Van Caïro tot Aswan: mijmerend door Egypte
“‘Baba Dool: de magie van thuiskomen op een vreemde plek’
Als wereldblogster Patricia in Aswan aankomt, is ze ontgoocheld: waar is de rustige stad waarover ze las in de reisgids? Maar als ze ’s avonds onder de wol kruipt, is er weer die magie van het reizen: ze voelt zich thuis op een plek die ze nooit eerder bezocht.
Het dorpsplein op Aswan eiland, vlakbij Baba Dool
Patricia Campailla
In een oude reisgids las ik dat er in Aswan een rustige, relaxte sfeer heerst. Als Sallam enthousiast ‘Welkom in Aswan!’ roept terwijl hij zijn auto door het hectische verkeer laveert, kijk ik beduusd om me heen: Aswan is allesbehalve rustig en relax. Het liefst van al zou ik meteen rechtsomkeer maken naar Luxor. De komende vier dagen lijken opeens een eeuwigheid.
Wereldblogger Patricia reisde eind 2019 met een Belgische vriend en Caïreense vriendin per trein van Caïro naar Luxor en Aswan. Met haar taalleraar Sallam als gids leerde ze in het Arabisch over het Oude Egypte. Wat haar het meest bijbleef, was het hechte sociale leven van de Egyptenaren vandaag, het flexibel omgaan met de tijd en de (h)eerlijke keuken gebaseerd op lokale ingrediënten.Aswan ligt net als Luxor aan de oever van de Nijl en daar lijkt de vergelijking op te houden. Onze bed & breakfast ligt op een eiland. We kregen de instructie om een ferry te nemen aan Kentucky Fried Chicken. Ik bedoel maar, Kentucky… Sallam draait zijn raampje open en ontbloot zijn witte tanden terwijl hij naar een andere chauffeur roept: ‘Hey pasha! Welk nieuws! Moge Allah je zegenen! Weet je soms waar de ferry van Kentucky is?!’. De pasha geeft enkele aanwijzingen, we zitten op de goede weg.
Een zitje op de ferry
‘Het is een regel, begrijpt u. Vrouwen mogen niet bij de mannen zitten.’
Aan onze rechterkant doemt een grote rood-witte neonreclame op met het gezicht van een rare, Amerikaanse man. We stoppen aan de kant van de weg, nemen vlug onze koffers en rugzakken uit de auto en spreken af dat we Sallam later contacteren. Hij heeft nog geen idee waar hij zal slapen. ‘Misschien in de auto’ lacht hij, maar ik zie dat hij toch hoopt op een betaalbaar bed en een douche.
We dalen de trappen af naar de aanlegplaats van de ferry’s. De boten zijn iets groter dan in Luxor en eenvoudiger gedecoreerd. Nu ik niet langer in Luxor ben, besef ik pas hoe die plek mijn hart veroverd heeft! We hebben geluk, een ferry staat op het punt te vertrekken, we nemen alle drie plaats aan de linkerkant van de boot. Maar dat mag niet: de bootsman vraagt mij en Youssra vriendelijk doch beslist om plaats te nemen aan de rechterkant van de boot. ‘Het is een regel, begrijpt u. Vrouwen mogen niet bij de mannen zitten.’
Gedwee doen we wat de man vraagt. Op dit moment kan het me weinig schelen waar ik zit, al snap ik het niet: van hieruit hebben we een beter zicht op de mannelijke passagiers. Ik kijk met een engelengezicht naar de vrouwen met hijab of niqab rondom mij: ze kijken met engelengezichten terug. Wat zouden ze denken? Van ons? En van de regel?
Het eiland gezien vanop de corniche van Aswan
Patricia Campailla
Op wieltjes door het zand
De overtocht duurt iets langer dan vijf minuten. Net lang genoeg om de rivier zijn werk te laten doen: terwijl ik over het water uitkijk voel ik me rustig worden. De mensen hier verraden dat we steeds dieper het Afrikaanse continent binnendringen: de gezichten zijn nog donkerder dan in Luxor, neuzen en monden zijn Afrikaans getekend. Ook de mode verschilt: de vrouwen dragen hun hoofddoeken anders en velen dragen gewaden bedrukt met vrolijke patronen.
