“‘Hotel Manok’
Het platteland van de Bicol-regio Filipijnen heeft een hoog postkaartgehalte. Bananen- en palmbomen kaderen de beelden van de geelgroene rijstvelden en met wolkenkransen omgeven vulkanen. De kippenstal waarin ik de nacht doorbracht, was wel pittoresk, maar niet echt toeristisch.
Dinsdag begon tussen de overrijpe rijst van de Pecuaria coöperatie in Lanipga, een tiental kilometer van Naga, in Camarines Sur. Boerenbond-voorzitter Piet Vantemsche en Unizo afgevaardigde-bestuurder Karel Van Eetvelt gooiden zich een uur of twee op de diverse fasen van de rijstoogst: pikken met de sikkel, dorsen met een mobiele dieseldorser die op een slee door het veld getrokken werd door een karabao, het verslepen van de zakken van vijftig kilo waardevol graan naar de rand van weg, waar ze uiteindelijk in de vrachtwagen gegooid werden.
Ook de rest van het gezelschap dat op uitnodiging van Trias (een ngo met een focus op boeren en kleine ondernemers) in de Filipijnen is, deed een verdienstelijke poging om niet te veel van de rijstoogst verloren te laten gaan, al gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat de intenties net iets beter waren dan de resultaten. Dat werd echter ruimschoots gecompenseerd met het overvloedige zweet dat de enkele hardwerkende Vlamingen tussen de rijstplanten vergoten.
Nieuw leven en toekomst
De Pecuaria coöperatie werd opgestart begin van de jaren negentig, als een manier van de landarbeiders om een beroep te kunnen doen op de landhervorming die aarzelend en hortend op gang getrokken werd na de omverwerping van de Marcos dictatuur in de jaren tachtig. Don Sibero Duazon deed vrijwillig afstand van zijn haciënda -817 hectare vruchtbare landbouwgrond, die voor een deel gebruikt werd als suikerrietplantage- en de 426 leden van de Pecuaria Development Cooperative Inc. (PDCI) kregen daardoor de kans om aan een heel nieuw leven (en vooral een toekomst voor hun kinderen) te werken.
De PDCI is een van de weinige producenten van gecertificeerde biologische rijst in de Filipijnen, en daar zijn de boeren terecht trots op. Bio kost minder aan input, zeker aangezien de boeren zelf een groot deel van de behoefte aan organische meststoffen te produceren. Dit is dankzij het opnemen van contractkweep voor kippen, die voor indrukwekkende hoeveelheden mest zorgen. De verkoopprijs van bio-rijst is ook lichtjes hoger, en aangezien de arbeidstijd nauwelijks in rekening gebracht wordt, eindigt de optelling van voor- en nadelen duidelijk in het voordeel van de bio-productie. Bovendien zijn ze er stellig van overtuigd dat allerlei kankers en vervuiling voorkomen kunnen worden door pesticides en chemische meststoffen te vermijden. Al vertelt Tony me ’s avonds dat er binnen de coöperatie blijvend discussie is over de keuze voor bio, waar niet iedereen wenst in mee te stappen.
Enorm contrast
Pecuaria lijkt me een mooi voorbeeld van de manier waarop mensen kunnen groeien en emanciperen als ze grond –hun voornaamste productiemiddel- in eigen handen krijgen, en als ze binnen een gemeenschappelijk project daarmee leren werken. De eerste boerengemeenschap die ik ooit bezicht in de Filipijnen was een groep suikerrietarbeiders op het eiland Negros. In 1986 ging de suikerrietindustrie door een diepe crisis, maar de eigenaars van hacienda’s van duizenden en soms tienduizenden hectaren waren geenszins van plan hun braakliggende grond te herverdelen onder hun arbeiders, ze lieten zelfs vaak niet toe dat die –hongerige- gezinnen maïs of groenten verbouwden op hun eigendom.
Het contrast met Pecuaria is enorm. Niet alleen zijn deze boeren erin geslaagd hun grond te gebruiken voor voedsellandbouw, de meesten kunnen ook leven van de grond. En dat betekent ook dat ze hun kinderen ervan kunnen laten studeren. Een van hen zegt dat een meerderheid van de jongeren uiteindelijk op de boerderij blijft werken, maar hoe betrouwbaar zijn “cijfers” zijn, kan ik niet meteen nagaan.
Hotel Kip
Na het vallen van de avond schokte ik samen met Tony naar zijn stukje van Pecuaria. Zijn boerderij ligt afgelegen, dat voel je meteen aan de weg. Hij heeft geen rijstvelden, daarvoor ligt zijn grond te hoog, maar plantte bijna twintig jaar geleden een kleine mahonieplantage waaronder hij intussen ook cacaostruiken, mangobomen en zwarte peperstruiken gezet heeft. Bovendien investeerde hij vorig jaar in een grote kippenschuur van bamboe. Dankzij een lening die de coöperatie faciliteerde met Oikocredit kan Tony nu 9.000 kippen logeren die op 33 weken slachtrijp moeten zijn. Op een verhoogje dat uitkijkt over de hele gevleugelde handel, heeft Tony een matrasje gelegd, met daarover een muskietennet. Welkom in Hotel Kip, of Manok in het Tagalog.
Bij het sobere avondmaal, dat Tony’s vrouw op het houtvuur bereidde, vertelt hij over zijn zorgen in verband met de coöperatie, de toekomstplannen van de kinderen (alleen de jongste lijkt nog gevoelig voor het vaderlijke pleidooi voor de landbouw) en de kippen, die gevoederd en medisch opgevolgd moeten worden. Tony is ernstig, op het zwaarmoedige af, wat opvalt in een land waar lichtvoetigheidheid en entertainment hoog aangeschreven staan.
Buiten is intussen de volkomen landelijke rust ingevallen. De krekels, het verre geblaf, de ritselende bladeren en het ingebeelde zoemen van de miljoenen sterren aan de hemel: het is er allemaal. Mijn bedstee biedt iets minder exotische uitzichten: tl-lampen die de dag kunstmatig verlengen, 9.000 scharrelende kippen en gele, plastic voederbakjes. Het leven op het platteland is geen postkaart en het is geen toeristische attractie. Het is hard labeur en het blijft dicht bij de economische realiteit waartegen mensen vechten.