Gustavo Gutiérrez over spiritualiteit en grenzen
Marc Van Laere
01 januari 2001
Het enige oude huis van de Rue Tête d'Or in Lyon is voor één jaar de vaste verblijfplaats voor een tweeënzeventig jarige Peruaan. Hij loopt hoog op met de paus en citeert met genoegen Franse auteurs terwijl hij zijn vaderlandsliefde niet onder stoelen of banken steekt. 'Ik ben geen wereldburger', zegt hij. 'Ik voel mij heel sterk Peruaan. Heel inheems.'
Vijftien jaar geleden stond zijn naam, Gustavo Gutiérrez, op de zwarte lijsten van de Latijns-Amerikaanse generaals die toen de macht over leven en dood hadden in hun landen. Dertig jaar geleden schreef hij Een theologie van de bevrijding, een boek dat de geschiedenis van zijn continent een radicale wending gaf.
De vader van de bevrijdingstheologie is geen rebel. Nooit geweest, vermoed ik. Wel een koppigaard, een doordouwer. Heeft het iets te maken met zijn kleine gestalte, zijn half indiaanse afkomst? Of is het vooral zijn liefde voor de armen die hem drijft? De geschiedenis van Wereldwijd Magazine loopt op een aantal punten parallel met de strijd die Gustavo Gutiérrez geleverd heeft. Omdat hij slechts op enkele uurtjes snelsporen van ons verbleef, gingen wij luisteren naar zijn visie op spiritualiteit op de drempel van de nieuwe eeuw.
Nu de hele wereld globaliseert, groeit er misschien ook wel een wereldspiritualiteit?
‘Het woord globalisering is bedrieglijk. Het wekt de indruk dat wij naar één wereld groeien, terwijl wij naar een dubbele wereld evolueren. De afstand tussen arm en rijk vergroot. De globalisering bevestigt heel cynisch het feit dat er meer volkeren en meer mensen worden uitgesloten uit het economische circuit. Hoe cynisch daarover gesproken kan worden, blijkt als je Amerikaanse economisten hoort beweren dat de multinationale ondernemingen zich mogen herkennen in de hoofdstukken van de profeet Jesaja over de lijdende dienaar van Jahweh. Iedereen beledigt hen, maar zij zouden wel de uiteindelijke redding brengen!’
Tegen dat soort heiligschennis alleen al zou je in Seattle, Praag of elders op straat komen?
‘Mensen moeten hun stem verheffen, schreeuwen, laten horen dat de wereld niet tevreden is. Alleen volstaat dat protest niet. Geen enkele religie moet energie verspillen aan het verwerpen van de globalisering. Je kan evengoed het bestaan van de elektriciteit verwerpen. Het gaat om het gebruik dat je ervan maakt. Wij staan voor de uitdaging om de tekenen van onze tijd goed te onderscheiden en dat is niet gemakkelijk met de emoties die tegelijkertijd worden wakker geroepen. Er moeten duidelijkere wegen naar solidariteit worden gezocht. Dat roept om een spiritualiteit die zowel aandacht heeft voor het particuliere als het universele. Als de globalisering ons doet belanden in een spiritualiteit die zowel aanvaardbaar is in China, Alaska als Peru, dan pas ik. De rijkdom van het lokale, het onmiddellijke, het nabije vind ik daarvoor te groot. Het zou erg zijn om dat te verliezen. Maar ik wil de plaatselijke religiositeit niet verdedigen tegen de feiten in.’
Tegen welke feiten?
