“‘Een rijstoogst ’
Op het heetst van de dag onder een loodzware zon, voorovergebogen in een rijstveld, werken badend in het zweet tientallen mannen. Plant na plant wordt gemaaid, meter na meter, hectare na hectare… En met de naar schatting maar enkele tientallen machines voor bijna dertigduizend hectare zullen er in de komende weken enkele rijstplantjes handmatig omgelegd worden in de vallei van de Senegal stroom.
Onzichtbaar heeft zich de voorbije maand een kleine volksverhuis voltrokken. Ter plaatse zullen de duizenden seizoensarbeiders slechts halve hutten vinden om te slapen, maaltijden bij toeval, misschien een beetje geborgenheid bij hun collega’s. Ze zullen echter veel werk vinden, zwaar werk, maar goed betaald. En van veld tot veld, van dorp tot dorp, onder leiding van wat begint te lijken op totaal informele interim-bureaus, zullen deze dagarbeiders vele maandlonen vergaren op evenveel weken.
Ondertussen wordt het graan dat rijst is, geslaan door kleine mechanische machines, in zakken gestoken door weer andere dagarbeiders, en weggevoerd naar veelal kleine molens die de graankorrel uit zijn omhulsel pelt. Zak na zak, kar na kar, ton na ton, om te werken naar een recordoogst die dit seizoen voorspeld wordt op een 150.000 ton witte rijst.
En dit, terwijl de dorpsjongen van nauwelijks acht jaar, zijn stem hees roept op de velden van zijn papa… De vogelverschrikkers hebben immers hun effect verloren!