Patrick Van Looveren
Hoe is het anno 2023 in de Bengalese kledingindustrie?
“‘‘Er is een vóór en een ná Rana Plaza’’
Precies 10 jaar geleden stortte de Rana Plaza-kledingfabriek in Bangladesh in. De enorme ramp bracht aan het licht in welke onmenselijke omstandigheden kledingarbeiders werken. Is er intussen iets verbeterd? Documentairemaakster Lies Van der Auwera en ACV-persmedewerker Patrick Van Looveren gingen kijken.
Een kledingfabriek in Bangladesh.
© WSM
Precies 10 jaar geleden stortte de Rana Plaza-kledingfabriek in Bangladesh in. De enorme ramp bracht aan het licht in welke onmenselijke omstandigheden kledingarbeiders werken. Is er intussen iets verbeterd? Documentairemaakster Lies Van der Auwera en ACV-persmedewerker Patrick Van Looveren gingen kijken.
Op 24 april 2013 stortte in Savar, een voorstad van de Bengalese hoofdstad Dhaka, Rana Plaza in. In het acht verdiepingen tellende gebouw waren vooral kledingfabrieken. De ramp, de grootste ooit in de industrie, bracht aan het licht in welke onmenselijke omstandigheden Bengalese kledingarbeiders werken. 1138 mensen kwamen om, 2500 raakten gewond.
‘Nooit meer een Rana Plaza’, klonk het wereldwijd. Onder druk van lokale en internationale vakbonden, ngo’s en een aantal kledingmerken werd drie weken later het Accord on Fire and Building Safety in Bangladesh gesloten.
Hoe is het anno 2023 in de Bengalese kledingindustrie? Is de veiligheid en gezondheid van de arbeiders nu gegarandeerd? Hoe zijn hun arbeidsvoorwaarden en -arbeidsomstandigheden? En hoe zit het met de beloofde internationale ketenzorgwet, die bedrijven mee verantwoordelijk maakt voor hun onderaannemers?
Dhaka is de dichtstbevolkte grootstad ter wereld. Met voorsteden erbij wonen er meer dan 30 miljoen mensen. Het verkeer is een heksenketel, de wegeninfrastructuur lamentabel. Dhaka staat te boek als een van de meest onleefbare steden ter wereld. Voor vele inwoners staat leven synoniem met overleven. Tegelijk is de stad een bruisende potpourri, met een explosie aan kleuren, geuren en ervaringen.
Een vermijdbare ramp
Na de onafhankelijkheid in 1971 was Bangladesh één van de armste landen ter wereld, zonder noemenswaardige industrie. Het eerste exportgerichte kledingbedrijf werd opgericht eind jaren ’70. De decennia daarna groeide Bangladesh uit tot de derde grootste exporteur van confectiekleding. Meer dan 4 miljoen Bengalezen werken in de kledingsector.
‘Voor Rana Plaza waren de fabrieken niet bezig met veiligheid. Alleen productiequota en winst telden.’
De exponentiële groei verliep halsoverkop. Fabrieken namen met hun zware machines hun intrek in gebouwen die daar niet op voorzien waren. Projectontwikkelaars kregen via steekpenningen aan corrupte ambtenaren bouwvergunningen voor extra verdiepingen op gebouwen die bouwtechnisch al niet al te stabiel waren. Rana Plaza was dus een vermijdbare ramp.
‘Al lang voor Rana Plaza vroegen we de fabriekseigenaren en kledingmerken om actie te ondernemen’, zegt Kalpona Akter, een vroegere kledingarbeidster en nu vakbondsboegbeeld. ‘Maar ze wilden niet luisteren’, zegt Sultana Begum, voorzitster van een andere vakbond. ‘Pas na Rana Plaza is alles in een stroomversnelling gekomen’.
Dat beaamt Tanvir Hussain van Aboni Fashions. Het is een – naar Bengalese normen – modelfabriek met zelfs een kinderdagverblijf. ‘Er is inderdaad een voor en na Rana Plaza’, geeft Hussain toe. ‘Voor Rana Plaza waren de fabrieken niet bezig met veiligheid. Alleen productiequota en winst telden.’
‘Al lang voor Rana Plaza vroegen we de fabriekseigenaren en kledingmerken om actie te ondernemen’, zegt Kalpona Akter, een vroegere kledingarbeidster en nu vakbondsboegbeeld.
© WSM
Veiligheid van fabrieken
Drie weken na de ramp werd onder druk van vakbonden en ngo-initiatieven zoals de Clean Clothes Campaign, het Accord on Fire and Building Safety in Bangladesh gesloten, voor een periode van vijf jaar. Het akkoord, voor bedrijven die zich richten op de Europese markt, voorzag in onafhankelijke veiligheidsinspecties en verplichte remediëring bij problemen. De kledingmerken die zich aansloten bij het akkoord betalen hiervoor.
