“‘De koning in Kinshasa die nooit in Congo was [Deel I]’
In Brussel staat het ruiterstandbeeld van Leopold II al bijna negentig jaar onbewogen op het Troonplein. Alsof z’n paard koppig dienst weigert. In Kinshasa daarentegen verkent Leopold de stad, z’n paard geleid door een grillige geschiedenis.
Widjo Wiyombo, Congolees artiest, wandelt op de stoffige Avenue du Bas Congo in het centrum van Kinshasa.
Hij sleurt met een wateremmer en een witte zak. Op zijn schouders zeult hij een borstel, een schop, een vloertrekker en afbakeningsmateriaal met zich mee. Als een Jezus op zijn koloniale kuisweg van openbare werken.
Aan de kant van de weg stopt hij en bakent het voetpad af. Hij schept aarde op en veegt stof weg. Knielend maakt hij een nu zichtbaar riooldeksel nat. Hij poetst het met een vod schoon. Door de blauwe verfresten in de emmer is het water lichtblauw geworden. De oorspronkelijke verfkleur doet me denken aan de donkerblauwe vlag van Congo tijdens de koloniale periode. Het water in de emmer lijkt meer op het azuurblauw van de huidige vlag van de Democratische Republiek Congo.
Passanten houden halt om te zien wat er aan de hand is. ‘Ville de Léopoldville - Drainage’ lezen ze op het deksel. Widjo buigt stilzwijgend voorover en brengt een overdreven plechtstatige groet aan Leopold II. Hij eert het ondergrondse rioleringssysteem.
Congolees artiest Widjo Wiyombo legt het koloniaal verleden van z’n stad bloot en boent het op. (Kinshasa, 2015)
© MO*/Davy Verbeke
Nadat hij zijn ritueel bij alle riooldeksels in de straat heeft herhaald, gaat hij verder naar de Boulevard du 30 juin. Deze parallelle boulevard, vroeger de Boulevard Albert 1er, is de centrale verkeersader van Kinshasa, immer verstopt met auto’s. De naam verwijst naar de onafhankelijkheidsdag van Congo, die dag in 1960 waarop de Congolezen in theorie volledige controle over hun land kregen. Widjo gaat hier verder op zoek naar riooldeksels die nog getuigen van het kolonialisme. Maar hij vindt slechts anonieme betonplaten waar eens de deksels van Léopoldville lagen.
In deze stad ruimen de sporen van haar koloniaal verleden langzaamaan en abrupt plaats voor het heden.
Belgisch narcisme
Enkele jaren geleden was de Boulevard du 30 juin ook nog een aardeweg waar koloniale riooldeksels verscholen zaten onder aarde en stof. Tot Chinese ondernemers hem opnieuw asfalteerden in 2010. En gelijk ook de koloniale deksels weghaalden en vervingen door beton. Restanten van het verleden kunnen hardnekkig zijn, maar eveneens makkelijk uitgewist.
Het lijkt bijna pathetisch om in Kinshasa te speuren naar koloniale standbeelden. Maar hun verhaal vertelt ook het verhaal van een land op zoek naar haar identiteit.
Als Belg voelt het ietwat narcistisch aan, dat zoeken naar tastbare materiële relicten van het koloniaal verleden in Congo. Alsof het land ophield te bestaan in 1960. Het heeft iets egocentrisch om in een land waar vandaag zo veel gebeurt dat niets meer met België te maken heeft, verwoed te zoeken naar dat wat wel nog aan mijn land herinnert. Het getuigt misschien zelfs van zelfingenomenheid om als Belg voortdurend te spreken over de mistoestanden tijdens de Leopoldiaanse periode. Schuldbekentenis en verbale boetedoening om zelf gelouterd te worden. Alsof je je niet echt bekommert om wat er vandaag met het land moet gebeuren.
Het lijkt daarom bijna pathetisch om in Kinshasa te speuren naar koloniale standbeelden. Ware het niet dat hun verhaal ook het verhaal vertelt van een land op zoek naar haar identiteit.
50 jaar Belgisch Congo voor het standbeeld van Leopold. (Leopoldstad, 1958)
© Liberaal Archief (www.liberaalarchief.be)
Albert Diheka Losongo, adviseur bij het ministerie van Communicatie en Media, beaamt dit. ‘Ik vind bijvoorbeeld dat het ruiterstandbeeld van Leopold II vandaag nog altijd in het straatbeeld van Kinshasa zou mogen staan. Veel Congolezen, vooral jongeren, kennen hun geschiedenis niet. Ze leven in een stad waarvan de structuur grotendeels koloniaal is, maar beseffen dit soms niet. We moeten dat verleden kunnen herkennen én erkennen. We moeten zowel de negatieve als de positieve zaken van de kolonisering gedenken.’
Net als op het Troonplein in Brussel is het standbeeld van Leopold II in Kinshasa evenzeer een stukje gecontesteerd koloniaal erfgoed. Een monument dat het tot op de dag van vandaag moeilijk heeft om zijn plaats te vinden.
Stinkende putjes
Het standbeeld was een rehabilitatie van een verbrand figuur. Als een mooi, proper deksel boven een stinkend riool.
1928. Nadat Leopold II en zijn paard in partjes vanuit België naar Leopoldstad zijn verscheept, worden ze op 1 juli glorieus op het Troonplein ingehuldigd. De Belgische tricolore en de vlag van Belgisch Congo met de ster, symbool voor de verlichting van de duisternis, wapperen in dezelfde richting. Congolese soldaten van de Force Publique staan met hun geweer in het gelid. Gouverneur-generaal Auguste Tilkens, de hoogste koloniale functionaris, salueert met zijn hand tegen z’n witte, opzichtige helm, terwijl koning Albert I zijn nonkel onthult. Leopold II kijkt uit over een onstuimige stad in volle aangroei, met zijn rug naar de rivier die de echte Leopold ook nooit zag.
