Anke Steenwegen
Een tunnel van onmacht: dagboek vanaf de zijlijn van het conflict in Gaza
“‘Is het leven van Palestijnen dan evenveel waard als het leven van Israëli’s en als mijn leven?’
Zes jaar geleden bezocht Anke Steenwegen Gaza. Vandaag blikt ze terug op die ervaring, terwijl ze zich grote zorgen maakt om de vrienden die ze er heeft gemaakt. 'Laat de veiligheid van Palestijnse kinderen ons koud? Ik voel onmacht. Ik wil niet zwijgen. Ik wil iets doen.'
Gaza in 2017
© Anke Steenwegen
Zes jaar geleden bezocht Anke Steenwegen Gaza. Vandaag blikt ze terug op die ervaring, terwijl ze zich grote zorgen maakt om de vrienden die ze er heeft gemaakt. ‘Laat de veiligheid van Palestijnse kinderen ons koud? Ik voel onmacht. Ik wil niet zwijgen. Ik wil iets doen.’
Op 1 november 2017 stapte ik met een klein hartje in de taxi van Oost-Jerusalem naar Gaza. Wat ik moest verwachten wist ik niet. Aan de grensovergang van Eretz moest ik eerst door de Israëlische controle, een hoogtechnologisch complex met veel security. Ik voelde me er bekeken.
Er is de hoop om ooit vrijheid te kennen in deze grote openluchtgevangenis.
Met drie gestrande reizigers belandde ik vervolgens in een grote ruimte. Achter mij sloten de deuren. Informatie was er niet. Voor mij drie ijzeren deuren. Het leek wel de ingang van een zwaarbewaakte gevangenis uit een Hollywoodfilm.
Maar dit is geen Amerikaanse actiefilm, en geen gevangenis. Of toch? Gaza is een stad waar mensen wonen en leven, of eerder overleven, ook voor 7 oktober was dat het geval. Er is de hoop om ooit vrijheid te kennen in deze grote openluchtgevangenis.
Dan vulde een luide toon de ruimte. Een ijzeren deur gaat open. Ik kwam terecht in een niemandsland. Door de lange gang begon mijn tocht naar Gaza.
Een met tralies omheind pad, langs de akkers van Gazaanse boeren, leidt naar Gaza-stad. Achter me voelde ik ogen op mijn rug branden. Toen het einde van de tunnel in zicht kwam, werd ik in een andere wereld gezogen. Een wereld die slechts een korte wandeling verwijderd is van de wereld waar ik net vandaan kwam. Twee werelden gescheiden door een acht meter hoge muur en een strook niemandsland.
Aan het einde van de tunnel bekeek een man mijn paspoort, scheurde een hoekje van een papier en zette er een stempel op. Ik kreeg koffie aangeboden en voelde de spanning wegtrekken. Via taxi trok ik naar het theater, waar de jongeren die ik in België tijdens een uitwisseling ontmoette, me opwachten. Het waren Ahmad, Sami, Hassan, Reem en Rana — en Rana’s moeder Tania.
Mijn dagen in Gaza vlogen voorbij. Iedereen wilde me zoveel mogelijk laten zien van hun thuis. Met Rana dronk ik mocktails op het terras van een strandbar en bezocht Gaza’s meest toeristische plek: de letters I Love Gaza aan de kust.
Tania gidste me door de oude stad, waar ik oude historische kerken en moskeeën bezocht. Soms verdween ik in de schoonheid van de stad en vergat dat ik in Gaza was. Zo bouwden we een feestje in een strandbar vlakbij Khan Younis, bij de familie van Ahmad.
Ik leek wel in eender welke Arabische stad te zijn. Tot de realiteit weer even opdoemde bij een checkpoint van Hamas. Verkeerslichten worden genegeerd, met maar enkele uren stroom per dag zijn ze toch overbodig. Het feestje op het strand verliep in het duister, met een blinkende zee in het maanlicht. Links kaatste het licht van de Egyptische resorts, rechts van het bruisende Tel Aviv. Ik kan niet geloven hoe dichtbij dat is.
In Gaza-stad waren de VN alomtegenwoordig: het logo prijkt op gevels van kleine winkels en zakken voedsel. Op Rana’s universiteit blinkt het gigantische schilderij van Yasser Arafat. Vanop het dak zag ik het einde van de wereld voor mijn Gazaanse vrienden: de zee aan de ene kant, de muur aan de andere.
De oude stad van Gaza is omgeven door vluchtelingenkampen, met steegjes zo smal als de stoel waar ik nu op zit. Mijn nachtrust werd verstoord door het geluid van een drone die boven het huis van mijn gastgezin cirkelde. Het dagelijkse leven is niet mogelijk zonder die constante confrontatie met de realiteit. Opnieuw, opnieuw en opnieuw.
Wanneer ik Gaza enkele dagen verliet, was dat weer door die lange tunnel langs niemandsland. Bij het hoogtechnologische beveiligingscomplex van Israël, vroeg de grensbewaker of ik Palestijnen had ontmoet. ‘Nee’, antwoordde ik sarcastisch. Maar hij herkende het niet in mijn stem, geloofde me en liet me door.
