Citytrip Bagdad. De stad waar niet de bommen, maar gelovigen het leven lamleggen

Blog

Citytrip Bagdad. De stad waar niet de bommen, maar gelovigen het leven lamleggen

Citytrip Bagdad. De stad waar niet de bommen, maar gelovigen het leven lamleggen
Citytrip Bagdad. De stad waar niet de bommen, maar gelovigen het leven lamleggen

Tijdens Moeharram, de rouwmaand voor de sjiitische moslims, kan je deze dagen in Bagdad niet om imam Hoessein heen, stelt Tine Dankaers vast. Het straatbeeld, zelfs het dagelijkse leven wordt in deze periode volledig gedomineerd door de geestelijke die tien eeuwen geleden begraven werd in Karbala.

We hadden het goed uitgerekend, Karim en ik. We zouden zorgen dat we voor de laatste dagen van de sjiitische rouwmaand Moeharram naar Bagdad zouden reizen. Karim had me verteld dat die laatste dagen al te vaak een basis van ellende zijn, en dat er altijd conflict mee gemoeid is.

_MO*journaliste Tine Danckaers is samen met de Belgisch-Iraakse fotograaf Karim Abraheem in Irak. Tien dagen lang gaan ze op zoek naar het andere Bagdad en naar de verhalen die we zelden horen._Maar we ondervinden dat we er al middenin zitten. Conflict hebben we nog niet gehad. Dat was tot nu toe voorbehouden aan het oosten van Irak, aan de grens met Iran. Al een maand lang trekken honderdduizenden tot een miljoen Iraans-sjiitische moslims naar Karbala, bijna 100 kilometer van Bagdad. Gisteren ging dat niet meteen gesmeerd, die grensoversteek. Er wordt verteld dat er rellen waren.

In Bagdad is alles voorlopig rustig, dit is de hajj van de sjiieten naar hùn heilige plaats: Karbala. Dit jaar won de stad alleen, zeker voor de Iraniërs, alleen maar aan belang. Saoedi-Arabië sloot immers de toegang tot Mekka voor de Iraanse sjiieten. ‘Geen echte moslims’, klonk de officiële uitleg. Maar de echte reden is uiteraard dat het conflict tussen de twee aartsvijanden Iran en Saoedi-Arabië de voorbije jaren een hoogtepunt bereikte, onder meer met een geopolitieke oorlog in Jemen. En dus zit er voor vele Iraniërs weinig anders op dan zich volledig op Karbala te richten.

Karim

Tijdens Moeharram zijn overal in de straten van Bagdad portretten te zien van imam Ali en Imam Hoessein.

Karim Abraheem

Uiteraard trekken ook de Iraakse sjiieten naar het graf van de vermoorde Imam Hoessein in Karbala, om er over zijn dood van tien eeuwen geleden, te rouwen. Velen trekken te voet door de straten van Bagdad, waar straatverlichting, gevels, zelfs standbeelden zijn getooid met doeken waarop Imam Ali en Imam Hoessein staan afgebeeld. Je ziet hen zelfs op de snelweg lopen, vlag van Imam Hoessein op kop, van top tot teen gehuld in zwarte rouwkledij: mannen, vrouwen, kinderen, moeders met kinderwagens.

Het is persoonlijk niet aan mij gegeven, maar ik vind het op zich best een mooi idee: de band tussen voeten en grond aanhalen en stappen voor een jaarlijkse spirituele bezinning. Iedereen zijn godsdienst en iedereen zijn manier om daarmee om te gaan.

Propagandamachine

Maar er is meer aan de hand: niet alle Bagdadi’s, inclusief de sjiitische, zijn gelukkig met de wel zeer dominante aanwezigheid van Moeharram in hun straten. Irak is nog altijd een land waar 32 procent van de bevolking soennitisch is, en in het meer progressieve Bagdad bevindt zich niet alleen een gemengd sjiitisch-soennitische, maar ook een seculiere gemeenschap en kleinere groepen van minderheden.

‘Elk jaar lijkt Moeharram meer ruimte in te nemen. En er komt veel minder spiritualiteit dan propaganda aan te pas.’

‘Elk jaar lijkt Moeharram meer ruimte in te nemen’, hoor ik van Bagdadi’s. Er komt veel minder spiritualiteit aan te pas dan propaganda, wordt gezegd.