Anders dan in Brussel komt het standbeeld niet terecht op een plaats waar veel ‘gewoon’ volk langskomt. In het district Kalina staan de nieuwe gebouwen van de koloniale administratie die voor blanken voorbehouden zijn. Vanaf 1956 zal achter Leopold het Palais de la Nation verrijzen, de bombastische woonst bedoeld voor de gouverneur-generaal. In 1960 zal Leopold de nieuwe centrale bank in zijn blikveld krijgen. Leopolds figuur domineert een gigantische open ruimte pal in het politieke en financiële centrum van de kolonie, het middelpunt van vele officiële plechtigheden.
Congolezen vieren met de rug naar het verleden de onafhankelijkheid. (Leopoldstad, 1960)
© CEGESOMA
De keuze op het einde van de jaren 1920 om Leopolds bronzen nagedachtenis zo’n centrale plaats, beladen met betekenis, toe te kennen lijkt logisch aangezien de Belgische koning aan de grondslag van de kolonie lag. Maar het is op dat moment tegelijkertijd minstens merkwaardig te noemen. De Belgische staat had Leopolds privé-kolonie in 1908 moeten overnemen omdat de vorst financieel in de problemen zat, maar vooral omdat een internationale campagne zijn positie onhoudbaar had gemaakt.
Aan het begin van de 20ste eeuw maakten de Britten Edmund Morel en Roger Casement de grootschalige dwang- en slavenarbeid, de excessieve lijfstraffen, de executies en de waanzinnige economische uitbuiting in Leopolds wingewest wereldkundig. Kranten schreven erover. Auteurs Mark Twain, Arthur Conan Doyle en Joseph Conrad echoden de verontwaardiging verder. Een onderzoekscommissie maakte de beschuldigingen officieel en dwong de vorstelijke grootgrondbezitter zijn eigendom van de hand te doen in 1908. Leopolds imago was twee decennia later wel degelijk nog altijd besmeurd.
Het ruiterstandbeeld was van bij het begin een rehabilitatie van een verbrand figuur. Als een mooi, proper deksel boven een stinkend riool.
Proust
In 1955 bezoekt Lumumba als évolué het standbeeld van Leopold II in Brussel.
© Speeches/VPRO
30 juni 1960. Voor het monument van Leopold II wappert opnieuw de vlag van België en van Belgisch Congo. Maar deze keer samen met de zevensterrige vlag van de onafhankelijke Democratische Republiek Congo. De aanwezige Congolezen zijn niet enkel soldaten meer, maar ook mannen in pak. Koning Boudewijn staat, samen met president Kasavubu, recht voor het beeld van zijn overgrootoom. Premier Lumumba staat schuin achter hen, onbewogen. Hij kent ditzelfde standbeeld nog van zijn studiereis naar België met andere Congolese ‘évolués’ in 1955. Toen lauwerde hij op het Troonplein in Brussel nog Leopold II.
In het Palais de la Nation vlak voor hen - het nieuwe Congolese parlement en symbool van de onafhankelijkheid - was de erfenis van deze man op z’n paard enkele ogenblikken voordien nog een hevig twistpunt. Buiten keken honderden lachende Congolezen naar het gebouw, hoopvol naar de toekomst, hun rug naar Leopold gekeerd. Tijdens de plechtige overdrachtceremonie binnenin prees Boudewijn de ‘uitzonderlijke persoonlijkheid’ van die moedige ‘brenger van beschaving.’ Boudewijn liet het rioolputje stevig toe en spoot luchtverfrisser in het rond. Leopold had zich immers uitgesloofd om ‘een gelukkiger leven te brengen aan de verschillende streken van Congo’ en de kolonisering had het ‘morele en materiële bezit’ van de Congolezen verrijkt. De onafhankelijkheid van Congo was niets minder dan ‘de bekroning van het werk dat door het genie van koning Leopold II werd bedacht.’
Woorden die om weerwoord smeekten, maar niemand had verwacht dat dit ook effectief zou gebeuren.
Een verbouwereerde Boudewijn, gedweeë Kasavubu en sceptische Lumumba voor het ruiterstandbeeld van Leopold II, net na de onafhankelijkheidsplechtigheid. (Leopoldstad, 1960)
© Liberaal Archief (www.liberaalarchief.be)
Het was Lumumba die het deksel lichtte. De vrijgekomen geur veroorzaakte bij hem een lichtjes andere proustiaanse sensatie. De narratieve strijd diende aangegaan. Tijdens zijn speech gaf Lumumba te kennen dat hij zich van het koloniaal regime vooral nog ‘de vernederende slavernij die met geweld was opgelegd’ herinnerde. Net als de ‘dwangarbeid, slachtingen, onderdrukking en uitbuiting.’ Ook de ondergane ‘spot, beledigingen en slagen’ omdat Congolezen ‘negers’ waren zou hij niet licht vergeten. Nee, ‘de wonden waren nog te vers en te pijnlijk om ze uit het geheugen weg te wissen.’
Boudewijn, door Congolezen Bwana Kitoko ofte ‘mooie jongeman’ genoemd, was nog altijd verontwaardigd en met verstomming geslagen toen hij in de ogen van Leopold keek. Niet om wat zijn familielid had veroorzaakt, maar omdat Lumumba het had aangedurfd zo te schofferen.
Leopold zelf leek bij de aanblik van Lumumba al iets minder stevig in het zadel te zitten…