Een terreuraanval, communicatieoorlog en dreigende humanitaire ramp in West-Afrika
“‘Bloederige kerst in Burkina Faso’
Wereldblogster Mien De Graeve vierde kerstavond in Burkina Faso bij vrienden, maar het zou geen vredige avond worden. Die nacht vielen in Arbinda meer dan honderd doden bij een terroristische aanval op een legerbasis. Tachtig doden aan de kant van de terroristen, zeven militairen en 35 burgers. Het Burkinese leger lijkt eindelijk wat successen te boeken, maar een humanitaire ramp dreigt.
Een veemarkt in de Sahel. ‘Het populisme dat ook de rest van de wereld voortdurend onveiliger maakt, tiert welig in de Sahel.’
© Mien De Graeve
We vierden kerstavond bij vrienden in Koubri, 45 kilometer buiten de hoofdstad Ouagadougou, aan de oevers van een van Burkina Faso’s barrages. We zaten onder de sterrenhemel, met een lekkere maaltijd die we samen hadden klaargemaakt en een paar goede flessen wijn.
Naarmate de avond vorderde, moesten we een pullover bovenhalen. Ook in de Sahel zijn de winternachten kil, en het contrast met de zonnige droge hitte van overdag is verrassend groot. Het was een mooie avond, vol klein geluk en warme vriendschap.
En toch hing er een schaduw over ons samenzijn. Het nieuws sijpelde langzaam door: in Arbinda, in het noorden van het land, waren tijdens de aanval op een militaire basis tachtig terroristen gedood.
Dat nieuws werd meteen gevolgd door luid gejuich voor de FDS, de verdedigings- en veiligheidsdiensten, overal op sociale media. Het officiële communiqué van de stafchef van het leger liet verstaan dat er jammer genoeg ook zeven militairen sneuvelden, en bevatte verder een vage regel over burgerslachtoffers.
Toen enkele uren later bekend raakte dat er ook 35 burgers stierven, vooral vrouwen blijkbaar, vermoord terwijl ze onderweg waren naar een waterput, kondigde de president twee dagen van nationale rouw af.
Patriot of vijand
Het dodental van de kerstnacht liep zo op tot 122.
Het is erg moeilijk om in te schatten of dat cijfer correct is. Het wordt tout court steeds moeilijker om de informatie over verliezen en overwinningen, of over het profiel van daders en slachtoffers, juist in te schatten. De oorlog die hier wordt uitgevochten, is ook een communicatieoorlog, naast een akelige mix van banditisme, jihadisme, etnische hoogspanning en opstand tegen de staat.
Het populisme dat ook de rest van de wereld voortdurend onveiliger maakt, tiert welig in de Sahel. Zowel de grote groepen laaggeschoolden als ook meer en meer bevoorrechte intellectuelen vormen daar een dankbaar en zeer beweeglijk publiek voor.
Er is op die manier een klimaat gegroeid waarbij elk woord gevaarlijk is, omdat de toon ervan beslist tot welk kamp je hoort: dat van de patriotten, de ‘echte Burkinabè en hun vrienden’, of dat van de vijanden. En dat zijn niet alleen de “terroristen” maar ook steeds vaker de Franse militaire partners, de buitenlandse media, en bij uitbreiding iedereen die een voorzichtig kritische vraag stelt, een bredere context probeert te schetsen of vaker informatie deelt over het aantal slachtoffers van de terroristen dan over de overwinningen van het leger.
De woordenschat van de oorlog
De bijna dagelijkse “kleinere” aanvallen worden steevast gepleegd door HANI, ofwel hommes armés non identifiés. Als het leger of de burgermilitie van de koglweogo terug slaan, doen ze dat altijd tegen blijkbaar wel heel duidelijk geïdentificeerde “terroristen”. Burgers of soldaten worden door die terroristen ‘afgeslacht’. Het leger daarentegen ‘neutraliseert’ terroristen.
De Facebook-activisten delen de wereld opnieuw in: daarin ben je óf panafrikanist en anti-imperialist, óf een nègre de maison en een vazal van het (neo)kolonialisme. En zo baant de oorlog zich, onder het oogluikend toezicht van overheid en leger, een weg door de woordenschat van elke dag.
Dat is koren op de molen van de gewapende groepen natuurlijk, die juist die hele desintegratie van de staat en het sociale weefsel op het oog hebben.