‘Het is ondenkbaar dat er muren worden opgericht die mensen verhinderen in andere cultuurgebieden te komen. Radio, televisie, internet… je kunt alles volgen tot op de hoogvlakte van de Andes, in talen die in onze landen nooit werden gesproken. Ik ken in Peru jongeren die meer Engels dan Spaans kennen. De combinatie van dat universele en het plaatselijke lijkt mij best boeiend om te komen tot een spirituele vermenging. Dit zijn tijden van spirituele rijkdom. Mensen verlaten rigoureuze, sectaire perspectieven. Ze ontdekken andere vormen van goddelijke aanwezigheid in de geschiedenis. De contacten tussen de godsdiensten zullen intenser worden. Eén van de vragen die daarbij rijst is het fenomeen van de religieuze markt. Je koopt, je leest, je volgt hetgeen je op dit ogenblik interesseert. Zo dreigt een mens het zicht op het geheel en de diepte van de eigen traditie uit het oog te verliezen of zichzelf steeds meer in het centrum van alles te plaatsen. In het christendom daarentegen is één van de centrale aspecten het volgen van Jezus, zijn wil aanvaarden in jouw leven.’
Jezus’ wil werd de voorbije jaren opgesloten in een zeer Vaticaanse vertaling. Staat dat niet in scherp contrast met uw benadering, die u neerschreef in het boekje met de prachtige titel Drinken uit de eigen bron en waarin u graag Rainer Maria Rilke citeert: ‘God laat zich vinden in onze wortels'?
‘In Rome bestaat er inderdaad een tendens die beweert de waarheid in pacht te hebben. Het absolute relativisme in godsdienstzaken kan ik echter ook niet aanvaarden. Niet alles is alles waard. Ik heb het moeilijk met wie ook alle religiositeit wil globaliseren. Het is goed dat er steeds meer contact komt, maar wij moeten blijven waken over de eigen godsdienst en de eigen cultuur. Zo had Latijns-Amerika een eigen weg in het volgen van Jezus van Nazareth in de voorkeursoptie voor de armen. In Latijns-Amerika zijn de jongste dertig jaar christenen gedood omdat zij christen waren. Maar ik heb mij altijd hartsgrondig verzet tegen mensen die de bevrijdingstheologie de theologie van Latijns-Amerika noemden. Als Europeanen theologie bedrijven, spreken ze nooit over een Europese theologie. De bevrijdingstheologie werd in Latijns-Amerika sterk gemaakt, maar het is een uitdaging voor christenen in heel de wereld.’
Bent u trots dat u op de belangrijke momenten van de recente geschiedenis van Latijns-Amerika en zijn kerk erbij was, dat u zelfs een drijvende kracht voor die geschiedenis geweest bent?
‘Voor mij en voor zoveel anderen was het een genade. Die geschiedenis kwam niet uit de pen van theologen maar groeide vanuit het volk. Christenen die zich engageren voor armen vormden toen –net als vandaag- een minderheid. Maar zij werden een minderheid die ertoe deed.’
U heeft hen een stem gegeven.
‘Met de talenten die ons waren gegeven. Zeg maar dat ik er toen de goede leeftijd voor had. Ik werd woordvoerder van de armen omdat ik in de nabijheid woonde van mensen die in die richting dachten. Had ik mijn stem niet geleend tot deze nieuwe denkrichting, dan was het elders begonnen. Het hing in de lucht. Het was aanwezig in het leven van de Latijns-Amerikaanse kerk. Misschien zat het wel in mijn genen dat ik “vader van de bevrijdingstheologie” moest worden.’
Na al die bewogen jaren komt u een jaar in Europa wonen. Is dat geen vreemde manier om u aan uw eigen bron te laven?
‘Niet echt vind ik. Hier in Lyon bracht ik vier jaar van mijn leven door. Hier studeerde ik theologie. Nu schrijf ik een boek. Dat is één van de redenen waarom ik hier ben.’
U hebt iets met Europa. U studeerde psychologie en filosofie in Leuven en theologie in Lyon. In uw werken verwijst u vaak naar Europese schrijvers: Rilke, maar ook Bernanos, Péguy, Gide, Graham Greene. Hebt u Mario Vargas Llosa wel gelezen?
