Gelukkig zijn er de Chinezen

Blog

Jean-Paul weet aan wie hij dit jaar zijn aardnoten weer zal verkopen

Gelukkig zijn er de Chinezen

Gelukkig zijn er de Chinezen
Gelukkig zijn er de Chinezen

Chinezen zijn alomtegenwoordig in het dagelijks leven van iedere Senegalees, schrijft Halewijn Timmerman, die niet ver van de stad Kaolack een boerderij heeft. In tegenstelling tot de overheid betalen zij een pak meer voor de pinda's die iedereen er kweekt.

International Institute of Tropical Agriculture Follow / Flickr (CC BY-NC 2.0)

De Chinezen betaalden maar liefst een derde meer voor aardnoten dan de Senegalese overheid. Bovendien betaalden ze contant.

International Institute of Tropical Agriculture Follow / Flickr (CC BY-NC 2.0)

Chinezen zijn alomtegenwoordig in het dagelijks leven van iedere Senegalees, schrijft Halewijn Timmerman, die niet ver van de stad Kaolack een boerderij heeft. In tegenstelling tot de overheid betalen zij een pak meer voor de pinda's die iedereen er kweekt.

Het is 07.58 uur in de ochtend en ik heb al twee koffies op. Het is te zeggen, ik heb al twee koppen heet water met wat kleverige oploskoffie naar binnen.

Ik zit op een gammel houten bankje waarvan je zou denken dat het mijn gewicht geen seconde langer meer zal dragen. Toch zal ik mijn broek daar waarschijnlijk nog wel enkele keren gaan slijten en zal het bankje er binnen enkele jaren nog staan. Ik ben in Ngane, een klein dorpje vlakbij Kaolack, het aardnotenbekken van Senegal. De schoonste stad van heel Senegal.

Ik kijk naar mijn maman die zorgvuldig haar ontbijtrestaurantje weet te regelen zonder haar stoel te verlaten. Een kunst die maar enkele mamans hier gegeven is. Het gasbekken links en het brood rechts van haar plastic stoel — die al meermaals met naald en draad gehecht is.

In haar handen houdt ze een oude radio met een gitzwarte knop en een korte antenne, die ze met de grootste zorg zachtjes naar links richt om de juiste frequentie op te vangen. Geef mij die radio in handen en na 14 seconden blijft er antenne noch knop meer over aan dat ding. Niet omdat ik geen geduld zou hebben of omdat ik er bruut zou mee omgaan. Neen, het is gewoon dat soort radio.

De laatste jaren zijn de opbrengsten per hectare drastisch achteruit gegaan.

Vanop mijn bankje zie ik hoe paarden en karren afgeladen met werktuigen wegrijden naar de velden. De eerste regen is vannacht gevallen en de aardnoten – bij ons beter bekend als pinda’s – moeten de grond in.

Een jaarinkomen van pinda's

De oudste zonen van de familie zijn teruggekeerd uit de grote steden om de pater familias te helpen tijdens het regenseizoen. De pinda’s zijn namelijk goed voor de familie-inkomsten van een volledig jaar. Bij slechte regenval, droogte of schimmel op de gewassen zal er maar gegeten kunnen worden tot eind maart en zullen slechts 2 van de 8 kinderen naar school kunnen.

De laatste jaren zijn de opbrengsten per hectare drastisch achteruit gegaan. De grond is uitgeput en vergeven van NPK (pesticiden). De culturen worden niet afgewisseld en de bomen op de velden worden gekapt vanuit een westers geïnstalleerde logica, om met machines gemakkelijker en sneller op de velden te kunnen manoeuvreren.

© Halewijn Timmerman

Geen boom te bespeuren, dus geen koolstof in de grond, geen bodemleven in deze cementachtige sahelgrond.

© Halewijn Timmerman

Jean-Paul is naast me komen zitten op datzelfde houten bankje en nu weet ik het zeker: het is echt wel een stevig bankje. Jean-Paul heeft sinds deze ochtend vroeg met zijn twee kleine zonen, een ezel en een trouwe volgzame hond, aardnoten staan zaaien op het veld van zijn vader. Zelf heeft hij zijn veld vorig jaar verkocht aan een rijke Dakaroise omdat hij in geldnood zat. Een tendens in deze regio.

Hij begroet me hartelijk en met zijn ruwe knuisten geeft hij mij een hand. In gebrekkig Frans vraagt hij hoe het mij mij gaat, hoe het met mijn familie is en hoeveel hectare ik al ingezaaid heb deze ochtend. Hij glimlacht. ‘Met mij alles goed, met mijn familie ook en sinds deze ochtend heb ik één hectare aardnoten ingezaaid, en gisteren twee hectaren gierst’, antwoord ik hem in het Wolof.

Ik lees ongeloof, verbazing en oprechte appreciatie op het gezicht van deze man. Die dingen zijn de reden waarom ik drie jaar met een balpen in mijn broekzak en mijn arm vol woordjes rondliep om Wolof te leren. Een witte blanke man die in het godvergeten gat Ngane op deze manier antwoordt, doorprikt elk stereotype dat er heerst over de toubab (West-Afrikaanse term voor een persoon van Europese afkomst, ht). En dat is een persoonlijk gevecht dat ik zal blijven voeren.

Ik vraag Jean-Paul hoeveel hectare hij nog gaat inzaaien en of ik zijn veld mag komen bekijken. Hij drinkt van zijn koffie en wijst naar de overkant van de straat. Een aardige lap naakte grond, met pal in het midden een gigantische baobab. Een idyllisch plaatje voor elke buitenstaander, een ramp voor elke boer hier. Geen boom te bespeuren, dus geen koolstof in de grond, geen bodemleven in deze cementachtige sahelgrond.

De opbrengst van zijn hectare was vorig jaar maar de helft van wat die tien jaar geleden was. Als hij veel kunstmeststof gooit, kan hij dat verlies wat compenseren, maar dat kan hij dit jaar niet betalen. Jean-Paul viel ook buiten de loting van gesubsidieerde meststof die de overheid per dorp ter beschikking stelt. Ze krijgen hier goede raad van het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Europese Unie.

Chinezen

Gelukkig voor deze boer zijn er de Chinezen. Je ziet ze hier nooit, maar ze zijn alomtegenwoordig in het dagelijkse leven van iedere Senegalees. Van iedereen in feite.

Voor een kilo ongepelde aardnoten betaalde de Senegalese overheid vorig jaar 250 CFA-frank aan cashbons bij de boer op het veld. De Chinezen betaalden maar liefst 350 CFA-frank, in echt geld. Dat is meer, en direct in cash uitbetaald. Je moet geen boerenverstand hebben om die rekensom te kunnen maken.

Jean-Paul weet aan wie hij dit jaar zijn aardnoten weer zal verkopen. Zodat hij zijn kinderen een heel jaar naar school kan sturen. Ik zou het het ook weten.