“‘Cumhuriyetproces: Arthur en de anderen’
Op de tweede dag van het Cumhuriyet-proces in Istanboel duurde de zitting tot elf uur in de nacht. De getuigenissen en verdedigingen van de beklaagden werden grimmiger, de hoop op een fair proces slonk. Hoe langer hoe meer blijkt dat de 370 pagina’s bewijslast van de aanklacht je reinste absurditeit zijn. Een stand van zaken, aan het begin van de derde procesdag.
De tweede procesdag werd grimmiger dan de eerste. Tijdens de eerste dag bleven de beklaagden beleefd. Maar de vermoeidheid, het gebrek aan eten, de hitte in de bomvolle zaal eisen hun tol.
We noemen hem Arthur. Nog voor er iemand op het ontbijtterras verschijnt heeft hij al post gevat op de balustrade. Hij is groot en snel. Voor je het weet is hij met een stuk ei, of kaas, of een broodje weg.
Ik heb al half mijn notities van de procesdag van gisteren doorgenomen als Maria Emilia, PEN Voorzitter uit Zwitserland, mij aan het ontbijttafeltje vervoegt. Ze klaagt dat ze deze ochtend in de spiegel keek en zag dat ze geweldige wallen onder de ogen had. Ik zag hetzelfde, deze ochtend, in mijn spiegel. Misschien komt het door de vochtige hitte die zelfs ’s nachts niet wijkt, misschien door een gebrek aan slaap in deze stad die nooit slaapt, en door de opwinding en emoties die het Cumhuryiet-proces, waarvoor we hier zijn, opwekken.
‘Of het komt omdat we zoveel naar dit kleine schermpje zitten te staren’, zegt Maria Emilia, ‘Dat is echt niet gezond.’ Ze wijst naar haar smartphone, waarop we om de haverklap berichtjes binnen krijgen zolang de zittingen doorgaan. Gisteren was dat tot elf uur ’s avonds. Daarom is er vandaag, om negen uur, nog bijna niemand aan het ontbijten. De mensen van onze groep, vertegenwoordigers van diverse mensenrechtenorganisaties, proberen wat te recupereren, het proces hervat vandaag pas na de middag.
Als Maria even weg is om koffie bij te tanken en ik weer naar mijn schermpje staar om de laatste updates van gisteren te bestuderen, is Arthur de meeuw met Maria’s kaas weg.
Arthur de meeuw
Grimmig
De tweede procesdag werd grimmiger dan de eerste. Tijdens de eerste dag bleven de beklaagden beleefd. Maar de vermoeidheid, het gebrek aan eten, de hitte in de bomvolle zaal eisen hun tol. Sommige beklaagden blijven netjes de beschuldigingen weerleggen. Soms is de aangehaalde bewijslast zo absurd dat ik onwillekeurig in lachen uitbarst. Om 12.15 zegt een van de getuigen: ‘De Fetö-verdachte die ik gebeld heb was een pittarestaurant in Ankara. We hebben daar op een avond platte broden besteld.’
Het wordt hoe langer hoe meer duidelijk dat het 370 pagina’s tellende dossier van de aanklacht gevuld is met complete onzin.
370 bladzijden bevat het dossier van de aanklacht tegen de 17 medewerkers die ervan verdacht worden banden te hebben met terreurorganisaties en terreuraanslagen te hebben gesteund. En het wordt hoe langer hoe meer duidelijk dat die pagina’s gevuld zijn met complete onzin. Opmerkingen over de redactionele lijn van het blad die veranderd zou zijn, over financiële transacties die niets met terreuractiviteiten te maken hebben, titels van reportages die erop zouden wijzen dat de redactieleden meewerkten aan de voorbereiding van de couppoging van vorige zomer, ook al waren die artikels gepubliceerd voor de datum waarop, volgens hetzelfde dossier, de coup werd voorbereid, en ook al was het artikel zelf net een waarschuwing tegen mogelijke gevaren vanuit Fetöhoek.
