Het land is van ons
Karen Janssens
01 april 2002
Zelfs in onze hoogtechnologische maatschappij blijft grond onontbeerlijk voor onze voedselvoorziening. De meeste westerlingen zijn niet langer aangewezen op hun eigen akker om te overleven. Toch hebben ook wij nood aan andermans goede grond, wiens oogst we eten. De meeste mensen in de Derde Wereld onderhouden een veel nauwere band met het land. Het grootste deel van de bevolking haalt zowel eten als inkomen direct uit de grond die ze bewerkt of bezit. Probleem is dat vele boeren geen of slechts gedeeltelijk toegang hebben tot vruchtbaar land. Met als direct gevolg armoede, onderontwikkeling en honger.
Naast federale snelweg 150 in de Braziliaanse deelstaat Pará, gapen 19 kastanjeboomstammen je roerloos aan. Eén dode boom ter nagedachtenis van elke boer die op 17 april 1996 werd doodgeschoten tijdens een grondbezetting in Eldorado dos Carajás. In Brazilië bezit één procent van de bevolking vijftig procent van de landbouwgrond. Toen 1.500 families van landloze boeren een boerderij in Pará bezetten, opende de politie het vuur. Balans: 19 doden en 69 gewonden. Het monument stelt open vragen over de ongelijke grondverdeling in Brazilië en de neoliberale ontwikkelingen in de landbouw overal ter wereld. Want dit verhaal van de Movimento dos Trabalhadores Rurais Sem Terra (MST) – de Braziliaanse beweging van landloze landarbeiders – is geen marginaal relaas. Overal ter wereld leveren boeren en boerinnen dag in dag uit strijd voor een lapje grond.
Verdeel en heers
Machiavelli waarschuwde zijn vorst dat conflicten over eigendomsrechten langer konden aanslepen en politiek gevaarlijker waren dan bloedvetes als gevolg van moord. Als we naar de conflicten in Israël en Palestina of Servië en Kroatië kijken, kunnen we hem moeilijk ongelijk geven. Ook de huidige conflicten over landbouwgrond wortelen vaak in een ver verleden.
Koloniale autoriteiten overal ter wereld zagen heel goed het belang van grondbezit in: controle over land betekent macht. Als vruchtbaar land vrij toegankelijk zou zijn voor iedereen, zouden de landarbeiders niet zo gek zijn om onder slechte arbeidsvoorwaarden te komen werken voor een koloniale onderneming. Ze zouden op hun eigen lapje grond wel voedsel voor zichzelf kweken. In kolonies zoals India en Indonesië, waar al de vruchtbare grond al in gebruik was, werden de landbouwers verplicht een deel van hun meeropbrengst af te staan voor export.
Maar het zou te eenzijdig zijn alle schuld voor de scheefgegroeide grondverhoudingen bij de koloniale machthebbers te leggen. Ook in landen zonder een koloniaal verleden leidden gelijkaardige processen tot armoede en grondschaarste. De inlandse elite gebruikte eveneens militaire druk en formele annexatie om haar macht te bestendigen via controle over het land.
Voorbeeld: Nicaragua
De geschiedenis van Nicaragua illustreert goed hoe het koloniaal verleden nog altijd zijn stempel drukt op het boerenbestaan. In de 16de eeuw palmden Spaanse grootgrondbezitters de vruchtbare kuststroken aan de Stille Oceaan in voor hun haciënda’s. De indianen die in de dorpen leefden, werden verplicht bepaalde producten (voedsel, honing, textiel) te leveren aan de Spanjaarden of als goedkope arbeidskracht mee te werken op de haciënda’s. Daar werd vooral voor de export naar het thuisland geproduceerd. De indianen en mestiezen (met Spaans en indiaans bloed) deden aan overlevingslandbouw. Om aan de slechte werkomstandigheden te ontsnappen, vluchtten vele indianen de bergen in. De gronden op de bergflanken, op de grens tussen de bewoonde wereld en het woud, waren weinig vruchtbaar en erg erosiegevoelig. Bijgevolg moest er steeds opnieuw woud worden gekapt.
