“‘Indrukken uit Libanon ’
Vier jaar geleden, eerste masterdiploma op zak, zette ik voet in de Libanese hoofdstad Beiroet. Het was niet m'n eerste keer; in 2009 participeerde ik aan een intensieve taalcursus in Damascus en besloot ik om een weekend een bezoekje te brengen aan ‘de meest vrije, liberale en cosmopolitische hoofdstad van de Arabische wereld’. Drie jaar later strandde ik door het lot terug in Beiroet.
In mijn verbeelding was Libanon het land van de eeuwenoude cederbomen, het land waar de Fenicische prinses Europa door Zeus werd ontvoerd, het land waar Jezus Christus water in wijn veranderde, een kruispunt tussen het christelijke westen en het islamitische oosten.
Na een twee uur lange reis in een afgeleefde taxi kwam ik aan in het vochtige Beiroet. In de zomermaanden zijn de straten van de Libanese hoofdstad leeg vanwege de stikkende hitte.
In tegenstelling tot Damascus, vond ik Beiroet minder oosters en vooral minder gastvrij.
Torenhoge appartementsgebouwen, banken en Amerikaanse brands domineerden de hoofdstad. Het stadscentrum, ook wel Disneyland genoemd, leek ontzield, artificieel en ontworteld van zijn pre-oorlogse glorie. Zo werd bijvoorbeeld de traditionele soek vervangen door “chiquere” westerse kledingwinkels. Na drie dagen had ik mijn portie Beiroet wel gehad en besloot om maar terug te keren naar het meer authentieke Damascus.
Veel vrienden hebben me aangemoedigd om over Libanon te schrijven, helaas vond ik nooit de tijd om iets neer te pennen, op uitzondering van enkele korte anekdotes die ik in het Frans heb neergeschreven. Een schrijftaal kiezen was niet evident, sinds Leuven heb ik geen zin in het Nederlands geschreven en leek het Nederlands dusdanig de minst voor de hand liggende schrijftaal. Het Frans was een optie, het Arabisch nog niet. Recent besloot ik om hier toch over het Libanon dat ik heb zien veranderen te schrijven, om gebeurtenissen te relativeren, zaken door een andere bril te bekijken.
Religieuze democratie en defaillant systeem
Libanon is bij uitstek één van de meest complexe landen van de Arabische wereld: het land telt achttien verschillende religieuze denominaties, telde percentueel gezien één van de grootste christelijke gemeenschappen van de Levant en kent een ‘religieuze democratie’ waarbij de president een maronitische christen is, de eerste minister een soennitische moslim en de voorzitter van het parlement een sjiitische moslim.
Voor een westerling lijkt dit natuurlijk onbegrijpelijk en absurd, maar in Libanon is dit een principe waarover weinig discussie bestaat. Op uitzondering natuurlijk van enkele seculiere activisten die constant het systeem in vraag stellen en streven naar de opbouw van een meer seculier Libanon, wil niemand het politiek systeem snel zien veranderen.
Om deze “religieuze democratie” te begrijpen moeten we even terugblikken in de tijd. In 1943, voordat Libanon van Frankrijk onafhankelijk werd, werd de Mithaq al-Watani, een pact tussen hoofdzakelijk maronitische christenen en soennitische moslims gesloten. Het pact omvatte een zestal artikels, het meest interessante is waarschijnlijk het eerste dat het volgende stipuleert: ‘Libanon is een onafhankelijk land dat een Arabisch aspect heeft.’
In het Arabisch wordt het woord wajh gehanteerd dat zowel gezicht als aspect kan betekenen. Wat met aspect bedoeld wordt is nog steeds niet duidelijk en Libanezen zijn het er zelf niet over eens: is het land nu Arabisch of niet? Merkwaardig is dat de constitutie van 23 april 1926 het Arabisch slechts beschouwt als een officiele taal en niet als een marqueur identitaire zoals later zal blijken.
Drie decennia later barst de Libanese Burgeroorlog (1975-1990) uit en ontstaat een bloedig conflict tussen verschillende interne en externe gewapende milities. Over de oorlog spreken is nog steeds taboe bij de meeste inwoners, de wonden van de oorlog zijn nog niet genezen en sommige Libanezen leven alsof er morgen een nieuwe oorlog kan uitbreken.
Het conflict werd in 1990 beëindigd, de al-Wifaq al-Watani al-Lubnany, beter bekend als de Taef-akkoorden, brachten alle oude rivalen en oorlogsbaronnen van de bloedige burgeroorlog rond één tafel om te beslissen over het lot van het land. In tegenstelling tot de vorige constituties werd deze keer de Arabische identiteit uitdrukkelijk benadrukt: Libanon is Arabisch in zijn identiteit en toebehorendheid.
Daarnaast legden alle partijen zich in het vredesakkoord voor doel om, gradueel, een einde te maken aan het confessionalisme. Tevergeefs, het confessionalisme is zodanig in de Libanese maatschappij doorgesijpeld dat het bijna onmogelijk lijkt om het uit de wereld te helpen. Iedereen doet er actief aan mee. De overheid, politieke partijen, privébedrijven en universiteiten zijn er volledig afhankelijk van en richten hun discours dan ook tot een bepaalde groep van de maatschappij.
Het confessionalisme is zodanig in de Libanese maatschappij doorgesijpeld dat het bijna onmogelijk lijkt om het uit de wereld te helpen.
Onlangs, tijdens een korte koffiepauze, sprak ik met enkele vrienden die net afgestudeerd waren, één van deze vrienden uitte zijn bezorgdheid over hoe moeilijk het is om aan een baan te geraken ‘als je niet tot de gewenste religieuze groep behoort en niet over een wasta beschikt’ (in het Nederlands kan dit best vertaald worden als nepotisme of vriendjespolitiek, iemand met invloed die je aan een baan kan helpen).
Gedurende ons gesprek vertelde een andere vriendin dat ze op sollicitatiegesprek was geweest bij een overheidsinstantie hier in Beiroet, het sollicitatiegesprek bleek vlot te verlopen totdat ze gevraagd werd tot welke religieuze groep ze behoorde. Zij antwoordde: ‘Grieks-Orthodoxe christen’, de man vertelde haar op een vaderlijke toon dat ze niet op zoek waren naar een Grieks-Orthodoxe.
Jammer genoeg zijn er talrijke gelijkaardige verhalen te vertellen en worden hoogopgeleide Libanezen niet op hun intellectuele capaciteiten beoordeeld, maar op de groep waartoe ze behoren. ‘C’est pour préserver le fragile équilibre du pays’ argumenteren velen. Deze redenering is natuurlijk het rechtstreekse resultaat van de jarenlange oorlog, maar in het spook van de burgeroorlog leven, helpt het land duidelijk niet verder.
Libanon is nu, meer dan ooit, verland: het land zit sinds 25 mei 2014 zonder president, telt bijna 1,5 miljoen Syrische vluchtelingen die in miserabele toestanden leven, leidt onder een falend elektriciteits- en waterdistributienetwerk en is het toneel geworden van toenemende schermutselingen tussen islamistische radicalen en Hezbollahstijders aan de Syrisch-Libanese grenzen.