Meer dan tachtig mensen werden gevolgd, hun stappen nagetrokken, hun bankrekeningen ingekeken, om bewijsmateriaal te verzamelen tegen de beklaagden. Sommigen van hen waren nog kinderen, anderen vrouwen die al meer dan twintig jaar gescheiden waren van de journalist in kwestie.
Het rapport blinkt uit in, wellicht bedoelde, onzorgvuldigheid. Een van de verdachten krijgt in de aanklacht vier verschillende functies binnen de krant toegeschreven.
Meer en meer gaan de beklaagden in hun getuigenis zich ook richten op de wijze waarop het dossier is samengesteld. Het is opgesteld in een Turks dat zo ongrammaticaal is dat het soms onduidelijk is wat de beschuldiging nu net inhoudt. Een van de verdachten leest de vier paragrafen voor die tegen hem gericht zijn, kijkt rond en zegt dan: ‘Ik lees hier niets dat wijst op een misdaad.’ Het rapport blinkt uit in, wellicht bedoelde, onzorgvuldigheid. Een van de verdachten krijgt in de aanklacht vier verschillende functies binnen de krant toegeschreven. ‘Ik weet niet eens wie ik volgens de aanklacht ben.’
Er is heel wat te doen over de expert die het rapport heeft samengesteld. In principe is er een lijst van experten die aan een proces toegewezen kunnen worden, maar deze expert staat niet op de lijst. Het zou gaan om een jonge IT-ingenieur met een duidelijke voorkeur voor de regeringspartij.
Sommige van de verdachten gaan in hun verdediging de confrontatie aan en noemen een kat een kat: ‘Niemand gelooft dat Cumhuryiet banden heeft met Fetö of met welke andere terreurorganisatie ook. Ik denk dat zelfs de openbare aanklager dit niet gelooft. Wij staan terecht omdat we kritisch zijn tegenover de regering.’
‘Hoe kan je chaos voorkomen in een maatschappij waar de gerechtigheid weg is?’
Sommige verdachten spreken de veronderstelling uit die Maria Emilia en ik gisteren niet luidop wilden benoemen: dat al lang is beslist wat het vonnis moet zijn. ‘Dus wat zal de uitkomst zijn?’, zegt een beklaagde in de vroege namiddag. ‘Wat zal er gebeuren als ze een vonnis vellen dat niet in de smaak valt? Worden ze verondersteld een vonnis te vellen dat (de regering) zal bevallen? In dat geval: op wat en wie kunnen wij, beklaagden, dan nog vertrouwen? Hoe kan je chaos voorkomen in een maatschappij waar de gerechtigheid weg is? ‘ en hij vervolgt met: ‘Mensen hebben het recht om moedig te zijn. En ik zal dat recht uitoefenen.’
Ik moet denken aan het gesprekje dat ik voor het ontbijt had met Lale, de eigenares van het hotel waar we met z’n allen verblijven. Ik had haar gevraagd waarom er zo weinig mensen aan het ontbijten waren en ze had gezegd: maar het proces begint pas laat vandaag, niet? Het verbaasde me dat ze zo goed op de hoogte was. Algauw bleek dat we niet toevallig in dit hotel gehuisvest zijn. Het was een ons kent ons verhaal. Lale is maar al te blij dat ze ons kan steunen, ze bood de kamers ook aan haar goedkoopste prijzen aan.
Ze is 54. ‘En ik heb in mijn leven al vier staatsgrepen meegemaakt, kan je je dat voorstellen? Zo goed als elke tien jaar een. Wat een land. Maar we zijn geduldig. En omdat we geduldig zijn, geloven we erin dat er een grote verandering op komst is. De Gezi-protesten van enkele jaren geleden waren het begin. Ze werden hard de kop ingedrukt waardoor we niet voldoende konden groeien.’
‘Maar hoe onrechtvaardiger de situatie wordt, hoe sterker ook wij worden. Het punt is: wij houden van dit land. Het is niet zomaar dat we dit land graag hebben, we houden ervan. Vrienden van mij vertrekken naar het buitenland maar ik zou hier nooit willen vertrekken, geen minuut denk ik daaraan. Ik wil hier blijven en voor mijn land vechten.’