Als we op het eiland aanmeren halen we Google Maps erbij: van de aanlegsteiger is het minder dan een kilometer stappen naar Baba Dool, onze eenvoudige bed & breakfast. Mijn koffer is groot en loodzwaar: eerder dit jaar had ik te weinig kleren mee naar Jordanië, dus heb ik besloten om nu mijn halve kleerkast mee te nemen. Aangezien Werner en Youssra hun eigen bagage hebben en Sallam er niet is, mag ik eigenhandig mijn halve kleerkast de boot uit en de trappen op naar boven sleuren. Boven blijkt er enkel een zandweg te zijn, de wieltjes van mijn goedkope koffer protesteren. Om de hoek zal wel een voetpad of asfaltweg zijn, toch?
Tussen de bouwvallen slingeren zich zandpaden in verschillende richtingen. Volgens Google zijn we er bijna!
Al gauw begint het me te dagen: dit eiland heeft geen straten zoals ik dat gewend ben. Geen straten met asfalt of ongelijke klinkers. Zelfs geen asfalt met gaten en bulten. Geen voetpaden met hoge randen waar het vuil zich ophoopt. Dit eiland is niet gemaakt om kleerkasten op wieltjes doorheen te sleuren. Op dit eiland staan eenvoudige huizen. En de ruimte tussen de huizen wordt opgevuld door fijn zand.
Ik voel me zoals een verwende Amerikaanse toeriste uit een B-film die op hoge hakken en in mantelpakje aankomt in de woestijn. Ook al draag ik sportschoenen en jeans en zie ik er allesbehalve glamoureus uit, toch voel ik me even onnozel. Terwijl ik de paarse koffer door het zand sleur, maak ik in mijn hoofd een lijstje van alle dingen die ik volgende keer niet zal meenemen.
We komen aan bij een grote open ruimte in het dorp: een verzameling van ingevallen huizen met hier en daar hoopjes afval en een verloren geit. Tussen de bouwvallen slingeren zich zandpaden in verschillende richtingen. Op een van de zandhopen staat een afgeknakte palmboom. Volgens Google zijn we er bijna!
Aankomst bij de B&B
Patricia Campailla
De magie van thuiskomen op een vreemde plek
Een turkooisblauwe deur met een klein raampje staat tegenaan, we duwen de deur open en dalen een trapje af. Dit wordt onze biotoop voor de komende vier dagen. Op dit ogenblik beseffen we het nog niet, maar we beleven één van die magische momenten die je alleen ervaart tijdens het reizen: het moment van zoeken en verwondering, het moment van de eerste keer door straten wandelen zonder te weten wat zich achter de volgende hoek bevindt, het gevoel van vervreemding, een lichte bezorgdheid misschien, zal het hier wel leuk zijn?
Een uur later is een vreemde kamer mijn thuis geworden: kleren hangen en liggen her en der verspreid, op het nachtkastje staan mijn spullen, en nadat ik snel even de properheid van de lakens heb gecontroleerd draagt het bed reeds de sporen van mijn lichaam. De vreemde kamer is nu doordrongen van mijn DNA.
Als we plots de open ruimte met de ingevallen huizen en afgeknakte palmboom zien slaken we blij een kreet: ‘Yes! We zijn er!’.
Als we, weer een uur later, terug door de straten stappen en huizen en mensen herkennen, gebeurt er opnieuw iets magisch: we beginnen ons thuis te voelen op een plek die we voorheen nog nooit bezocht hebben. Zo gaat dat tenminste bij mij: ik rol heel makkelijk van vervreemding en verwondering in een soort overgave en aanvaarding van de nieuwe omgeving waarin ik mij bevind. Als ik dat gevoel heb, weet ik: het komt goed! Al gauw zal ik houden van deze zanderige straten waar geen auto’s rijden en waar mens en dier in alle rust kunnen rondlopen.
Wanneer Youssra en ik laat diezelfde avond terugkeren van een fastfoodmaaltijd aan de drukke corniche van Aswan, verdwalen we door de schaars verlichte zandstraten van het eiland. Af en toe komt een donkere schim ons tegemoet, we zeggen met gedempte stem ‘Essalaamu aleikum’.
Tevergeefs proberen we huizen te herkennen en pogen we op gevoel onze bed & breakfast te vinden. Als we plots de open ruimte met de ingevallen huizen en afgeknakte palmboom zien slaken we blij een kreet: ‘Yes! We zijn er!’.
Thuiskomen: een warm gevoel dat je overal ter wereld kan overkomen. Ik wens Youssra welterusten en als ik een halfuur later mijn telefoon op stil zet, blijft van het beduusde gevoel dat ik had bij het binnenrijden van Aswan helemaal niks meer over. Samen met een paar gigantische muggen op de witgekalkte muur val ik in slaap, benieuwd naar welke verwondering de morgenstond zal brengen.