‘De werkgeversfederaties werken ronduit tegen, de onafhankelijke inspecties liggen onder vuur.’
‘Het akkoord heeft voor een enorme omslag gezorgd’, zegt Akter. ‘Voor 2 van de 4 miljoen kledingarbeiders is de veiligheid daardoor merkelijk beter geworden. Maar voor de werknemers lager in de toeleveringsketen – bij onderaannemers en in sweatshops – is er niet veel veranderd.’ De veiligheid van gebouwen blijft een levensgroot probleem in Dhaka.
Geen vangnet bij arbeidsongevallen
Het toezicht op de veiligheid in de bedrijven werd intussen toevertrouwd aan de nationale RMG Sustainability Council (RSC), waar Bengalese werkgeversfederaties een grotere vinger in de pap hebben. ‘Het lijkt terug naar af’, zegt vakbondsman Repon Chowdhury. ‘De werkgeversfederaties werken ronduit tegen, de onafhankelijke inspecties liggen onder vuur.’
Vakbondsman Repon Chowdhury: ‘De werkgeversfederaties werken ronduit tegen, de onafhankelijke inspecties liggen onder vuur.’
© WSM
Chowdhury is oprichter van OSHE (Bangladesh Occupational Safety, Health and Environment Foundation), dat de arbeidsongevallen in Bangladesh monitort. Bedrijven moeten arbeidsongevallen registreren. Maar dat gebeurt niet accuraat en ook de overheid springt er laks mee om.
Daarom startte OSHE met een parallelle monitoring. Medewerkers nemen elke dag de kranten door op zoek naar berichten over arbeidsongevallen en vrijwilligers in heel het land houden hen op de hoogte. Instellingen zoals de Internationale Arbeidsorganisatie gaan uit van de bevindingen van OSHE in hun rapporteringen en confronteren de Bengalese overheid met de onderaangifte van arbeidsongevallen.
OSHE ondersteunt ook slachtoffers die bij de overheid en hun werkgever compensaties proberen afdwingen. Een arbeidsongevallenverzekering, zoals wij die in België kennen, is er niet in Bangladesh.
Nilufa en Nilufar
Vijf jaar geleden ging Lieve Blancquaert op uitnodiging van WSM naar Dhaka. Ze maakte beklijvende foto’s van voor het leven verminkte slachtoffers van de Rana Plaza-ramp. Nilufa in haar slaap- en tegelijk leefkamer met een afschuwelijke beenwonde. Nilufar die een ruggenwervel brak en amper nog een theepot kan opheffen.
Voor onze reportage zochten we de twee vrouwen opnieuw op. Beiden vertellen als in een roes wat hen overkwam op 24 april 2013. Hoe het gebouw daags voordien al schudde op zijn grondvesten. Hoe ze verplicht werden om toch te werken. Als ze dat niet deden werden ze ontslagen. Nu zitten ze financieel compleet aan de grond. Ze hebben geen geld meer voor verdere medische behandelingen hoewel ze chronisch pijn hebben. ‘In het begin was er veel solidariteit, maar nu zijn de slachtoffers van de Rana Plaza-ramp vergeten’, is Nilufar bitter.
Moordend productieritme, onleefbare lonen
Het is niet omdat de gebouwen (over het algemeen) veiliger zijn dat de problemen met veiligheid en gezondheid voor de arbeiders van de baan zijn. Acht uur of meer per dag stikken doe je niet ongeschonden. ‘Heel wat arbeiders hebben af te rekenen met problemen aan pezen, gewrichten, … door verkeerde houdingen en repetitieve en extreem snelle handelingen’, zegt dokter Mahzebin, die we ontmoetten in een wijkgezondheidscentrum van GK, een non-profit gezondheidsorganisatie.
‘Sowieso krijg je als stikster rond je 35ste de bons. Het productieritme is moordend. Als je te traag wordt en de targets niet meer haalt, ga je er onherroepelijk uit. En een werkloosheidsuitkering bestaat niet in Bangladesh.’
De lonen in de kledingsector in Bangladesh worden elke 5 jaar vastgelegd. Dit jaar zijn er opnieuw onderhandelingen. De minimumlonen uit 2018 zijn door de inflatie nog maar een fractie waard van wat toen werd afgesproken. Het minimumloon is 8000 Bengalese taka (70 euro) per maand. Daarvoor moet je zes dagen op zeven, 48 uur per week werken. Je komt er onmogelijk mee rond.
