Een instandhouding van de afhankelijkheid, 60 jaar na de onafhankelijkheid
“‘Terwijl we in België Leopold van zijn sokkel slaan, gaat de kolonisering van de publieke ruimte in Senegal onopgemerkt verder’
In Senegal zie je geen standbeelden van Leopold II in de publieke ruimte. Wel een lappendeken aan ontwikkelingsprojecten, economische afhankelijkheden en invloeden van het oude moederland. De dekolonisering van de publieke ruimte in de ex-kolonies blijft dode letter.
Projectbord langs kant van de weg bij binnenrijden Kaolack
© Inte De Vuyst
De inkt van Dochter van de dekolonisatie van Nadia Nsayi is nog niet droog wanneer de eerste excuses – sorry, spijtbetuigingen – voor het koloniaal verleden van België aan Congo worden overgemaakt. De beeldenstorm van leopold II staat terecht hoog op de politieke agenda. Het dekoloniseren van de geest start met de publieke ruimte in België. Een Congocommissie ziet het daglicht. Doorheen de wildgroei aan meningen en artikelen die het debat voeden, blijft een stem rond de dekolonisering van de publieke ruimte in de ex-kolonies afwezig.
Is het dekoloniseringsdebat dat zich vandaag uit in een beeldenstorm geen druppel op een hete plaat als we de praktijken van internationale handel, kapitaalstromen, ontwikkelingssamenwerking en de remittances die naar landen van “herkomst” vloeien, onder de loep nemen?
Is structureel racisme in onze samenleving weg te werken door straatnamen te veranderen en beelden te duiden, om het even op een fles te trekken? Reflecties die ik mij als wit geprivilegieerde man maak, als toejuicher van dit debat. Omdat witte mensen zich doorheen de geschiedenis een normatieve en superieure positie hebben toegeëigend, hebben ze vandaag de dag een dubieus spreekrecht. Wat kan ik immers weten van onderdrukking en structureel racisme?
Geen wandeling langs Congolees erfgoed met Lucas Catherine, noch een lezing witte onschuld van Gloria Wekker, maar een virtuele coronavrije reis van Brussel over Dakar naar Kaolack legt enkele dynamieken over de erfenis van ons koloniaal gedachtengoed als ontwikkelingssamenwerking bloot. Kaolack is de stad waar ik reeds vijf jaar woonde en werkte als boer in de informele economie.
Laag zelfbeeld
Wie vanuit Brussel met een lijnvlucht op ‘Aéroport Blaise Diagne International’ in Senegal landt, komt precies in Parijs toe. Een replica van aeroport Charles de gaulle dat opgetrokken werd midden in de sahel, staat te pronken tussen de andere prestigieuze infrastructuurprojecten van de Senegalese president Macky Sall.
De eeuwenlange onderdrukking heeft bijgedragen tot een fundamenteel laag zelfbeeld in het zuiden en derde landen.
Wie zich als buitenlands bedrijf nu in Senegal vestigt, geniet van een zeer gunstig belastingtarief - de spillovereffecten van foreign direct investment in het achterhoofd houdend, een duidelijke beleidskeuze. Het opengrenzenbeleid van Macky Sall zal infrastructureel dan toch enkele vruchten afwerpen voor de rijke Senegalezen en buitenlandse bedrijven. Voor het inkomen van arme boeren, drinkbaar water, goede gezondheidszorg, gelijke rechten tussen vrouwen en mannen zullen de ngo’s, de vierde pijlers en de bi- en multilaterale organisaties dan wel weer programma’s opzetten. De pijnpunten van de ondraaglijke lichtheid van ontwikkelingssamenwerking en internationale solidariteit nemen we er graag bij.
De eeuwenlange onderdrukking – slavenhandel, kolonisatie, priesters met missies en 37 vormen van ontwikkelingssamenwerking – heeft bijgedragen tot een fundamenteel laag zelfbeeld in het zuiden en derde landen. De voorgaande benamingen alleen leggen de vinger op de open wonden van de scheefgegroeide noord-zuid relaties en de inherent superieure relatie die gepaard gaat met deze stereotyperingen en beeldvorming. Een witte erfenis om u tegen te zeggen.
