“‘Peru: opnieuw dode in conflict rond mijnbouwproject Las Bambas’
Er is amper iets veranderd. Dat was de conclusie van mijn vorig blog over de ‘verjaardag’ van het conflict rond het mijnbouwproject Las Bambas in Peru, waarin ik de situatie van nu vergeleek met die van een jaar geleden, toen er bij een protest drie doden vielen. Nauwelijks acht dagen na mijn blog stierf Quintino Ceresa Huisa, een nieuwe dode in hetzelfde conflict.
De conclusie lijkt op het eerste zicht stand te houden, er is nauwelijks vooruitgang geboekt in het conflict tussen de gemeenschappen in Cotabambas en het mijnbedrijf MMG. Het gebrek aan dialoog leidde vorige week opnieuw tot een dode. Maar in de nasleep van de dood van Quintino Ceresa Huisa merken we toch wat verschillen op tegenover vorig jaar.
De inzet van het conflict is niet veranderd. Het gaat nog altijd over een milieueffectenrapport, dat door het mijnbedrijf MMG eenzijdig is gewijzigd. In 2011 bereikte het bedrijf een akkoord met de lokale gemeenschappen over het milieurapport, maar in de daaropvolgende jaren voerde het mijnbedrijf veranderingen door zonder enig overleg met de gemeenschappen.
Alles met vrachtwagens
Zo schrapte het de afgesproken aanleg van een pijplijn die het gros van de gedolven mineralen zou transporteren naar een verwerkingsinstallatie. Gevolg: alle transport gebeurt nu met vrachtwagens. Met drie- tot vijfhonderd per dag denderen ze door de kleine gemeenschappen van Cotabambas. De wegen zijn niet geasfalteerd, wat leidt tot gigantische stofwolken. Dat stof daalt neer over de gemeenschappen en de velden, met als gevolg aanzienlijke schade voor de landbouwproductie en ademhalingsproblemen bij de lokale bevolking.
En daarmee zitten we weer bij één van de kernpunten van het conflict van september 2015: het niet of nauwelijks betrekken van de lokale gemeenschappen bij beslissingen die voor hen vergaande gevolgen hebben.
Op 6 oktober werd beslist om een nieuwe asfaltweg aan te leggen en ook een stuk van de huidige weg te asfalteren. Dat zou de overlast moeten doen dalen, en het mijnbedrijf zou de kosten op zich nemen. Er leefde een voorzichtige tevredenheid over de beslissing.
Maar die tevredenheid werd niet gedeeld door iedereen. Enkele gemeenschappen hadden het gevoel dat ze niet geraadpleegd waren, terwijl de nieuwe weg ook over hun gronden zou lopen. En daarmee zitten we weer bij één van de kernpunten van het conflict van september 2015: het niet of nauwelijks betrekken van de lokale gemeenschappen bij beslissingen die voor hen vergaande gevolgen hebben.
Daarom riepen enkele gemeenschappen een nieuwe staking uit. Ze bezetten de wegen die gebruikt worden voor het transport van mineralen en blokkeerden de vrachtwagens. De politie kwam tussenbeide om de actie te breken, wat leidde tot een confrontatie met gewonden langs beide kanten. En één dode: Quintina Ceresa Huisa, de burgemeester van de gemeenschap Choquecca, die een kogel in het hoofd kreeg.
Paralellen met vorig jaar?
Eén jaar en twee weken na de grote confrontatie van 28 september 2015 vier er dus opnieuw een dode in hetzelfde conflict. Zijn er paralellen?
De oorzaak van de twee confrontaties is alvast erg gelijkaardig: het gevoel bij de gemeenschappen dat ze niet betrokken worden bij belangrijke beslissingen rond het mijnproject in hun regio.
Wake voor Quintino Ceresa Huisa - Abancay
© MO*/Hannes Knapen
Maar er zijn ook verschillen, met in de eerste plaats de schaal. Vorig jaar kwamen er zo’n 10.000 mensen op straat, nu 200, wat er op wijst dat de lokale civiele maatschappij gefragmenteerd is. Er spelen veel en uiteenlopende belangen, vaak economische, en die belangen botsen wel eens, met altijd weer het risico op geweld. Niet alle gemeenschappen staan altijd als één blok tegenover het mijnbedrijf.
Ook de reactie van de nationale overheid verschilt sterk. Waar in 2015 ex-president Humala één dag na de confrontatie de noodtoestand uitriep in de regio en de aanwezigheid van politie en leger opdreef, blijft huidig president Kuzynscki momenteel stil, en was het twee dagen wachten op een reactie van de minister van Binnenlandse Zaken.
Hij bevestigde dat het slachtoffer omkwam door een kogel van de politie, en dat de het ministerie van Binnenlandse Zaken een gronding onderzoek is gestart naar de exacte omstandigheden van zijn dood. Volgens de minister zijn er rond de autorisatie van het politieoptreden procedurefouten gemaakt.
Dat de minister de nauwe banden tussen politie en mijnbedrijf nu erkent en veroordeelt is een positieve stap, maar tegelijk kan het zijn legitimiteit bij de politie ondergraven.
De minister verwees ook naar de nauwe banden tussen de lokale politie en het mijnbedrijf. Formele samenwerkingsverbanden tussen de politiemacht en grote transnationale bedrijven zijn gevaarlijk.
‘Volgens de grondwet hoort de politie de ganse bevolking te beschermen’, verklaarde Ruth Luque, advocate van Derechos Humanos Sin Fronteras onlangs in een interview, ‘Maar in dit geval schendt de politie de rechten op veiligheid en gelijkheid van een bepaalde bevolkingsgroep, wat neerkomt op discriminatie.’
Dat de minister de nauwe banden tussen politie en mijnbedrijf nu erkent en veroordeelt is een positieve stap, maar tegelijk kan het zijn legitimiteit bij de politie ondergraven. Toch onthaalt de brede bevolking de reactie van de minister voorzichtig positief.
Een andere positieve trend is het grotere bewustzijn rond het thema. Een aantal mensen vertelde me dat de verontwaardiging dit jaar veel groter is, zowel in de traditionele media, op de sociale media als op straat. Zo organiseerden enkele sociale organisaties in Abancay een wake voor Quintina Ceresa Huisa, niet toevallig tegenover het commissariaat van de politie, en hielden ze een solidariteitsmars in de stad.
De spanningen in de regio blijven op scherp. De lokale autoriteiten willen zo snel mogelijk de dialoog hervatten om verdere confrontaties te vermijden.
Hopelijk is het laatste slachtoffer binnen dit conflict vorige week gevallen.