De verbetenheid waarmee ‘la France’ (dat natuurlijk geen heilige is) met alle zonden van de wereld wordt beladen, maakt stekeblind voor de economische impact, de cultureel-religieuze dominantie en de betrokkenheid in geostrategische spelletjes en wapenleveringen van andere actoren in de regio. Maar ook die gedachten zijn veiliger als ze niet worden uitgesproken.
Tien jaar
En er is meer. Er is elke dag wel iets waarover ik zou kunnen of willen schrijven. Er zijn zoveel gedachten die ik zou willen delen, of toetsen, want zo vaak weet ik het niet meer.
Op de terugweg uit Koubri overvalt het me. Precies tien jaar geleden kwam ik voor het eerst naar Burkina Faso. Toen fietste ik een maand lang in mijn eentje over kilometers stof. Een jaar later was ik er terug. Ik had toen het ongelooflijke voorrecht om een flink stuk van het noorden van het land te ontdekken. Dat is een van de regio’s waar het nu zo hard fout gaat.
De harmattan, de droge, stoffige wind, blaast net als tien en negen jaar geleden ook nu rauw en droog door mijn haren. Het water van de barrages blinkt onverstoorbaar in de zon.
Een van de barrages in Oursi, in de Sahel, in 2010.
© Mien De Graeve
Overal daaromheen is de aarde rood, stoffig en warm. Langs de kant van de weg verkopen meisjes sinaasappels en verse melk, ook op de kerstdag.
En toch is alles nu anders.
Anti-Frans sentiment
Mijn gedachten drijven af naar de Franse president Emmanuel Macron, die de presidenten van de G5 Sahel min of meer ‘ontboden’ heeft voor een top in Pau, op 13 januari 2020. Hij wil er klaarheid scheppen over het engagement dat nog van de Fransen verwacht en geduld wordt in de Sahel, nu het anti-Franse sentiment elke dag hoger oplaait.
De kans dat de vijf presidenten daar het standpunt van hun bevolking verkondigen en aan het Franse leger vragen om op te stappen, is wellicht miniem. Er zou wel eens een reeks manifestaties van ontevreden burgers kunnen aankomen de komende maanden, in de hoofdsteden van de Sahellanden.
© Mien De Graeve
Een vrijgeleide voor de koglweogo?
Ik denk ook aan president Roch Kabore, die een wetsvoorstel liet goedkeuren om “vrijwilligers” in te zetten in de strijd tegen het terrorisme. Wellicht is dat een niet eens zo verdoken poging om de milities van de koglweogo meer armslag te geven.
En of dat een goede zaak is, is nog maar de vraag. De koglweogo nemen het niet erg nauw met mensenrechten. Ze gingen de voorbije maanden meer dan eens in de clinch met de Peulh. Dat is een sterk gemarginaliseerde bevolkingsgroep, die heel wat rekruten levert voor de gewapende groepen. Daardoor worden ze dus vaak in zijn totaliteit als terroristische groep weggezet.
Als de milities nog meer ruimte krijgen om hun gang te gaan, lijkt een regelrechte burgeroorlog niet meer zo veraf. De aanloop naar de verkiezingen eind 2020 kan nog veel meer olie op het vuur gooien.
Humanitaire ramp
Wanneer we Ouagadougou binnenrijden, kijk ik naar de jonge bedelaars aan de stoplichten. Ze zijn met veel meer nu dan pakweg een jaar geleden.
Maar hun aantal stelt eigenlijk niets voor vergeleken met wat er elders in het land gebeurt. De hoofdstad is bijna hermetisch afgesloten voor de meer dan 500.000 interne vluchtelingen. Telkens weer worden ze naar kleinere steden teruggestuurd. Daar worden ze hoofdzakelijk door de bevolking opgevangen.
De humanitaire ramp die zich de komende maanden dreigt te voltrekken, is gigantisch. Een groot deel van de landbouwbevolking heeft dit jaar niet kunnen zaaien of oogsten. Tegen het eind van het droge seizoen is de druk op de voedselvoorraden in Burkina Faso hoe dan ook altijd enorm. Dit jaar dreigen de schuren leeg te zijn lang voor de regens weer komen. De solidariteit onder de Burkinabè is groot, maar ongetwijfeld niet eeuwig rekbaar.
Laat het nieuwe decennium vrede, inzicht en veel zachtheid brengen. Overal, en ook in dit hete stoffige en vaak veeleisende land dat ik zo diep in mijn hart heb gesloten.