Columbus Day "vieren" in het regenwoud

Blog

Columbus Day "vieren" in het regenwoud

Columbus Day "vieren" in het regenwoud
Columbus Day "vieren" in het regenwoud

Afgelopen week begon met Columbus Day, 12 oktober. De viering van de aankomst van de eerste vloot in de Americas. In de Verenigde Staten werd het standbeeld van Columbus opgesmukt met een bijl. Voor de indianen is dit een jaarlijks verzetsfeest.

In Rio de Janeiro maakten de indianen een vuur aan het Maracanã voetbalstadion op een stuk asfalt dat tot 2013 nog indianengrond was. De dag dat zij door 200 militairen van hun grond verdreven werden, was dit even wereldnieuws, inmiddels is de grond een parkeerplaats geworden. De indianen blijven er terugkomen om af en toe een ritueel te houden.

Ik rijd met een aantal bevriende indianen vanuit de stad naar het Atlantisch regenwoud tussen Rio en São Paulo om een aantal indianendorpen te bezoeken. We rijden een parallelle wereld binnen, waar slechts een paar mensen Portugees begrijpen. Hier is de Tupi taal van de Guarani indianen springlevend.

Er zijn veel kinderen, wel honderd. De meest nieuwsgierigen komen onze richting uit met een bal. Een beetje later zijn we vrienden. Ze nemen ons mee naar de rivier die langs het dorp loopt, die ligt er minder springlevend bij. Het rioolwater van de huizen stroomopwaarts zorgt ervoor dat de rivier een steeds minder betrouwbare bron is van drinkwater en vis. Meer indianen worden ziek.

Ik ben de enige djeruá - witte man - van ons gezelschap. Ik voel een zekere angst in de blikken van de volwassenen, ze durven me nauwelijks aankijken. Het is de blik van mensen die veel slagen hebben gekregen in het leven. Uitbuiting, verkrachting, verdrijving, moord. Weinig wordt daarover geschreven in de traditionele kranten. Mijn bevriende indianen leggen aan de anderen uit dat ik ook indiaan ben, ondanks mijn blanke huid. Ik ben een blonde indiaan uit een land ver weg.

Ik ben een blonde indiaan uit een land ver weg.

Als bedanking voor ons bezoek worden we uitgenodigd voor een ritueel in het heilig huis. Ik krijg de toelating om een filmopname te doen, iets wat tot voor kort ondenkbaar was. Maar de situatie van de indianen wordt langsom wanhopiger, dus zien ze het als een mogelijke redding van hun recht op eigenheid.

De rituele gezangen gaan over de aarde, de regen en over Nhanderu, de vader van alle indianen. Het dorpshoofd, een fitte man van bij de honderd jaar, vertelt me dat Nhanderu een laag over de aardkorst zal leggen en daarmee de indianen zal redden. Iets verderop gaan twee groepjes mensen van de evangelische kerk van hut tot hut met eten en foldertjes.

De avond valt en we nemen afscheid in de regen. Op een helling iets buiten het dorp rijden we over de rand van de weg en we slippen net niet de afgrond in. Onze camionette blijft twee uur balanceren in ons voordeel. De indianen halen hulp in de dichtstbijzijnde nederzetting.

Het is al ver voorbij middernacht als ik uiteindelijk thuiskom in Rio. Ondanks het feit dat ik de afgelopen zes jaar in de meest miserabele hoeken van Rio de Janeiro filmde en fotografeerde ben ik van slag door het bezoek aan de indianendorpen en de kansloosheid zonder vergelijk. Ik ga slaperig door mijn foto’s, kies er één uit voor MO* en neurie een lied van een verre landgenoot. Het is zondag in Brazilië.

En net als voetbal
is God overal. 
Lalala.

Dagboek met foto’s, film stills en bedenkingen bij het maken van de documentaire We Must Be Dreaming, een film van David Bert Joris Dhert verwacht in 2016, gemaakt met de steun van Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek en het Vlaams Audiovisueel Fonds.