Dorothee Sölle: de mens is ongeneeslijk religieus
'Het is niet zo belangrijk meer of je jood of christen, moslim of boeddhist bent. Waar het vandaag om draait is de vraag hoe je omgaat met mystiek en met verzet.' Dorothee Sölle samenvatten is haar oneer aandoen. Eigenlijk zouden we u gewoon haar boek 'Mystiek en Verzet' moeten toesturen. Gebrek aan middelen maakt dat onmogelijk, dat beseft mevrouw Sölle zelf ook. Daarom drong ze er bij haar uitgever op aan dat Wereldwijd uitgenodigd zou worden voor een gesprek naar aanleiding van de Nederlandse vertaling van haar boek. Zij gunt de lezers van dit blad graag een blik op volgende eeuw, vanuit een hotelkamertje in het noorden van Nederland.
‘Wat mij stoort aan mystiek, is dat het eigenlijk niets is voor eenvoudige mensen. Ik kan me niet voorstellen dat mijn moeder of mijn vader iets zouden kunnen aanvangen met hetgeen waarmee jij mee bezig bent’, merkte Fulbert Steffensky, Dorothee’s man, op toen ze hem de eerste pagina’s van het manuscript van haar boek voorlegde. Voor Fulbert leek alles wat met mystiek te maken heeft, te veel op ‘spirituele artisticiteit’. Waarop Sölle: ‘Op een avond liep ik eens bij jouw moeder binnen zonder te kloppen. De oude vrouw zat met gevouwen handen, zonder handwerkje, op haar stoel. Ik weet niet of je dat, wat ze deed, ‘bidden’ of ‘overpeinzen’ kunt noemen. Maar ik ervoer bij haar een grote vrede. Die zou ik willen uitdelen.’ Dit stukje uit een langer echtelijk gesprek waarmee het boek begint, maakt de opzet van het werk duidelijk. Sölle wil de lezer, door aandachtig in te gaan op ervaringen en gevoelens van gewone mensen, opnieuw in contact brengen met de God die liefde is en die, in ieder mens, soms bedolven onder dikke eeltlagen, verscholen zit.
Is uw interesse voor mystiek meer dan een handig inspelen op een modeverschijnsel?
In een wereld waarin we worden overspoeld door materiële dingen, groeit steeds sterker het bewustzijn dat er iets tekort is. Bij vele jongeren leeft er onder de laag van depressiviteit en radeloosheid een verlangen naar iets méér en iets anders. Jongeren verzetten zich tegen nog méér consumptie, nog méér rotzooi, nog méér afval. Ze willen opnieuw een zin vinden in het leven. Op dat zoeken zou een goed begrepen mystiek kunnen antwoorden. Maar dan moet het gaan om mystiek die te vinden is in de dagelijkse werkelijkheid, in de realiteit van gewone huismoeders bijvoorbeeld. Het is echter evengoed mogelijk dat de toekomst niet meer mystiek maar integendeel nog minder religie zal bevatten. Deze uiteengevallen wereld waarin alle waarden dreigen te verdwijnen creëert immers het gevoel dat religieuze zingeving absoluut geen boodschap meer te brengen heeft. Dat is het gevolg van de globalisering en het toegenomen consumisme. Onze wereld biedt zoveel lekkere opiums dat godsdienst als opium niet meer hoeft. God is een oud roesmiddel dat afgedaan heeft. Toch vind ik op heel veel plaatsen een afkeer van onze materialistische cultuur. Een Russische godsdienstfilosoof zei eens: ‘De mens is ongeneeslijk religieus.’ Hij bedoelde: het zoeken naar vervulling, naar iets dat verder reikt dan wat er reeds is, is heel diep in elke mens aanwezig. Er is een spreken over God dat stelt: ‘God overstijgt God.’ God is altijd groter dan de voorstelling die wij van hem maken in onze theologie. Hij is altijd méér dan de namen die wij hem geven. Dit onafsluitbare, nooit eindigende zoeken, maken vele jonge mensen vandaag ook mee.
Zoeken jongeren naar het onuitsprekelijke of zoeken ze een eigen veilige en warme plek, weg van een wereld die te moeilijk geworden is?
Jongeren hebben een vreselijke angst voor instituties, voor vaste vormen, voor beklemmende tradities, voor de Schrift, soms zelfs voor elke intellectuele onderbouwing. Daarom zien ze wel wat in New Age. Uit de brede realiteit die religie is, licht die brede, vage beweging slechts één dimensie van het religieuze, namelijk een bepaalde vorm van mystieke, en bouwt enkel daarop verder. Elke band met het institutionele en het intellectuele wordt afgesneden. Zelf ben ik altijd erg kritisch geweest tegenover het instituut. Ik heb me altijd erg verwant gevoeld met degenen die probeerden aan te duiden wat in de kerk vals is en wat echt. De rol van de kerk is vandaag radicaal aan het veranderen. Karl Rahner zei al: ‘De kerk van de volgende eeuw zal mystiek zijn of ze zal niet zijn.’ We hebben nieuwe vormen van vieren nodig en een nieuwe religieuze taal. Een aantal elementen van de traditie wil ik echter niet prijsgeven. Ik kan bijvoorbeeld niet anders dan denken dat de weg naar God via de anderen loopt. Het begrip ‘naaste’ wordt steeds verruimd. Dat begon in de bijbel en dat loopt nog steeds door. De hele boodschap van Jezus gaat over de ‘loosers’, de verliezers, niet over de winnaars. Zo’n boodschap staat haaks op de criteria van onze samenleving, waarin alles draait om winnen en succesvol zijn.
