
Het verlaten van de beschermende, plezante cocon rondom een kabbelend leven geeft je een kick.
Ons leven als een gierende achtbaan
Het voordeel van dat stimulerend ondernemersklimaat en vooral van de lage levenskost was dat we met weinig werken het leven grotendeels konden bekostigen. Het nadeel was dat ik elke dag werkte, vrijdag- zaterdagavond en een tijdje zelfs zondagochtenden en -avonden inbegrepen, niet meer dan tweeënhalf uur per dag. In Vietnam is alles vijf tot zes maal goedkoper, dan kom je tot de slotsom dat je hier op een leuke manier kan leven met minder werken.
Meer niets doen? Toch niet helemaal. Van halftijds werken tuimelden we in ons restaurant-verhaal en dat hield in dat we leveranciers voor onze Iraanse ingrediënten gingen zoeken, vonden en vergeleken (om die reden gingen we zelfs eens op en neer naar België), dat we de juridische en boekhoudkundige kant van het oprichten van een zaak in Vietnam exploreerden en dat we keukenspullen voor een professionele horeca-keuken dienden aan te kopen.
Ondertussen maakten we nog eens vrienden, trachten we te ontspannen en gingen we heel af en toe aan die immer aanwezige Zuidzee liggen. Meer niets doen was nog nooit zo veraf.
Da Nang ligt naast een schiereiland (Son Tra) en is omgeven door jungle en bergen. Het is een propere stad, getuige de uitstekende luchtkwaliteit.
© MO*/Jonas Van Weerst (Da Nang, september 2016)
Waarom deden we het dan? Om dingen te doen die in België heel moeilijk voor ons waren, bijvoorbeeld een eigen zaak uit de grond stampen. Om onszelf uit de veilige comfortzone te duwen waar zoveel mensen zo druk mee bezig zijn die rond zichzelf te spinnen. Om iets te doen wat ik mezelf een jaar geleden in de verste verte niet zag doen.
Het verlaten van de beschermende, plezante cocon rondom een kabbelend leven is spannend, dat verzeker ik iedereen. Onze wandeling, weg van de cocon, voelde aan als in het voorste karretje van een achtbaan zitten.
Wanneer je in dat karretje de kleine krul van de acht in een razend tempo omhoog raasde kreeg je een kick van jewelste. Je deed immers iets waarbij je heel wat vaardigheden moest gebruiken die (te) lang in de schaduw van je gebruikelijke rolletje lagen te verroesten. In ons geval openden we een restaurantje in een Zuidoost-Aziatisch land, dat vereiste een hoop slagvaardigheid.
De negatieve kant van die roetsjbaan was het moment dat ons karretje naar beneden suisde, dan genereerden we heel wat stress. Want laat dat duidelijk zijn: we hebben het ons al een paar keer beklaagd. Niet onze Azië-trip - verre van - wel het uit de grond stampen van een eethuisje in een land als Vietnam. We wisten dat dit zou betekenen dat we de handen uit de mouwen moesten steken. Daarop waren we voorbereid. Het constante onderhandelingsproces over geld met de Vietnamezen eiste daarentegen wel zijn tol.
Vietnam is een arm land en vele Vietnamezen zien ons als rijke westerse ondernemers. Iets wat we niet zijn, alhoewel dat relatief is uiteraard, vertel dat eens aan een Vietnamese barman die 0,6 dollar per uur verdient, het gemiddelde loon in de sector. Het gevoel waarbij je denkt dat iedereen een deel van je koek wil, overmeesterde ons regelmatig. Dat bleek een ‘normaal’ gevoel te zijn, vele buitenlanders krijgen het in Vietnam. Eigenaardig hoe de westerse buitenlanders in Da Nang zich etiketteerden als expats en wanneer een Afghaan naar Europa immigreert we de man een ‘immigrant’ noemen.
Eigenaardig hoe de westerse buitenlanders in Da Nang zich etiketteerden als expats en wanneer een Afghaan naar Europa immigreert we de man een ‘immigrant’ noemen.
De achterdocht bleek in het overgrote deel onterecht. We moesten opletten maar opgelicht werden we nooit. Integendeel, de vriendelijkheid van de Vietnamezen verraste ons keer op keer. We kwamen van Iran waar de bevolking vriendelijkheid en generositeit tot edele kunsten had verheven. We dachten dat we ons moesten aanpassen, dat het een breuk ging zijn, van verhevene vriendelijkheid naar een hard onderhandelingsspel. Hoger getilde gewiekstheid als hoeksteen van relaties. Niets van dat.
Vietnamezen moesten in geen enkel sociaal aspect onderdoen voor Iraniërs. Dagelijks kregen we oprechte vriendelijkheid en gezonde curiositeit naar ons hoofd geslingerd. Dingen die ik niet voor mogelijk achtte kreeg ik gratis en voor niks. Onze aannemers deden veel meer dan we waren overeengekomen. Toen ik hen daarvoor wilde betalen was daar geen sprake van.‘You’ve already paid’ or ‘No,no, it’s a gift, you’re my friend’.
Een probleem dat zich in de nabije toekomst gaat stellen, zijn de brommers van onze gasten. We hebben geen parkeerplaats voor onze deur. Onze buurman stelde ons gerust, alle buren gingen wel een deel van hun stoep ter beschikking stellen. ‘No worry, you happy, we happy.’
Een reclamejongen op weg naar zijn werk. Hoogstwaarschijnlijk prijst hij een of ander product op een drukbevolkte plaats aan.
© MO*/Jonas Van Weerst (Da Nang, september 2016)
De af en toe opspelende spijt van ons restaurantplan en de daarbij horende stress hadden welgeteld drie weken vrij spel, de tijd waarin we de meeste onkosten maakten en de nodige aanpassingen lieten uitvoeren om van ons huisje een eethuisje te maken.
Onze twee werkmannen - kunstenaars van opleiding, aannemers in de praktijk – amuseerden zich die tijd door lustig kunstige terrastafels te maken, een modieus barelement in elkaar te lassen en ons huis eigenzinnig in te kleden. Ons pronkstuk is een heuse binnen-kruidentuin, in het midden van onze living/eetzaal. De kruiden groeien wel niet maar het blijft een paradepaardje waarmee we uitpakken bij elk bezoek.
Ach, het spinnen van onze nieuwe cocon zal goed uitdraaien, daar zorgen de toegenegen Vietnamezen wel voor.