‘Ik heb veel gelezen van mijn vriend Vargas Llosa, maar ook van José Maria Arguedas, Vallejo en García Márquez. Ik hou van poëzie. Er bestaat geen betere manier om over God te spreken dan door de dichtkunst. Het boek Job, dat is theologische poëzie. De hele wereld van de artistieke schepping trekt mij aan. Ik ben sedert mijn studies in Leuven ook een liefhebber van de films van Pasolini en Buñuel en van één film in het bijzonder die veel over deze tijd vertelt: Rashomon. Die Japanse film verhaalt vier versies van dezelfde moord. Vier mensen verheffen hun mening tot “de” waarheid. Dat is het postmodernisme: elk zijn waarheid. In naam van een individualisme dat op de lange duur tot zelfmoord voert.’
Postmodernisme is ook de ontnuchtering van ideologieën en utopieën.
‘Het einde van de ideologie, de dood van de utopieën, de dood van de metafysica, zijn dat niet te veel lijken? Het gedaas over die einden laat de armen in de kou staan. Wie beschermt hen? Als alles moet worden herbegonnen wat moeten wij dan met de slachtoffers? Carlos Fuentes zei mij: “Ze vertellen mij voortdurend dat wij in de tijd van het einde der ideologieën leven. Welke ideologie hebben de mensen die dat zeggen?” Als het scepticisme van de postmoderniteit ook de solidariteit aantast, is dat een gevaarlijke zaak voor de zwakkeren in onze samenleving. Ik hoor velen zuchten over de solidariteit in de voorbije decennia: “Ach, daar zijn wij al van teruggekomen.” Maar, zij zijn nooit op weg gegaan!’
Anderen gingen wél op weg maar zijn vandaag ontmoedigd en moe.
‘De nieuwe wereld bleek een geschiedenis van lange duur. De strijd en solidariteit met de armen werd door velen te romantisch ingekleurd. Men koos voor de armen vanuit de simpele én verkeerde overtuiging dat de armen per se goed zouden zijn. Als een arme iets kan meepikken dat niet van hem is, dan doét hij het. Mijn Leuvense prof Jacques Leclerc zei: “Jullie buitenlanders verbazen zich dat wij onze kleren hier in de gang aan de kapstok kunnen hangen, zonder dat iemand die meeneemt. Denken jullie dat wij zulke eerlijke mensen zijn? Tijdens de oorlog stal hier nagenoeg iedereen.” Bevrijdingstheologen zeiden van in het begin dat het fundament van de voorkeursoptie voor de armen niet is dat de armen goed zouden zijn, maar dat God goed is. Als de armen goed zijn, des te beter. Maar ook als de armen slecht, hebzuchtig, wrokkig of boosaardig zijn, dan nog blijft de optie overeind.’
Werd u ooit bekoord door grote droombeelden uit de jaren zestig of zeventig?
‘Neen. Misschien komt dat omdat ik stam uit een volk en een land die tot de armste van Latijns-Amerika behoren. Ik heb nooit geschreven dat de realisatie van de grote droom in zicht was. Ik heb nooit gedacht dat de bevrijding om de hoek lag. De omgeving waarin ik -sober en moeilijk- leefde, bepaalde dat mee. Gemakkelijk optimisme kreeg er geen kans. Nogal wat bevrijders kwamen uit de betere sociale klassen en trokken naar de armen die ‘zo gastvrij, zo solidair’ waren. In de grond dachten ze ook wel dat ze beter dan de armen wisten wat goed voor hen was. Dat brak hen mettertijd wel zuur op. Ik werd er door de jaren heen meer en meer van overtuigd dat in de evangelies één zaligspreking ontbreekt: zalig de koppigaards, de onverzettelijken, de vastbeslotenen want zij zullen God zien. Ik weet wel dat onverzettelijkheid ook enerverend kan zijn, maar het leven van vele heiligen wordt erdoor gekenmerkt. Zij verankerden zich in hun geschiedenis, ze wilden de veldslagen van hun leven strijden. Ze lieten zich niet ontmoedigen, maar zeiden vastberaden: wij zullen wel zien.’
Gustavo Gutiérrez is de centrale gast op de Romerodag op 24 maart te Brugge. Thema van deze editie is ‘Er is altijd iets om voor te leven. Feest van de vrijwilliger’. Meer informatie in het maartnummer van Wereldwijd Magazine.