Wat hebben de verliezers vandaag aan God?
God is ‘empowerment’. Dat is de grondgedachte van de mystiek: macht moet op z’n kop gezet worden. De mystiek oriënteert zich niet naar de ‘almachtige’, niet naar een supermacht. Sommigen denken wel over God in die termen, maar het levert onvermijdelijk en onoplosbare problemen op. Zo’n almachtige God had de treinen naar Auschwitz moeten tegenhouden. De ‘goede macht’ van de mystieke theologie is niet de macht die iemand voor zich houdt om zichzelf groot te maken. Het is de macht die anderen groot maakt. Die zieken niet alleen geneest, maar de kracht geeft om te helen. De vrouwen die Jezus hadden ontmoet, gingen niet lachend naar huis met de boodschap ‘Jezus loves me’, maar het contact met hem maakte van hen genezeressen. De hele geschiedenis van het Nieuwe Testament gaat om een heilsgeschiedenis waarin iemand aan mensen kracht geeft zodat ze sterker worden. De mysticus Jacob Böhme zegt dat zeer mooi: ‘God is het niets dat alles zal worden.’ In onze samenleving is zo’n God de meest verachte werkelijkheid, omdat hij haaks staat op de filosofie van het neoliberalisme. Zijn stil geschreeuw wordt overdonderd door onafgebroken lawaai. Wij moeten ons inleven in dat ‘niets’. Dat kan door onszelf onder te dompelen in situaties van machteloosheid en uitzichtloosheid. Zoals een groep armen in een wijk in Lima, die tot driemaal toe uit hun krotten gezet worden en telkens opnieuw aan het bouwen slaan. Dat zijn mensen die vanuit een niets groeien tot een alles.
Sommigen zullen hun doorzettingsdrang eerder naïef dan mystiek vinden.
Het heeft niets met naïviteit te maken. Het is een soort mystieke trots die ik een zeer belangrijke eigenschap vind. In de acties van die mensen gaat het om een betrokkenheid van God op de mensen die ons niet afhankelijk maakt. Het is geen roepen op een God die moet ingrijpen om alles te veranderen. Dat is eerder een kinderlijke voorstelling van God. Ik heb ook altijd kritiek gehad op de protestantse voorstelling van God als het beeld van ‘God is bij u, hij ziet u graag en beschermt u’. Dat is waar, maar dat is slechts de helft van het verhaal. Gods liefde is niet te vergelijken met de macht en de invloed van de grote papa. Het wezen van de liefde is wederkerigheid, anders is het geen echte liefde. God kan zonder de mensen niet tot volheid komen. Dat is toch de betekenis van Jezus. Jezus genas blinden, maar hij genas slechts een heel klein groepje. Het belangrijkste van het evangelie is niet hoeveel mensen er genezen werden maar wat Jezus’ optreden bij mensen teweegbracht, hoe zijn geest bleef doorleven en mensen van binnenuit krachtig maakte. Ook vandaag zie je dat gebeuren, daar waar bevrijding zichtbaar wordt. Zuid-Afrika is voor mij zo’n voorbeeld, ondanks de vele moeilijkheden waarmee men kampt. De wereld is vandaag veel complexer en gefragmenteerder geworden dan twintig, dertig jaar geleden, maar het is nog wel duidelijk wat goed en wat slecht is en waar de macht van het kwaad schuilgaat.
U citeert in uw boek Novalis: ‘Als alle mensen een paar minnenden zouden zijn, viel het verschil tussen mystiek en niet-mystiek weg.’ Ziet u in de mystiek ook een weg om de mensheid op religieus vlak dichter bij elkaar te brengen?
‘Absoluut. Het onderscheid tussen de verschillende geloofsbelijdenissen lijkt me vandaag niet erg relevant meer. Het is niet zo belangrijk meer of je jood of christen, moslim of boeddhist bent. Waar het vandaag om draait is de vraag hoe je omgaat met mystiek en met verzet, wat je doet met dat diepe verlangen naar eenheid en heelheid en welke inzet je opbrengt om dat in gemeenschap te realiseren. Ik heb veel geleerd uit het jodendom en uit de islam. Mijn dochter is getrouwd met een Aymara-indiaan en woont in Bolivië. Ook in die indiaanse religie zie ik een diepe mystieke dimensie wanneer zij spreekt over de verbondenheid met Pachamama. Ik zie God als de Grote Onbekende in het centrum. Vanuit heel verschillende richtingen komen mensen op hem af, in kringen die zeer ver van het centrum verwijderd zijn. De dingen waarmee die mensen bezig zijn en de manier waarop ze zich uitdrukken, zijn zeer verscheiden, evenals de namen die ze aan God geven: Allah, Oermoeder, de Eeuwige, Nirwana, JHWH. Die benamingen doen er niet erg toe. Waar het om gaat is zo dicht mogelijk het centrum te naderen. Hoe dichter je bij het centrum komt, hoe dichter je ook komt bij anderen die op zoek zijn naar God. Alleen wie ver van het centrum verwijderd is, staart zich blind op uiterlijkheden en formaliteiten. Fundamentalisme of religieus machtsbehoud is de uiterste cirkel, het tegendeel van mystiek. Fundamentalisme sluit mystiek uit. In de mate dat je het middelpunt nadert en iets van God ervaart, weet je ook dat voor God elke mens gelijk is. Het interesseert God niet of iemand op vrijdag, zaterdag of zondag bidt, of zij huismoeder of lesbienne is. God wil dat we elkaar liefhebben.
Het boek ‘Mystiek en Verzet’ is uitgegeven bij Ten Have. ISBN: 90 259 4762x