“‘De schaduw van een gewelddadig verleden’
Naast adembenemende Incaruïnes verbergt het Peruaanse Andesgebergte ook nog een minder glorieus en meer recent verleden. Amper drie decennia geleden, van 1980 tot 2000, werd Peru verscheurd door een wreed burgerconflict dat het leven kostte aan om en bij de 70.000 slachtoffers. De oorlog sloeg diepe wonden die het land nog steeds likt in een moeizaam verwerkingsproces.
Een vuile oorlog
Een sprong in de tijd: Chuschi, Ayacucho, 17 mei 1980. Een groep onbekende gewapende mannen die zich voordoen als militairen dringen met geweld het verkiezingskantoor van het dorp binnen en verbranden de resultaten van de eerste democratische verkiezingen die georganiseerd werden in Peru na twaalf jaar militaire dictatuur. De daders blijken lid te zijn van de Maoïstische partij Sendero Luminoso (Het Lichtend Pad), wiens haast spirituele leider Abimael Guzmán zich volledig afkeert van het politieke systeem. Revolutie, zo verkondigt hij, is het enige middel om de Peruaanse samenleving te veranderen en een nieuwe orde te vestigen.
Op basis van deze ideologie startte Sendero Luminoso een gewelddadige guerrillaoorlog tegen alle mogelijke en vaak vermeende tegenstanders van de Peruaanse revolutie.De meest gruwelijke methodes werden gebruikt om terreur te zaaien bij de bevolking. De campagne van Sendero Luminoso begon hoog in de desolate Andes, in het departement Ayacucho, ver buiten het gezichtsveld van de regeringsleiders in Lima. Sendero Luminoso zocht met beloftes op een betere toekomst steun bij de arme boerengemeenschappen. Eens de hoge menselijke prijs die ze hiervoor zouden moeten betalen duidelijk werd, verloor de beweging echter met rasse schreden haar steun bij de burgerbevolking.
Beluister hier een podcast met Eva Willems over haar veldwerk in Peru en haar onderzoek naar herinneringspraktijken.
Wanneer het leger vanaf 1982 een even gewelddadig tegenoffensief startte, mondde het conflict uit in het meest dodelijke interne conflict uit de Peruaanse geschiedenis. Vriend en vijand van elkaar onderscheiden werd voor velen onmogelijk door het multidirectionele karakter van het geweld. Het land werd verdeeld door geweld, angst en wantrouwen. Pas in september 1992, na ruim tien jaar van terreur, slaagde het leger erin de situatie onder controle te krijgen door Guzmán te arresteren. Deze onthoofding van Sendero Luminoso betekende het begin van het einde van het conflict. De agressie van zowel Sendero Luminoso, de concurrerende guerrilla MRTA en de contratroepen van de regering kostte uiteindelijk het leven aan naar schatting 69 280 slachtoffers, waarvan maar liefst 75% van inheemse afkomst.
De weg naar waarheid
Het transitieproces nam een valse start met het regime van Alberto Fujimori, dat Peru een decennium lang (1990-2000) in de greep hield. Tijdens zijn bewind werd de waarheid over de burgeroorlog systematisch verdraaid en toegedekt. De prille rechtstaat stortte volledig in en militaire rechtbanken veroordeelden talloze onschuldige personen. De verantwoordelijkheid van de staat in het geweld werd ontkend. De oppositie werd onderdrukt waardoor weerstand bieden uiterst moeilijk was.
Na de val van Fujimori kwam er schot in het transitieproces met de oprichting van de waarheidscommissie (Comisión de Verdad y Reconciliación, CVR), die gezien het falen van de Peruaanse democratische en gerechtelijke instituties een alternatieve weg naar gerechtigheid moest bieden. Voor het eerst in de Latijns-Amerikaanse geschiedenis van waarheidscommissies werd er gewerkt met publieke hoorzittingen om getuigenissen te verzamelen. De getuige en zijn herinneringen werden geïnstitutionaliseerd en verheven tot waarheid.
Diepgewortelde ongelijkheid
Het Peruaanse transitieproces werd echter van meet af aan doorkruist door de sociaaleconomische breuklijn die Peru al eeuwenlang kenmerkt en die door het conflict nogmaals versterkt werd. De notie reconciliatie werd door de rijke bovenklasse als problematisch beschouwd, terwijl ze voor de slachtoffergroep net noodzakelijk was voor het ontwikkelen van toekomstperspectieven.
De staat, verantwoordelijk voor 37% van de slachtoffers tijdens het conflict, weigerde haar aandeel te erkennen. “Als er sprake was van buitensporigheden dan is dit de schuld van Sendero”, aldus García in 2003 (El Correo, 14 augustus 2003). De reparatiewet die de regering na afloop van de waarheidscommissie doorvoerde hanteert dan ook de zogenaamde doctrine van de clean hands. Dit wil zeggen dat personen die lid waren van subversieve organisaties (Sendero Luminoso en MRTA) geen recht hebben op reparatie. Met andere woorden: het gros van de misdaden gepleegd door het leger worden niet als dusdanig beschouwd.
Dat de Peruaanse regering haar gepleegde misdaden tijdens het conflict niet erkent, blijkt uiteraard problematisch in het hele verwerkingsproces. Ook in het wegwerken van de sociale ongelijkheid neemt de regering haar verantwoordelijkheid niet op. Dat deze een perfecte broeihaard blijft voor nieuw conflict blijkt onder andere uit de recente sociale onrusten omtrent mijnbouw in Noord-Peru.
Paradox van de herinnering
In de zoektocht naar waarheid over het gewelddadige verleden staat de spanning tussen herinneren en vergeten centraal. Heeft het ophalen van herinneringen een helend psychologisch effect of zorgt het net alleen maar voor het openrijten van oude wonden? Moet herinnering een actieve rol spelen in het verwerkingsproces of vertrouwen we op het verloop van de tijd om alle wonden te helen? Kan herinnering herhaling voorkomen?
Na afloop van de waarheidscommissie bleef het aanbevelingsplan voor reparaties voor een groot deel dode letter door gebrekkig initiatief van de staat. Bovendien focust het plan in de praktijk vooral op economische reparatie, terwijl het net symbolische reparatie in de vorm van herinnering is die een emotionele meerwaarde heeft voor de slachtoffers. Materiële reparatie wordt aanvaard uit armoede maar het brengt de doden niet terug. Hoewel vele Peruanen die niet in contact kwamen met het conflict het gewelddadige verleden zo snel mogelijk willen vergeten, kan de slachtoffergroep vaak niet anders dan herinneren omdat hun levens zo getekend zijn door wat gebeurde.
De burger-, slachtoffer-, en mensenrechtenorganisaties waken over het transitieproces sinds het aflopen van het mandaat van de waarheidscommissie. Ze vullen het vacuüm dat na afloop van de waarheidscommissie achterbleef en niet door de staat werd opgevuld. Door herinnering centraal te plaatsen en herdenking zichtbaar te maken proberen ze te voorkomen dat de geschiedenis zich herhaalt. Ondertussen onderhandelen president Ollanta Humala en zijn voorganger Alán García zonder schroom over het verlenen van amnestie aan Alberto Fujimori, in 2007 veroordeeld voor mensenrechtenschendingen en machtsmisbruik. De politieke moed om het verleden in de ogen te kijken blijft dus ver zoek.