“‘Het vierkantemetertuintje van Nelson Mandela’
De radijsjes komen erdoor. Van de raketsla die ik “breedwerpig” moest zaaien, zag ik al na een week de eerste resultaten: groene frisse scheuten die op klaver lijken. In onze vierkantemetertuin staan ook nog aardbeien en tomaten, sluimerwten – mange tout – komkommer en wortels. In een pot ernaast een plantje gele pepers. Nu moet ik nog uien en meloen kweken en dan heb ik minstens hetzelfde assortiment als Nelson Mandela op Robbeneiland.
Mandela kreeg in 1977 door het afschaffen van de dwangarbeid meer tijd voor zijn favoriete hobby’s: tennis en tuinieren. Ineke Kessel, historicus en journaliste, beschrijft in haar biografie Nelson Mandela in een notendop hoe hij langs de plaats waar de gevangenen gelucht werden, een strook kreeg voor zijn moestuin. Die richtte hij in met_fellow inmate_ Laloo Chiba. Die namen toch. Laloo Chiba, dat gaat nog. Maar Rolihlala. Zo was het toch, niet?
Mandela kreeg zijn eerste voornaam kort na zijn geboorte op 18 juli 1918. “Nelson” kreeg hij later opgekleefd, toen hij als zevenjarige naar de dorpsschool ging. De Engelse zeeman stond misschien model. Madiba is de naam van de Thembu-clan waartoe hij behoort. Madiba was een Thembu-chief uit de achttiende eeuw. Mandela was immers van koninklijken bloede. Hij was voorbestemd om raadgever te worden van een Thembu-vorst.
Ik zoek het toch nog even op in Ineke’s biografie van Mandela. Foutje. Het was Rolihlahla. “Onrustzaaier” in Xhosa. Ik was een “h” vergeten.
“In zijn autobiografie beschrijft Mandela de voldoening van zaaien, verzorgen en oogsten: in de gevangenis was de tuin een van de weinige zaken waarover je zelf de controle had”, schrijft ze nog. Wanneer het regime Mandela in 1982 uit Robbeneiland verhuist naar de luxueuzere maar eenzamere Pollsmoor-gevangenis, een paar kilometer buiten Kaapstad, krijgt hij opengesneden olievaten om er zijn groenten in te telen. “Hij liet de bewaarders delen in de overvloedige oogst van tomaten, aubergines, broccoli, uien, bonen, wortels, spinazie, sla en aardbeien, en bevoorraadde de gevangeniskeuken om een zondagsmaal met verse groenten te maken.”
Is mijn vierkantemetertuintje een teken aan de wand? Zoals Ineke schrijft “een van de weinige zaken waarover je zelf de controle hebt”. Een beheersbaar projectje in tijden waar het grote geheel ook mij ontsnapt?
Ach, het is een manier om een doening te hebben samen met de kinderen, iets waar Mandela helaas nooit van mocht proeven. Zijn kinderen kreeg hij in Robbeneiland amper te zien. Hij mocht zelfs niet naar de begrafenis van de verongelukte Thembi, een zoon van zijn eerste vrouw Evelyn Mase. “Het onvermogen om te voldoen aan zijn plichten als zoon, echtgenoot en vader was de grootste beproeving van zijn gevangenschap. Dit waren de ogenblikken waarin hij zich gekweld afvroeg of hij de juiste keuzen had gemaakt”, schrijf Ineke.
Zijn eerste vrouw verliet hem omwille van zijn politiek engagement. De “Zwarte Pimpernel” was meer op de vlucht dan thuis. Na Evelyn, kwam de schone Winnie, die hij na een onstuimige tijd pas in 1984, na 21 jaar gevangenschap weer ’s mocht vastpakken. Dat huwelijk zou ook geen stand houden, waarna hij op hoge leeftijd in het bootje trad met de ex van de Mozambikaanse vrijheidsstrijder Samora Machel, Graça.
Het gaat niet goed met Mandela’s gezondheid. En als we zijn strijdmakker mogen geloven ook niet met de regeringspartij van Zuid-Afrika. In De Tijd lees ik dat Desmond Tutu niet meer voor het ANC zal stemmen. Het is triest en zeker voor mensen die hun leven en dat van hun dierbaren hebben opgeofferd aan de struggle.
Maar we moeten voort, zegt het geweten van Zuid-Afrika. “Mensen zijn veerkrachtig”, weet Tutu. En het schoonste monument dat we voor Mandela kunnen oprichten, is een goed werkende democratie, betoogt de geestige geestelijke. Il faut cultiver son jardin. Zelfs als de oogst tegenvalt.