“‘De jongens’
Ze hebben gympies aan, stoere broeken en shirts. Ze staren naar de grond.
De grond die sinds de val van de muur niet meer schoongemaakt werd. Bruine vegen over de ooit mooie tegels. Het lokaal waar ze zitten is 3 op 5, de muren zijn vuil wit. Het geheel staat wat tegen de hekkens van de prefeturra in Ragusa aangegooid. Misschien snel neergepoot, of ooit dienstdoend als tweede portierslokaal.
In deze dagen is het de wachtkamer voor immigranten. Een A4 papiertje tegen de deur geplakt signaleert ‘wachtkamer’ in het Italiaans, het Engels, het Frans en het Arabisch. De jongens blijven staren naar de toppen van hun gympies. De sfeer is mistroostig, ze hebben hun gulle Afrikaanse lach thuis gelaten. Af en toe staat er eentje op, loopt het hoekje om en ijsbeert enkele meters heen en weer voor het grote complexengeheel die de prefeturra is.
De jonge twintigers hebben er zonet een bustrip vanuit Vittoria opzitten. Ze wachten en bereiden zich mentaal voor. Maar hoe klaar kan je zijn om je verhaal te vertellen. Hoe overtuigend moet je zijn. Hoeveel angst en hoop kan je dragen in die luttele uren voor je het verhaal vertelt dat je uiteindelijk op een ja of neen in Europa zal veroordelen. Met vijf zijn ze. Vijf mooie jongemannen uit Senegal en Gambia. Op 10 juni laatstleden zijn ze vanuit Libië in Pozzallo aangekomen. Langzaam vertellen ze me deeltjes over zichzelf. Maar het grote verhaal kunnen ze vandaag maar één keer vertellen. En het moet meteen goed zijn. Binnen enkele dagen zien we elkaar terug in Vittoria. Als de stress van deze dag wat gezakt is, en ze de weken van wachten op de uitspraak tegemoet gaan. Graag vertellen ze me dan hun verhaal. Maar vandaag hangt het zwaard van Damocles te vervaarlijk zwaar boven hun hoofd.
“Good luck, bonne chance, et a bien tôt” zwaai ik ter afscheid. De gehele weg terug naar Pozzallo zie en hoor ik hun woorden, hun gezichten, hun angst en concentratie.
Pozzallo. Haven.
© MO*/Annelies D’Hulster