In de 19de eeuw versterkte de koffieteelt de ongelijke grondverhoudingen nog meer. Grond die aan niemand, aan de kerk of aan de gemeenschap toebehoorde, werd privé-bezit en ingepalmd voor de teelt van koffie voor de export. Indianengemeenschappen en boeren die weigerden mee te werken, werden brutaal van hun grond verdreven. De feodale haciëndastructuur ruimde geleidelijk plaats voor meer kapitalistische productierelaties: loonarbeid op andermans privé-eigendom. Iedereen die grond wilde bewerken, werd verplicht de grond waarop hij al jaren leefde te kopen en zo een eigendomstitel te verwerven. Voor de vele kleine en weinig kapitaalkrachtige boeren zat er vaak niet veel anders op dan in loondienst op een koffieplantage te gaan werken. De polarisatie tussen koffiekwekers-grootgrondbezitters enerzijds en kleine boeren die voortdurend verarmden anderzijds werd dus groter. Vele boeren trokken nog dieper de bergen in of vluchtten naar de stad in de hoop daar aan de bak te komen. Deze tendens werd na 1970 nog versterkt, wanneer de landbouw zich volledig op de export van katoen, koffie, bananen, vlees en suiker ging richten. Voor deze productie werden natuurlijk de beste gronden ingezet. De basisvoedselgewassen verhuisden naar tweederangsgronden, met dalende oogsten en stijgende hongerproblemen tot gevolg. Vanuit de onvrede met deze historisch gegroeide, ongelijke grondverdeling, lanceerden de sandinisten in het begin van de jaren tachtig hun campagne voor landhervorming.
De wereld rond
Het verhaal van Nicaragua is niet universeel, maar toch illustratief voor wat op vele plaatsen in de wereld gebeurde. Verschillende historische paden hebben tot verschillende types van landbeheersing geleid en bijgevolg ook tot verschillende types van grondschaarste. Maar de pijnlijke vaststelling blijft: nagenoeg elk continent kampt met grondschaarste. In Azië leven te veel mensen op te weinig grond. Begrijpelijk dus dat zowat de helft van de landloze boeren wereldwijd in India en Bangladesh leeft. In Latijns-Amerika is de grond vooral slecht verdeeld. Grootgrondbezitters gebruiken er amper 20 procent van hun terrein. Landloze boeren bezetten er dan ook lappen braakliggende grond. Landbezetting als actietactiek komt in Azië in het algemeen en de Filipijnen in het bijzonder minder vaak voor, aangezien de reacties van de privé-milities van de landlords er nog veel gewelddadiger zijn. In Afrika wordt het optimale grondgebruik in hoofdzaak belemmerd door gebrek aan middelen, infrastructuur en vermarktingsmogelijkheden. Ook in Europa bestaat er een zekere vorm van grondschaarste. Landbouwgrond is in België zo duur geworden dat veel beginnende boeren niet voldoende startkapitaal kunnen verzamelen. Het landbouwprobleem waarmee we vandaag in vele ontwikkelingslanden worden geconfronteerd, verschilt niet zoveel van de problemen waarmee Europa in de achttiende eeuw te kampen had. De Amerikaanse historicus Eric Hobsbawm (1962) schrijft onder meer over de Franse revolutie: “Het landbouwprobleem was het fundamentele probleem in de wereld van 1789. En het kernprobleem van de landbouw was de relatie tussen diegenen die het land bewerkten en diegenen die het bezaten, tussen hen die de weelde creëerden en zij die de weelde vergaarden.” (uit: The Age of Revolution 1789-1948)
Er dringt zich één logische oplossing op: herverdeel het land dat in de loop van de geschiedenis onrechtmatig is verdeeld geraakt. De voorbije eeuw zag vele landhervormingsprogramma’s ontstaan, vaak met wisselend succes.
Drang naar grond
De complexiteit van het landhervormingsproces in Mexico illustreert dat goed. De eerste grote landhervorming van de twintigste eeuw vond trouwens plaats in Mexico. Tegen het einde van de 19de eeuw was meer dan de helft van ‘s lands landbouwgrond in het bezit van zo’n kleine duizend families en ondernemingen. Allemaal grootgrondbezitters met landerijen, gaande van duizend hectare tot soms meer dan een miljoen hectare groot. De grootgrondbezitters misbruikten hun sociale, economische en politieke macht om ervoor te zorgen dat de overheid hun bondgenoot was in hun ongebreidelde drang naar land. In het begin van de twintigste eeuw was het grootste deel van de Mexicaanse plattelandsbevolking landloos.
Ondanks de indrukwekkende economische groei op nationaal niveau, daalde de levensstandaard van de plattelandsbevolking tussen 1876 en 1910. Deze ontwikkelingen gingen gepaard met een commercialisering van de landbouw. De productie van koffie, suiker, katoen en vee (exporteerbare producten) nam toe en werd gesubsidieerd door de staat. De productie van graan en bonen – het basisdieet van de armen – ging er gestaag op achteruit, want dat werd deels geïmporteerd uit de VS. De welvaart die ontstond uit de economische groei ging aan de neus van een massa plattelandsbewoners voorbij …
Revolutie
Dit alles vormde de ideale context voor de Mexicaanse revolutie. Die begon in 1910 en eindigde officieel … met de aanname van de nieuwe grondwet in 1917. Tijdens de jaren van rebellie bezetten gewapende boeren onder leiding van Emiliano Zapata grootschalige landbouwbedrijven en voormalige gemeenschapsgronden. Ze herverdeelden de bezette gebieden over de boerengemeenschappen die de gronden ooit waren kwijtgespeeld.