Om de luchthaven in te ruilen voor het stoffige Dakar nemen we de gloednieuwe autoroute de péage, aangelegd door een Frans bedrijf. La douce France sans vin ni boursin lijkt niet veraf. Aan het loket van de péage zit een goedlachse vriendelijke jonge vrouw met een masterdiploma in haar zak. Hier kan je wel enkel met CFA’s betalen. Oef, we zijn toch in Senegal.
Voor de prijs van een gemiddeld Senegalees dagloon van zo’n 2500 CFA (4 euro) passeren we vlot de slagbomen tot in Dakar. De knagende gedachte dat het beleid van de West-Afrikaanse en monetaire unie in handen is van de Franse elite en gekoppeld aan de euro, laten we voor de gemoedstoestand van onze geest even links liggen. Met onze rugzak vol goede bedoelingen trekken we erop uit om de lokale bevolking te gaan empoweren.
Helpen is zo jaren ‘90 en komt al lang niet meer voor in het politiek correct lexicon van internationale samenwerking. Capacity building, vrouwenrechten en climate smart agriculture zijn nu de buzzwoorden. We zijn hier voor le vraie Senegal. Zo snel als het kan op zoek naar de authentieke kleine dorpjes, hutten en goedlachse Senegalezen die toch wel heel gelukkig zijn met zo een stressloos leventje ondanks de armoede. Om mezelf bewust schuldig te maken aan de compleet verkeerde stereotypen over het grote “land” Afrika die bij velen de retoriek bepalen. Toch zou ‘Gratis Hotel Afrique’ een mooi vervolg kunnen zijn van Pfeijffers hand.
Na een stevig Frans stokbrood en café Touba ‘s ochtends, kruipen we vanachter in een sept place, een peugeot van 35 jaar oud, die vertrekt wanneer de zeven plaatsen opgevuld zijn. De dure 4X4 met airco ruilen we voor dit artikel graag eens in pour le vraie experience.
Straatverkopers die in de informele economie wat marchanderen om zo in hun levensonderhoud te voorzien, vullen het straatbeeld. Noten, fruit en water worden verhandeld als zoete broodjes door de ruit van de septplace. Proviand voor de trip is ingeslagen, nog tanken voor het exacte aantal km’s en we zijn echt weg. Met de knieën in de nek karren we Dakar uit.
De instandhouding van de afhankelijkheid, 60 jaar na de onafhankelijkheid, slaat diepe wonden in de culturele identiteit en de mate van algemeen vertrouwen in Senegal.
De wijze waarop goederen aan de man gebracht worden, verschilt qua strategie niet met die in België. Weten wat de klant wil en daarop inspelen. Er zijn nog zekerheden in het economische spel van vraag en aanbod. De vorm kent natuurlijk zijn eigen culturele invulling. Woorden als importé et original et surtout pas chinois rollen gretig over de lippen van de verkopers.
Onder een immens reclamebord van een schoonheidsproduct dat vrouwen witter moet maken, vinden we een markt die tweedehandskledij uit Europa verdeelt en verkoopt. Wat van Europa komt, wordt automatisch als superieur beschouwd en dat kan doorgerekend worden in de vraagprijs van de straatverkoper. Qua beeld-mis-vorming gaan we het niet veel gekker vinden. Jammer genoeg zijn de voorbeelden hiervan legio.
We trekken door Mbour richting Kaolack en laten zo de meest welvarende regio’s achterwege. Langs de kant van de weg passeren we borden in allerlei soorten en maten. Wat deze borden gemeenschappelijk hebben, is dat ze een programma en partnerschap aanduiden tussen Senegal en een van hun Donoren. Senegal is een “donor-darling” voor de internationale gemeenschap. Als politiek stabiel land, rollen ontwikkelingsorganisaties hier graag hun programma’s uit, aangezien hun projecten hier vaak “werken”. Gemeenschapsgeld moet immers gelegitimeerd uitgegeven worden.