Op een ochtend word ik om zes uur gewekt door bijzonder luide muziek. Vanop het balkon in mijn hotelkamer zie ik een konvooi van open trucks met grote geluidsboxen en vlaggen door Bagdad racen. Automatisch en ongewild komen beelden van victoriekraaiende milities in Libië, Syrië en Irak naar boven. Natuurlijk houdt de vergelijking geen steek, maar er gaat toch iets zeer militant uit van deze Karbalagangers. De ingetogenheid en stilte van de stappers die ik tot nu zag, is hier ver zoek. Dat geldt ook voor de eettenten en vele kraampjes voor de pelgrims, of tenminste voor de oorverdovende manier waarop gezangen over Imam Hoessein uit de boxen schallen.

Het lijkt de luidruchtige wraak van de sjiieten, die zovele decennia zijn onderdrukt door regeringen geleid door de soennitisch elite. Dat zeggen ook Bagdadi’s die ik spreek. ‘Het is een tamelijk nieuw fenomeen dat de sjiieten openlijk Moeharram kunnen vieren. En dat wordt politiek nu volledig uitgespeeld’, zegt iemand die anoniem wil blijven.

Moeharram en veiligheid

© Karim

© Karim​Abraheem

Hoe dichter de rouwperiode van Moeharram tegen zijn einde komt, hoe platter Bagdad wordt gelegd. Het internet dat ’s morgens twee uur niet werkt? Moeharram. De checkpoints die op de snelwegen en in de straten van Bagdad met de dag toenemen en eerder vastgelegde afspraken doorkruisen? Moeharram. Het heerlijke ontbijtbuffet in het hotel dat vanmorgen niet te vinden was? Moeharram. Het gegeven dat ik morgen vroeger naar de luchthaven moet vertrekken omdat werkelijk àlle straten geblokkeerd zouden zijn? Moeharram.

De veiligheid is nodig om de pelgrims, die gemakkelijke doelwitten zijn, te beschermen, wordt gezegd. Dat begrijp ik. Ik vergeet ook niet hoe Bagdad nog een verse grote wonde heeft. Vier maanden geleden nog werden drie- tot vierhonderd mensen door IS vermoord tijdens een bomaanslag in aangrenzende shoppingcenters in Kerada, die niet zo ver van mijn hotel lagen. De teller op Iraqi Body Count, een website die de conflictdoden sinds 2003 minutieus in kaart brengt, blijft nog elke dag oplopen. Irak is echt geen veilig land, en IS is een monsterlijke, hardnekkige vijand voor iedereen, zelfs voor de soennieten.

Wat als IS in Mosoel straks verslagen is? Wat zal er gebeuren met dat amalgaam van milities die de gemeenschappelijke vijand bevechten?

Maar Irak heeft ook best andere katten te geselen dan IS. In Mosoel bevindt zich intussen een amalgaam van milities die de gemeenschappelijke vijand IS bevechten. Eenheid troef, zo roept men nu vanuit het parlement.

Maar het is een luchtbel dat te denken. Wat als IS in Mosoel straks verslagen is? Wat zal er gebeuren met al die milities, creaties van de burgeroorlog waarvoor nog steeds geen antwoord is gevonden op de vraag hoe ze moeten gerehabiliteerd worden?

De Bagdadi’s vinden het ook een paradox: tienduizenden soldaten worden ingezet voor de verdediging van de pelgrims. Goed, maar tegelijk schreeuwt men van de daken dat die pelgrims er zijn. Het is als een prooi die zichzelf aanwijst aan de jager.

‘We hebben best nog wat te verwerken.’ Ik krijg het geregeld te horen. Ik sta verbaasd hoe mensen dit, in diepe tegenstelling tot het politieke niveau dat zich wentelt in sektarisme, van onderuit wel lijken te doen. Ze proberen tenminste. ‘Het kan niet anders’, zegt Abou Hassan, vriend en gids, die zelf twee broers verloor en verhalen heeft die te diep snijden om ze te vertellen. ‘In onze straat is bloed gevloeid, tussen buren: soennieten, sjiieten. We wonen nog steeds naast elkaar, ondanks de gruwelen die zijn gebeurd. We moeten verder.’