Om een einde te maken aan de bloedige revolutie, die ondertussen meer dan een miljoen doden had geëist, aanvaardde de regering in 1917 een nieuwe grondwet. Alle land werd voortaan eigendom van de staat. Die zou het publieke belang laten doorwegen op het privé-belang. Zo werd het pad geëffend voor onteigeningen en herverdeling van gronden. Ondanks deze mooie juridische basis werd de landhervorming in de praktijk enkel doorgevoerd in die gebieden waar het gewapend boerenverzet het hevigst was. Midden de jaren dertig was er amper een vijfde van de landbouwgrond daadwerkelijk onder de boeren herverdeeld.
Gemene gronden
Daar kwam verandering in met president Lázaro Cardénas (1934-1940). Hij voerde via het systeem van collectieve ejidos (een term van koloniale oorsprong die verwijst naar de gemeenschappelijke – gemene – gronden bij een nederzetting) een echte landhervorming door. 18 miljoen hectare landbouwgrond kwam in handen van meer dan 800.000 landloze boeren.
Het was de expliciete wens van de progressieve hervormers om de ejidos op democratische wijze te laten werken, gebaseerd op collectief beheer. Daarom werd er een speciale ejidobank opgericht die steun voorzag inzake kredietverlening, irrigatie, grondstoffen, infrastructuur, enz. Dergelijke landbouwhervormingen zijn noodzakelijk om het succes van de landhervormingen te realiseren en te bestendigen. Wie land ontving, hoefde hier meestal niet voor te betalen en de voormalige grootgrondbezitters kregen over het algemeen geen compensatie. De Cardénas-hervorming verbeterde de economische, sociale en politieke situatie van de arme plattelandsbevolking op spectaculaire wijze.
Radicale breuk met de revolutie
De vooruitgang die werd geboekt onder Cardénas werd door zijn opvolgers niet bestendigd. De Tweede Wereldoorlog dwong Mexico tot meer zelfvoorziening wat betekende dat andere actoren in de maatschappij – industriëlen, commerciële boeren en de middenklasse in de steden – meer invloed kregen. De landherverdeling werd wel voortgezet, maar slechts 10 procent van het herverdeelde land was echt geschikt als landbouwgrond. Daarenboven ontvingen de ejidos ook aanzienlijk minder overheidssteun, aangezien deze nu in hoofdzaak naar de privé-bedrijven ging.
In de jaren zeventig verbouwde Mexico hoe langer hoe minder basisvoedsel en steeds meer exportgerichte producten. In de jaren tachtig nam de druk op het land toe, wat opnieuw leidde tot landbezettingen, die deze keer bloedig werden neergeslagen. In 1980 stierven er wekelijks gemiddeld 20 mensen in conflicten om land.
Maar het ergste kwam in 1991, toen artikel 27 van de grondwet uit 1917 werd herzien. Dit artikel bood na de revolutie antwoord op de noodkreet van de boeren om tierra y libertad (grond en vrijheid). De herziening ervan hield in dat de overheid officieel het einde van de landhervorming inriep en dat de ejidos voortaan rijp waren voor privatisering. Dit zette natuurlijk de deur wijd open om gronden opnieuw in de handen van enkelingen te laten belanden. De herziening van de grondwet betekende een radicale breuk met het verleden en met wat de revolutionairen aan het begin van de eeuw hadden bereikt.
De neoliberale herstructurering van de plattelandsmaatschappij stuitte wel op verzet. Op 1 januari 1994, de dag dat het North American Free Trade Agreement (NAFTA) uit de startblokken schoot, riepen de verarmde boeren in de zuidelijke staat Chiapas hun ‘Zapatistische’ revolutie uit. Geen overdreven reactie, zo blijkt. De laatste vijf jaar hebben duizenden en duizenden kleine Mexicaanse boeren hun land moeten verlaten omdat hun gronden werden opgekocht of omdat ze niet langer konden concurreren met de sterk gesubsidieerde graanproducenten uit de VS.
