Wrakstukken aan de Euro-wal

Blog

Wrakstukken aan de Euro-wal

Wrakstukken aan de Euro-wal
Wrakstukken aan de Euro-wal

Vorige week met Climaxi op expeditie in Griekenland, bezochten we een vluchtelingenkamp op het eiland Lesbos. Daags nadien vonden we in een baai op de Zuidkust de resten van een rubberboot.

Het is valavond wanneer we in het vluchtelingenkamp aankomen, vlakbij bij luchthaven van Mytilini. Aan de andere kant van de omheining ligt de startbaan naar het vasteland. Cynischer kan het niet.

Pikpa is het ‘betere’ kamp, met tenten, houten huisjes, een keuken- en een sanitair blok. Hier worden vluchtelingen opgevangen die extra medische hulp nodig hebben en alleenstaande moeders met kinderen. De aanblik is verlaten. Kinderen spelen er nog even in het schemer vooraleer het bedtijd is.

© Wim Schrever

Spelende kinderen in het kamp

© Wim Schrever​

Een moeder gebaart haar kids te komen eten. De 42-jarige vrouw komt uit Libanon. Sinds een jaar woont ze in het kamp, met haar drie kinderen. ‘Het is hier inderdaad nogal leeg: de mensen zijn het beu om hier vast te zitten en blijven naar een uitweg zoeken. De meeste proberen in Athene te geraken.’

Ook zij wil er weg. Haar echtgenoot wacht haar op in Dresden. Maar zij kan nergens heen. Omdat ze Libanese is, wordt haar elke kans geweigerd. Haar vele brieven aan de UN blijven onbeantwoord.

Ze heeft een bijkomende zorg: een van haar kinderen is gehandicapt. Omdat ze in Libanon geen hulp kon krijgen voor haar mindervalide kind, vluchtte ze naar Syrië, in de hoop daar meer gehoor te krijgen.

‘Het was zo gevaarlijk! Een echt mirakel is het, dat we nog leven: tot drie keer toe begon de boot te zinken. Ik was zo bang.’

‘De situatie in Syrië kennen jullie wel, en dus..’, zucht ze. Ze ging weer op de vlucht. Naar Turkije, om het vandaar per boot naar Griekenland te wagen. ‘Het was zo gevaarlijk! Een echt mirakel is het, dat we nog leven: tot drie keer toe begon de boot te zinken. Ik was zo bang.’

Zoals de meesten arriveerde ook zij met haar 3 kinderen eerst in het vluchtelingenkamp Moria.

‘Moria is de hel! Gelukkig kregen we daarna een plek in dit kamp. Hier is het veel beter. Maar na een jaar, weegt de uitzichtloze situatie heel zwaar. Ik wil zo graag verder met mijn kinderen; hen een goed leven kunnen geven’.

© Wim Schrever

Het kamp Pikpa

© Wim Schrever​

Een Nederlandse hulpverlener die we enkele dagen eerder ontmoetten, wist ons al te vertellen dat Moria een afschrik-kamp is. En een Ierse pediater van Artsen Zonder Grenzen berichtte onlangs nog over de onmenselijke toestanden die hij er zag.

Thee of koffie?

© Wim Schrever

De Iraakse papa en zijn zoon

© Wim Schrever​

Aan het volgende tuinhuis (meer is het niet), groet ik een grote man. Zijn blik is gelaten. Hij vraagt me of ik een koffie of thee wens en houdt de deur tot de kleine leefruimte voor me open. ‘Chucran’ zeg ik, met de hand op mijn hart gedrukt.

De woning is klein en overladen met spullen. Achter het gordijn dat de helft van de kamer overspant, is een grote matras. Eigenlijk zijn het vier matrassen naast elkaar. Het is hun gezamenlijke bed.

De man en zijn gezin komen uit Irak. Hij ziet er moe uit. ‘Uit Dora!’, vult zijn zevenjarige zoon enthousiast aan, als om zijn papa wat aan extra energie te helpen.

Dora, ook al-Dura of ad-Durah ( ,الدورة in het Arabisch) is een wijk in Al Rashid, in het Zuiden van Baghdad. De jongen met glinsterende oogbollen spreekt vlot Engels. Hij zegt dat het er gevaarlijk was voor zijn papa. Boze mannen waren hem komen halen.

De vader knikt terwijl hij thee schenkt. Hij haalt er ook koekjes bij. Zijn blik kijkt in de verte. Ook de moeder en hun dochter van elf komen er nu bijzitten. ‘My name is Lubna’ zegt het jonge meisje en ze schrijft haar naam in Arabisch, Grieks en Engels voor me neer. Het is opvallend hoe ook zij, net als haar broertje, vlot Engels praat.

Honderduit, want ze heeft een neef in Amerika, waarmee ze regelmatig belt (via Skype voegt ze toe). De Griekse taal heeft ze in de lokale school geleerd, waar ze sinds een half jaar les volgt. Ze vindt het fijn om naar de klas te gaan, ondanks dat ze uitgesloten wordt omdat ze moslima is. Ze haalt haar schouders op en glimlacht. Een sterk meisje, net als de andere kinderen die er alleen maar het beste van proberen maken.

Sinds anderhalf jaar is dit gezin op de vlucht. Ze hopen in Nederland te geraken. Daar hebben ze familie. Maar ook hun situatie zit muurvast. De toekomst biedt hen voorlopig geen perspectieven.

© Wim Schrever

Wat overblijft van de rubberboot

© Wim Schrever​

Wrakstukken

De volgende dag zoek ik nog even de schoonheid van het eiland op, in een baai op de zuidkust van Lesbos. Klauterend over de rotspartijen kijk ik op een volgende inham op de zeekust. Ik wandel naar beneden en struin over het strand. Een hoopje rommel ligt er bij mekaar. Het zijn de resten van een rubberboot.
De wrakstukken kijken me schaamteloos aan. Er omheen liggen talloze levens- en gebruiksmiddelen verspreid in het zand. Lege flessen. Blikjes, slippers, schoenen, een bril, stukken stof, plastic.

Ik kijk om me heen. Even verderop is er een trapje dat ooit werd aangelegd om comfortabel van het zandstrand naar de beginnende duin te stappen. Langs de afgebrokkelde treden stap ik zuchtend en piekerend over de scheidslijn. Zilte zeelucht dringt mijn neus binnen. Het brengt me in een flits terug naar familievakanties aan onze kust. Zo lang geleden.

Net als de betere tijden van deze kuststrook.

Of je het nu wil of niet, hier ademt de dood. Wat is er met dat vaartuig gebeurd? Hoeveel mensen zaten aan boord? Wie heeft het overleefd?

© Wim Schrever

De baai op de Zuidkust van Lesbos

© Wim Schrever​

Ook dit is Lesbos. En bij uitbreiding Europa.

Shall we overcome, zoals ook de Afro-Amerikanen dat lied dapper volhielden? Ik betwijfel het.

Hoe kunnen we?! Waar hebben we de weg verloren?

Veel vragen die dit strand me brengt, terwijl ik er een laatste blik op werp.

Het beeld blijft me bij. It’ s a long road. Again and again.

The show is over.

Spiegeltje spiegeltje aan het heelal,

Waar raken we met z’n allen weer aan wal?