© Anke Steenwegen
Vandaag stromen de beelden sinds 7 oktober onophoudelijk binnen via mijn Instagram. Het verdriet voor mensen die er niet meer zijn, de angst voor meer slachtoffers en de vraag waar het volgende trauma zal inslaan. Maar vooral teleurstelling en woede overheersen. Teleurstelling in de internationale gemeenschap die faalt om oorlogsmisdaden te veroordelen en actie te ondernemen. Woede om niet gehoord te worden. Hoe zou je zelf zijn?
Mijn socialmediafeed toont een grote diversiteit aan stemmen: stemmen over mensenrechten, stemmen die zich achter de Israëlische overheid scharen, en krantenknipsels die telkens maar een deel van de realiteit belichten. Zingende feestvierders die oproepen voor een genocide, rouwende ouders, wenende kinderen. Zionisten en anti-zionisten. Moslims, joden, christenen en atheïsten.
Maar het meest zie ik het leed van de Gazaanse bevolking, de onwil om dit leed te zien en de onmacht om iets te doen. Die onwil doet pijn. Terwijl een miljoen mensen verdreven worden uit hun huizen, laat het velen koud en zwijgen ze. Terwijl de bommen naast duizenden kinderen vallen, scharen politici zich achter de staat die deze bommen uit de lucht laat regenen. Terwijl we hier onze scholen sluiten voor een gevaarlijk individu en kinderen in Brussel veiligheid willen bieden, laat de veiligheid van Palestijnse kinderen ons koud.
Ik voel onmacht. Ik wil niet zwijgen. Ik wil iets doen. Op 12 oktober deelde ik mijn eerste Instagrampost. Een cartoon uit De Standaard. De cartoon geeft kritiek op de solidariteit die we tonen aan Israëlische gijzelaars, maar waar we falen om solidariteit te tonen voor Palestijnse burgers die leven onder de blokkade van Gaza.
Onmiddellijk stromen reacties binnen: ‘Waarom? Is dat nodig?’ Ik vat het op als een aansporing om niet te delen, om te zwijgen. Zo volgen er velen. Ik ben geschokt. Het raakt me dat mensen die zeggen dat ze voor een democratische samenleving staan, willen dat ik zwijg. Ik begin meer te delen, teleurgesteld en droevig, in de hoop dat één van de berichten iemand raakt. Het is het enige wat ik kan doen: blijven delen.
De meeste plaatsen die ik in 2017 bezocht, waar Palestijnse vrienden me hun thuis toonden en cultuur deelden, verdwijnen nu stukje bij beetje. Andere plaatsen zijn nu omringd door gevluchte mensen uit het noorden van Gaza. Ik zie de oude kerk die ik bezocht dienst doen als schuilplaats. Ik zie hoe de letters I Love Gaza er nu verlaten bijliggen.
Al jaren mogen Gazanen hun stad en cultuur niet tonen aan de buitenwereld. Ze mogen hun verhalen niet vertellen of hun geschiedenis delen. Vandaag mogen ze zelfs niet op die plaatsen zijn. Niet komen daar waar hun thuis is. Ze moeten weg, maar verder dan 20 minuten weg geraken ze niet. Er is geen plek om naartoe te gaan, geen uitgang om naar te vluchten.
Elke keer ik met iemand praat over mijn ervaringen in Gaza moet ik me eerst rechtvaardigen. Nee ik ben niet antisemitisch. Ik vind ook dat joden, waar ook ter wereld, een veilige thuis moeten hebben, zonder stigmatisering en uitsluiting. Nee ik ben niet pro-Hamas. Ik veroordeel het geweld tegen onschuldige burgers en sta niet achter zijn politieke identiteit.
Wie ondubbelzinnig Israël steunt, moet zich blijkbaar niet eerst rechtvaardigen.
Maar wie ondubbelzinnig Israël steunt, moet zich blijkbaar niet eerst rechtvaardigen.
Zij moeten niet eerst zeggen dat ze het ook erg vinden dat onschuldige Palestijnen sterven.
Zij moeten het massaal bombarderen van scholen, ziekenhuizen en burgers niet veroordelen.
Ze moeten niet zeggen dat ze niet achter de regering van Netanyahu staan.
Ze moeten niet zeggen dat ze achter mensenrechten staan, terwijl de Israëlische overheid die al jaren schendt.
Ze moeten niet zeggen dat ze tegen de bezetting van Palestina en de onderdrukking van het Palestijnse volk zijn.
De waarheid is misschien zelfs dat ze al die zaken net wél denken, maar dat wordt niet eens gevraagd. Het maakt blijkbaar niet uit.
Is het leven van Palestijnen dan niet evenveel waard als het leven van Israëli’s en als mijn leven?
Anke Steenwegen was 20 toen ze in 2017 naar Gaza reisde. Sindsdien laat Gaza en het lot van de Gazanen haar niet meer los.