Nationale overheid
Landhervorming is noodzakelijk een politiek proces. Het houdt immers een wissel van machtsverhoudingen in ten voordele van wie fysieke arbeid op het land verricht en ten nadele van wie rijkdom vergaart uit grondbezit. Het spreekt voor zich dat dit niet vanzelf gaat, dat overheidsinmenging – en vaak ook opstanden – noodzakelijke stappen zijn.
De overheid speelt vaak een dubbelzinnige rol. De landhervorming in Zuid-Korea bijvoorbeeld werd ingegeven door de vrees voor de communisten, die met de hulp van de Sovjet-Unie in Noord-Korea aan de macht waren gekomen. De communisten zouden wel eens de steun kunnen verwerven van de massa landloze boeren in het Zuiden die al jaren om hervormingen vroegen. Dus vond er met de hulp van de Verenigde Staten een drastische landhervorming plaats.
Aan de meeste landhervormingen gingen echter sociale revoluties vooraf. Dat was zeker het geval voor de massale landhervormingen halverwege de twintigste eeuw in China. Het succes van Mao Zedongs communistische revolutie hing nauw samen met de onmacht van de nationalistische Chinese regering om een antwoord te bieden aan de boerenorganisaties die na de Japanse invasie (tijdens de Tweede Wereldoorlog) een herverdeling van de gronden eisten. De Chinese landhervorming na de overwinning van de maoïsten in 1949 was de grootste in de geschiedenis. Aanvankelijk volgden de Chinezen het model van de Sovjet-Unie: grote boerderijen in gemeenschapsbeheer van verschillende families. Toen China met de Sovjet-doctrine brak, voerde de Volksrepubliek een nieuwe landhervorming door. Elke boerenfamilie kreeg een lapje grond in eigen beheer. De resultaten bleven niet uit. De productie nam geleidelijk toe en in de jaren tachtig was het land in staat een miljard Chinezen te voeden.
4.000 blanke boeren
Dat de politieke wil voor hervormingen vaak ontbreekt, blijkt uit de landhervormingsimpasse in Zimbabwe. Reeds op het einde van de 19de eeuw hadden de Britten via Cecil Rhodes’ British South Africa Company (BSAC) in hun toenmalige ‘kolonie’ Rhodesië zowat 38 procent van de oorspronkelijke bewoners naar ‘reservaten’ verdreven en een zesde van het totale oppervlak ingepalmd. Na de Tweede Wereldoorlog verdubbelde de blanke bevolking (150.000) en werden nog meer zwarte boeren van hun gronden verdreven. Gestaag groeide de onvrede onder de zwarte bevolking en ontstond er een nationalistische beweging onder impuls van vakbondsleiders en Afrikaanse intellectuelen, waaronder ZANU-leider Robert Mugabe. In 1966, het jaar nadat de blanke minderheidsregering van Ian Smith eenzijdig de onafhankelijkheid had uitgeroepen, begon de gewapende strijd met als inzet: de bevrijding van het land. Toen Zimbabwe in 1980 eindelijk onafhankelijk werd, gaf premier Mugabe de Afrikaanse landbouwers hun voorouderlijke gronden nog niet onmiddellijk terug. Het Akkoord van Lancaster House – dat vlak voor de onafhankelijkheid na Britse bemiddeling werd getekend door de bevrijdingsbewegingen en de regering-Smith – stelde de herverdeling uit. Het akkoord stipuleerde dat er de eerste tien jaar geen radicale landhervormingen konden worden doorgevoerd.
Tweeëntwintig jaar na de onafhankelijkheid zijn de landbouwgronden nog steeds niet herverdeeld. Vierduizend blanke boeren bezitten 45 procent van de grond. Sinds de zomer van 2000 gingen zogenoemde ‘oorlogsveteranen’ over tot het gewelddadig bezetten van blanke commerciële boerderijen. President Mugabe, wiens populariteit fors aan het tanen was, verzette zich niet tegen de bezettingsacties en maakte van de landherverdeling een belangrijk thema in zijn verkiezingsstrijd. In een speech eind februari 2002 in Harare beloofde hij “de volledige onafhankelijkheid” als hij zou worden herverkozen. “Het land moet in zijn geheel van ons zijn. Wij zullen beslissen wie er land zal hebben en wie niet. Tony Blair kan roepen zoveel hij wil (…) Hij mag schreeuwen, hij mag brullen, hij mag grollen, het land zullen we nemen.” De Britse eerste minister beschuldigt Mugabe van de inbeslagname van blanke boerderijen, zonder enige vorm van compensatie.