«Projet d’appui à l’autonomisation des femmes - Financée par L’union européenne et la banque mondiale - Projet d’entrepreneuriat, Projet de reforestation, Project de … ». De standbeelden van Koning Leopold II, hier in de vorm van een mooie grote borden van ontwikkelingsorganisaties. De kolonisering van de publieke ruimte gaat onopgemerkt verder. Senegal lijkt een aaneenschakeling van projecten en programma’s gefinancierd door het buitenland.
Wat deze borden vooral gemeenschappelijk hebben, is dat ze een fundamenteel laag zelfbeeld in stand houden in het nadeel van de behoeftigen. Een instandhouding van de afhankelijkheid, 60 jaar na de onafhankelijkheid. Dit slaat diepe wonden in de culturele identiteit en de mate van algemeen vertrouwen in Senegal. De Spanjaarden, Canadezen, Belgen en Amerikanen zijn immers broodnodig voor de opbouw van hun eigen land.
Uit eigen onderzoek blijkt dat in Senegal de in-grouptrust, het vertrouwen bij Senegalezen onderling kleiner is dan de out-grouptrust, het vertrouwen in witte westerlingen. Een relatief nieuw en onderbelicht fenomeen binnen de humane wetenschappen dat destructief is op elk niveau.
Les Toubabs – “de witten” zijn superieure, alleswetende, intelligente, vriendelijke, uit liefde voor de medemens, te vertrouwen, ethisch correcte, respectvol – handelende wezens. Overal waar je als witte komt, wordt je op een pied-de-stal geplaatst en wordt ervan uitgegaan dat je enorm rijk bent en zeer intelligent.
Binnenlandse know-how wordt hierdoor ondergewaardeerd wanneer er een witte zich in het midden begeeft. Kennis en capaciteiten die overigens meer dan overvloedig aanwezig zijn. Dit beeld, deze perceptie is diepgeworteld in het alledaagse leven van de Senegalees en dient dringend gedekoloniseerd te worden.
We gaan onze machtspositie toch niet echt uit handen geven?
Onze reis eindigt terug in Brussel. Het was misschien wat kort door de bocht om alle ontwikkelingsprogramma’s die een bescheiden bijdrage willen leveren aan de ontwikkelingsagenda van de Verenigde Naties over éénzelfde kam te scheren. Er zijn echt ook wel vormen van “goede ontwikkelingssamenwerking”.
De meeste zijn vaak zeer goed uitgedacht ergens op een bureau door een delegatie witte mannen en vrouwen met minstens drie academische titels achter hun naam. De nodige data zijn op elke niveau al wel vier keer verzameld en er zijn diverse rapporten geschreven en mappingen gemaakt. Nog de juiste outputs bepalen aan de hand van een haalbaarheidsstudie en een identificatiefase waarop de implementatiefase kan volgen.
Een subliem samenspel van verschillende actoren om gemeenschapsgeld zo nuttig mogelijk te besteden en een hulpsysteem in stand te houden. Uiteraard in nauwe samenwerking met een “lokaal” team om ook hun kennis en knowhow te waarderen. Maar echt beslissingsrecht of ownership gaan we toch niet geven? We gaan onze machtspositie toch niet echt uit handen geven?
Het oprichten van een Congocommisie die zich zal buigen over eventuele excuses, herstelbetalingen en dekolonisering als pleister op de wonde wanneer we aan de andere kant van de wereld de publieke ruimte en de geesten blijven koloniseren. Een sorry hiervoor binnen 30 jaar zal evenmin genoeg zijn als de sorry vandaag. Laten we vermijden een commissie te moeten inrichten voor deze praktijken en dit vandaag reeds meenemen in onze dekoloniseringsoefening.
Willen we naar echt gelijkwaardige partnerschappen en willen we iedereen rond tafel krijgen voor een noodzakelijke debat van dekolonisering, dan hebben we op verschillende fronten veel werk. Wordt er in heel dit debat niet te eenzijdig gefocust op het dekoloniseren in het westen en te weinig op het dekoloniseren in de ex-kolonies?