De vakbonden vragen een minimumloon van 23.000 taka (197 euro), minimaal nodig om een gezin te onderhouden. Maar de verwachting is dat het nieuwe minimumloon hooguit 12.000 taka zal zijn.
‘Veel arbeiders moeten nog werken in onmenselijke omstandigheden.’
Manager Tanvir Hussain zegt er alle begrip voor te hebben dat de kledingarbeiders pleiten voor een hoger loon. ‘Maar het moet gaan om sectorafspraken. Als individuele kledingfabriek kan je geen veel hogere lonen betalen dan andere. Dat wordt niet aanvaard.’
Dan volgt een verhaal over lage winstmarges, hoge kosten en concurrentiekracht. Sara Ceustermans, coördinator van de Schone Kleren Campagne, hoort het vaak. ‘De marge voor loonsverhogingen of investeringen in veiligheid zijn daardoor beperkt. Leveranciers zetten op hun beurt weer onderaannemers of thuiswerkers onder druk. Zo krijg je een continue race to the bottom.’
‘Dit is geen parlement, maar een businessclub’
Werknemersrechten en het arbeidsrecht liggen vast in de Bangladesh Labour Act. Die werd in 2015 aangescherpt met bepalingen over het maximum aantal werkuren, overuren, het minimumloon, verlof, ontslagbepalingen…
Vóór 2006 was het vrijheid blijheid voor werkgevers. De verhalen van Kalpona Akter en Sultana Begum lijken wel weggelopen uit de film Daens: beginnen werken op je twaalfde, 400 uur per maand werken voor amper 6 euro, verbale agressie en fysieke mishandelingen, enzovoort.
In een aantal modelfabrieken behoren die excessen gelukkig tot het verleden. ‘Maar die tonen niet het ganse plaatje van Bangladesh. Veel arbeiders moeten nog werken in onmenselijke omstandigheden’, zegt Kalpona. ‘Hoe kan het anders in een land waar 40% van de parlementsleden ondernemers zijn en de rest hun vrienden? Dit is geen parlement, maar een businessclub.’
Het is moeilijk voor de vakbonden om een tegenmacht te zijn.
© WSM
Het is moeilijk voor de vakbonden om een tegenmacht te zijn. Als je een vakbond wil oprichten in een bedrijf moet je kunnen aantonen dat minstens 30% van de werknemers hierom vraagt. En zelfs dan ben je niet zeker dat het lukt. De lijnen tussen ambtenaren van het ministerie van Arbeid en ondernemers zijn heel kort, waardoor registratieprocedures soms jaren aanslepen.
Werknemers worden geïntimideerd en aangemaand zich te laten schrappen van de vakbondslijst. Vakbondsmilitanten worden afgetuigd of ontslagen en op de zwarte lijst gezet, waardoor ze in geen enkele kledingfabriek nog kunnen werken.
Nood aan zorgplichtwet
Bruno Deceukelier, die de initiatieven van WSM in Azië coördineert, beseft dat Bangladesh al die uitdagingen niet alleen aankan. ‘In plaats van de goede wil van de bedrijven in Bangladesh zijn wereldwijd afdwingbare juridische instrumenten nodig’, zegt hij.
‘Het is hallucinant dat we toelaten dat er winst wordt gemaakt op basis van mensenrechtenschendingen.’
‘Zowel in België, in Europa als binnen de VN worden momenteel initiatieven genomen om te komen tot een zorgplichtwetgeving,' zegt Sara Ceustermans van WSM en ook coördinator van de Schone Kleren Campagne. 'Die verplicht bedrijven om zorg te dragen voor hun keten en dus ook verantwoordelijkheid op te nemen voor wat er gebeurt bij hun onderaannemers. En die hen verplicht om schade die veroorzaakt wordt aan mens of milieu te herstellen.'
Maar, gaat Ceustermans verder, 'de lobby van de bedrijfswereld probeert die wetgeving die in de maak is zoveel mogelijk af te zwakken. Het is aan ons om politieke steun te zoeken’.
‘Volgens een studie van de Europese Commissie besteedt nu slechts 16% van de bedrijven echt zorg aan heel zijn waardeketen. Het is hallucinant dat we toelaten dat er winst wordt gemaakt op basis van mensenrechtenschendingen’, onderstreept Laura Eliaerts van de internationale dienst van het ACV.
Documentaire Bangladesh Revisited
Tien jaar na de grootste ramp in de kledingindustrie ooit ging Visie undercover in Dhaka, Bangladesh. En filmde de getroffenen van de instorting van #RanaPlaza: kledingarbeiders, vakbonds- en gezondheidswerkers. Een pleidooi voor een ambitieuze zorgplichtwet. In een regie van Lies Van der Auwera. Een productie van Visie, ACV en WSM. Bekijk hier de volledige documentaire.