Rol van de wereldbank
Sinds kort erkent ook de Wereldbank de nood aan landhervorming in het kader van armoedebestrijding. In de landhervorming die de Wereldbank voorstelt, speelt niet de staat, maar de markt een centrale rol. De Wereldbank vervangt het basisprincipe van de traditionele landhervormingsprogramma’s – land voor diegenen die het bewerken – door het marktprincipe – land voor wie het kan betalen. De verdeling van productiebronnen komt dus toe aan de markt. De Wereldbank gaat ervan uit dat marktgeleide land(bouw)hervorming efficiënter, sneller en goedkoper verloopt dan het traditionele model waarbij de staat zich moeit. Het idee is simpel: de landbouwers die land willen, kunnen onmiddellijk gaan onderhandelen met de grootgrondbezitters. Is het geen illusie te veronderstellen dat de markt een landbouwhervorming op vrijwillige basis zal tot stand brengen, zonder enige vorm van conflict? Evaluaties van dergelijke Wereldbankprogramma’s geven aan dat het model kansen biedt aan middelgrote bedrijven met veel ervaring en een zeker startkapitaal. De echte landloze boeren vallen uit de boot. Zij blijken vaak niet in staat de lening die ze moeten aangaan, af te betalen.
Grond als mensenrecht
Op heel wat plaatsen in de wereld blijft de strijd om de controle over land een sleutelelement in politieke conflicten. In grote delen van Afrika, Azië en Latijns-Amerika moet een landhervorming – als element voor sociale gerechtigheid en economische ontwikkeling – nog worden gerealiseerd. De grove, ongelijke grondverdeling is niet te rechtvaardigen. Eén miljard boeren is nog altijd landloos. Is het geen hoog tijd een brede maatschappelijke discussie op te starten over landhervorming? Als duurzame ontwikkeling hoog op de agenda staat, zou ook een landhervorming een topprioriteit moeten zijn.
Tachtig procent van de 800 miljoen mensen die honger lijden, leeft in landbouwgebieden. In deze gebieden is een gebrek aan toegang tot land of andere productiebronnen, zoals visgronden, één van de hoofdoorzaken van honger en ondervoeding. Recht op grond is dus een basisrecht voor elke mens. Dat vloeit voort uit tal van internationale teksten, die het recht op voedsel erkennen. Recht op voedsel betekent ook recht op een inkomen om dat voedsel te kopen of recht op een bron voor voedselproductie: vruchtbaar land. Aangezien in arme plattelandsgebieden weinig mogelijkheden tot inkomensverwerving bestaan, betekent het niet doorvoeren van een landhervorming het aanvaarden van honger en ondervoeding.
Ecologie & landhervorming
Het niet doorvoeren van landhervormingsprocessen bestendigt het niet duurzaam grondgebruik. Kleine boeren moeten op marginale gronden overleven, wat leidt tot erosie en verwoestijning. Op andere plaatsen krijgen boeren gronden die niet geschikt zijn voor langdurige productie, zoals in Brazilië waar landloze families soms stukken regenwoud toegewezen krijgen. Na een paar jaar is de grond uitgeput en moeten ze meer woud kappen. De boeren krijgen nog vaak te horen dat ze schuld hebben aan de degradatie van het milieu. Dat is onredelijk, want de oorzaak ligt in de ongelijkheid.
Nog geen twee decennia geleden wilde de Indonesische regering de provincie Iran Jaya ‘ontsluiten’. Dorpen, voor een speldenprikje verkocht aan Indonesiërs, kwamen in de plaats van de oorspronkelijke bevolking die moest verhuizen naar bungalows aan de rand van de oliepalmplantages. Het woud, dat de inheemsen voorzag in alle basisbehoeften, zag de overheid slechts als bron voor één doel: houtkap of grond voor plantages.
In Oost-Afrika verloren nomadische herders hun beste gronden. De nieuwe wetten, die officieel dienden om het wild te beschermen, moesten vooral de toeristen rustig hun safari laten beleven. Landvervreemding wordt heel vaak gevolgd door milieuvernietiging. Ontwikkelingen kunnen niet ecologisch zijn als ze niet zijn gebaseerd op eerlijke en rechtvaardige relaties.
Als we honger en armoede radicaal willen bestrijden, moet land(bouw)hervorming een sleutelrol spelen. De eis voor landhervorming is geen verouderde eis. Integendeel, zowel vanuit ecologisch, als sociaal en economisch oogpunt lijkt ze actueler en prangender dan ooit.
Bronnen:
• website Wereldlandbouworganisatie (FAO): www.fao.be
• UNRISD (United Nations Research Institute for Social Development), Discussion paper
N° 101, en N° 100.
• De grondkrant (Wervel).