Het leven in een Congolees gezin

Blog

Het leven in een Congolees gezin

Het leven in een Congolees gezin
Het leven in een Congolees gezin

Bijna twee weken lang verblijven we per twee bij een gastgezin in Luena. Onze gasthuizen liggen allemaal rond ONG Kanyundu, waar onze begeleiders Guy, Jo en Leen gehuisvest zijn.

Na een dag observeren in Luena, weten we al dat de armoede hier groot is. Veel kinderen vertoeven dagelijks bij Radio Kanyundu en vinden het ontzettend fascinerend dat daar nu ook muzungu’s wonen.

In ons gastgezin is er niet meer rijkdom dan elders. Toch heeft onze familie een redelijk groot huis, met een woonkamer, badkamer met bad en wc die wordt doorgespoeld met emmer water, en een paar slaapkamers. Koken gebeurt buiten op makala’s. Middelen die bij ons vanzelfsprekend zijn, zoals elektriciteit en water, zijn hier enorm schaars. Elektriciteit is er al twee maanden niet, maar de bevolking is al aan het donker gewend. Water kan gratis gehaald worden bij de Gecamines twee kilometer verderop, maar dan is het nog niet drinkbaar. Onze familie heeft een boy die met de fiets dagelijks bidons water gaat vullen. Daarvoor krijgt hij 200 Congolese frank per bidon, wat neerkomt op ongeveer twee dollar. In veel andere families moeten de kinderen sleuren met het water. We hebben jongetjes van 10, 12 jaar gezien die met zes grote  vaten op de fiets rijden. Zij doen dit gratis en voor niets. Met hetzelfde water koken en wassen de Congolezen. Vaak drinken ze er ook van, zonder het te koken of te filteren. Hierdoor vallen er veel zieken en vaak zelfs doden. Als we hoger geplaatsten vragen wat ze hieraan kunnen doen, geven ze enkel vage antwoorden. Gemeenschapsradio’s zoals Kanyundu stellen problemen als deze aan de kaart. Meer hierover volgt later.

Bij onze familie Kabange is de prefect van de nabije methodistenschool de baas. Hier worden mannen met papa en vrouwen met maman aangesproken. Papa Wilfrid is dus de man des huizes en zijn vrouw Sylvie de maman. Ze hebben drie volwassen kinderen die niet bij hen verblijven, en één geadopteerd kindje, Eldi. De moeder van het meisje is twee dagen na haar geboorte gestorven door complicaties. Hier is het de gewoonte dat familie van de vader de zorgen op zich neemt wanneer de moeder sterft. Eldi’s papa is de broer van mama Sylvie. Hij komt bijna nooit op bezoek, maar dat wordt als normaal beschouwd in Congo. Het meisje wordt dus opgevoed door haar oom en tante.

In het huis verblijft ook Sandra, de 20-jarige zus van de prefect. Dan is er nog zijn broer, papa Valentin, die iets verderop woont maar er ook bijna de hele dag is nu het vakantie is voor de leraren. Ook de zoon van de chef, Pascale, komt vaak over de vloer met zijn vrouw Ange en hun 10 maanden oude baby Gracia. Beiden zijn ook leraar. De jonge vrouwen in deze familie hebben de kans gehad te studeren en te werken. Toch krijgen zij naar onze normen niet het respect dat zij verdienen. Ange, een bloedmooie en slimme, grappige vrouw, heeft een voltijdse job, doet het hele huishouden ook bij haar schoonouders en zorgt voor de baby. Haar man vindt niet meer dan normaal en beveelt zijn echtgenote terwijl iedereen toekijkt. Aangezien dat ingebakken is in hun cultuur, kunnen we hem dat niet kwalijk nemen. Toch is heel moeilijk voor ons om hiermee om te gaan. De vrouwen hier moeten dringend het respect krijgen dat ze verdienen. Ook tegenover ons zijn de mannen heel bezitterig. Als we over straat lopen bijvoorbeeld, eisen ze dat de man in het midden loopt. Dat hoort zo in Afrika, en dat gezegd zijnde moeten we dat maar aanvaarden en zwijgen. Als we naar de radio willen gaan een paar meter verder om de anderen te zien, moeten we eerst precies zeggen waarom, hoe lang en met wie. Ze komen ons ook afzetten en terug halen, of een andere man moet ons brengen. Als we vertellen dat man en vrouw bij ons gelijk zijn, lachen ze daar eens hartelijk om.

Zoals ik in een eerder bericht al vermeldde, zijn er een heleboel religies in Congo. Ons gastgezin beoefent het methodisme, een afvloeiing van het protestantisme. Ze hebben een eigen kerk en school, beiden vlakbij het huis. De dag begint voor hen om 5.30 met een mis. Stil zijn is niet hun sterkste punt, zeker omdat ze, vanaf de elektriciteit teruggekeerd is na een week, radio en tv van ’s morgens vroeg door het huis en verder laten knallen. Maar wij zijn degenen die ons moeten aanpassen, en na een paar dagen zijn we daar al aan gewend.

Qua maaltijden is de aanpassing ook groot. Als ontbijt eten we brood met boter en drinken thee. ’s Middags eten we meestal laat want alles gebeurt hier polé polé, waardoor het wel even duurt. Meestal eten we bukari, een soort zoete puree die naar weinig smaakt, of rijst. Op vlak van groeten is er maar een schaars aanbod en meestal eten we sombé, dat lijkt op spinazie van structuur maar dan zouter. Sinds we de vis zien liggen hebben op de plaatselijke markt, en vliegen en allerhande andere vieze beesten erop, hebben we voorzichtig proberen zeggen dat we vegetariër zijn. Dat snappen ze echter niet, want voor hen zijn groeteneters arme mensen. Het wordt ook altijd herhaald hoe rijk wij zijn en hoe arm zij zijn. Dat is heel lastig, vooral omdat we tegenover hen inderdaad rijke mensen zijn. Maar als ze beginnen vragen of wij hen tickets willen betalen om naar België te komen, wordt het moeilijk. Als de bewoners een blanke zien, is dat een groot dollarteken. Dat is jammer, want als we proberen uitleggen dat het in België voor veel mensen ook niet gemakkelijk is, willen ze dat niet geloven. Ze verwachten dat wij hier als God komen om hen een nieuw en beter leven te schenken. Geloof me, moest ik in God geloven, zou ik daar elke dag voor bidden.