“‘Hulp bieden aan Zuid-Soedanese vluchtelingen en niet cynisch worden’
Na meer dan een maand stage lopen binnen een organisatie werkzaam in verschillende "refugee settlements" in het noorden van Oeganda, krijg ik langzaamaan een zicht op de setting waarin ik aan de slag ben. Tegelijk wordt de complexiteit ervan mij steeds duidelijker en ontstaat bij mij een angst om binnen zes maanden cynisch huiswaarts te keren.
In Zuid-Soedan kenden de conflicten tussen president Salva Kiir en vicepresident Riek Machar en hun aanhangers een heropleving in juli 2016. Sindsdien zijn veel Zuid-Soedanezen op de vlucht voor het geweld en de onzekerheid die er heersen.
Recent overschreed Zuid-Soedan de kaap van 1 miljoen vluchtelingen. Daarmee maakt Zuid-Soedan deel uit van de groep landen waarvan meer dan 1 miljoen mensen naar - voornamelijk naburige - landen vluchtten. Het gaat om Syrië, Afghanistan, Somalië, en nu dus ook Zuid-Soedan. Daarnaast zijn nog eens meer dan 1,6 miljoen mensen op de vlucht geslagen binnen Zuid-Soedan zelf, als zogenaamde Internally Displaced Persons (IDPs).
Zo’n 481 000 mensen, bijna de helft van het totaal aantal Zuid-Soedanese vluchtelingen, verblijven momenteel in Oeganda. Zowat de helft van die groep vluchtte zeer recent naar Oeganda, na een heropleving van het conflict in juli dit jaar. Met een gemiddelde van 2 184 mensen die in september per dag aankwamen, blijft dat aantal stijgen.
Mijn collega’s vrezen voor een nieuwe toestroom van vluchtelingen als gevolg van het droogseizoen dat binnenkort begint en een voedseltekort kan teweegbrengen. Bovendien is de veiligheidssituatie in Zuid-Soedan verslechterd: wegen zijn onveilig als gevolg van hinderlagen en burgers worden in hun dorpen aangevallen, nu ook in regio’s waar er voordien geen geweld was.
Snelle reactie
In afwachting van een vreedzame oplossing van het conflict, zijn er tal van organisaties die zich iedere dag opnieuw inzetten om de Zuid-Soedanezen op te vangen. Na de laatste emergency in juli 2016 zetten zij een nieuwe settlement, Pagirinya, op in Adjumani district. Ik vind het indrukwekkend om te zien in welke korte periode zij deze voorzien hebben van de noodzakelijke structuren. Ook in naburige districten werd er snel gereageerd en werden settlements geopend. Er worden alvast ook nieuwe settlements voorbereid aangezien een nieuwe emergency rond december verwacht wordt.
Transitgebied in Agojo settlement in afwachting van toekenning stuk land om huis op te bouwen
© Lore Bellaert
It’s all about the money
De ngo’s werkzaam binnen de refugee settlements in Adjumani district hebben dus op korte tijd veel noden vervuld. Toch kan ik niet ontkennen dat er nog vreselijk veel werk te doen staat. Basisnoden zoals huisvesting, gezondheidszorg, voeding en onderwijs zijn niet optimaal aanwezig.
Oeganda mag dan wel verwachten dat vluchtelingen zelfvoorzienend worden door aan landbouw te doen op het stuk land dat ze krijgen, de realiteit spreekt dat helaas tegen.
Sinds de laatste emergency in juli is de hoeveelheid voedsel per persoon bijvoorbeeld gehalveerd voor personen die al langer in een van de settlements verblijven. Oeganda mag dan wel verwachten dat vluchtelingen zelfvoorzienend worden door aan landbouw te doen op het stuk land dat ze krijgen, de realiteit spreekt dat helaas tegen.
In de eerste plaats is het stuk land te klein om voedsel te voorzien voor een volledig gezin, laat staan om voedsel te produceren om op de markt te verkopen als vorm van extra inkomen.
Ten tweede is de grond niet overal even kwaliteitsvol en gooit droogte roet in het eten.
Ook is er een gebrek aan (kwaliteitsvol) onderwijs. Basisscholen zijn aanwezig maar de klaslokalen zijn overvol wat de kwaliteit van het onderwijs niet ten goede komt. Kinderen zijn hierdoor niet altijd gemotiveerd om de lessen bij te wonen. Secundaire scholen zijn helemaal afwezig in de settlements, wat er voor zorgt dat duizenden jongeren niks om handen hebben. Slechts enkelingen krijgen de kans om met behulp van beurzen verder te studeren.
De situatie is dus bijzonder complex en het feit dat er minimale funding beschikbaar is, helpt dit niet vooruit. Volgens cijfers van de UNHCR is slechts twintig procent van het nodige bedrag gesubsidieerd. Dat betekent dat er dus vier keer meer geld nodig is dan wat er nu voorzien is om mensen hun noden enigszins te vervullen.
Toegekend stuk land waarop een gezin een huis bouwt en groenten kweekt
© Lore Bellaert
Idealen uitgedaagd
Een van mijn grootste angsten is om cynisch te worden door het werk hier. Ik heb het niet zozeer moeilijk met de individuele verhalen van mensen, maar vooral met het grotere plaatje. Het feit dat er op internationaal vlak weinig aandacht is voor het conflict in Zuid-Soedan en de manier waarop mensen worden opgevangen zijn zaken waarmee ik erg worstel. Het hele idee om mensen te huisvesten in settlements en het systeem dat daarrond werd opgezet, doen in mijn ogen de ruimte om op een meer menselijke manier met deze situatie en mensen om te gaan, verdwijnen.
Een van mijn grootste angsten is om cynisch te worden door het werk hier.
Het lijkt alsof er geen antwoord kan worden gegeven op mensen hun noden. Er moeten prioriteiten gesteld worden en secundair onderwijs valt daar bijvoorbeeld niet onder. Het is vreselijk om geen optimale ondersteuning te kunnen bieden. Hoe ik daarmee omga en op welke manier ik wel iets kan betekenen, zijn dan ook vragen die ik mij stel.
Deze setting daagt al mijn idealen op het vlak van vertrouwensrelaties opbouwen met mensen en manieren van communiceren, uit. Het is alsof niks nog zeker is en ik alles wat ik dacht over hulpverlening opnieuw moet herdenken. Gelukkig houd ik wel van een uitdaging en reflecteren, zo hoop ik aan het eind van mijn stage mijn visie op orthopedagogiek verder ontwikkeld te hebben. En hoewel cynisme af en toe binnensluipt, laat ik het me niet tegenhouden om toch zaken in beweging te brengen.