“‘Je bent jong, Somaliër en je wil in leven blijven’
Je bent jong en mooi en als je in België was geboren kon je alles worden. Maar je woont in Somalië. Al-Shabaab zit jou en je familie op de hielen en voor je het goed en wel beseft hebben ze je vader, twee broers en oom vermoord. Ze houden je gevangen en geven je bijna geen eten of drinken. Ze slaan je elke dag verrot. Je huilt vaak en mist je (vermoorde) familie maar daar geven ze geen zier om. Na zes maand wordt je vrijgelaten.
Het is februari 2012. Er rest je geen andere optie dan op de vlucht te slaan en je vrouw, zus en moeder achter te laten. Zij zijn betrekkelijk ‘veilig’ ginds. Na drie dagen wandelen bereik je Ethiopië. Je klust wat bij. Doet wat dit, doet wat dat.
Na twee maand heb je 600 dollar bijeengeraapt. Net genoeg om je in een truck met 40 mensen te laten proppen richting Khartoum (Sudan). Er zijn veel Somaliërs daar, en als community willen ze je helpen. Want je wil naar Europa, Europa zal jou stabiliteit geven.
Je betaalt uiteindelijk 1500 dollar voor een auto naar Libië. Je geraakt tot in het midden van de Sahara en wordt er opgepakt door de Libische politie. Ze mishandelen je en branden met elektrische pinnen in je piemel. Je wordt niemand.
Maar je bent nog steeds beter af dan sommige van je kompanen die rechtstreeks een kogel kregen. In handen van de Libische politie wordt het duidelijk hoe stateloos het land is. Je vermoed dat het beter was toen Kadhafi nog leefde. Ze willen je vrijlaten als je 2000 dollar biedt. Na anderhalf jaar gevangenschap maak je hen een smoesje wijs. Je laat hen naar de stad rijden waar een vriend van je woont ‘die hen het geld kan geven’. Ergens halverwege bij een stop slaag je erin uit hun auto te ontsnappen. Je rent letterlijk voor je leven.
Italië is dichtbij nu. Het land van melk en honing wenkt. Je moeder thuis in Somalië verzamelt 1000 dollar bij vrienden, buren en kennissen. Want later, als je eenmaal in Europa bent en rijk wordt, kan je hen geld terugsturen.
In augustus 2013 neem je samen met 39 andere Somaliërs een kleine gammele boot naar Porto Palo in Sicilië. Ieder betaalt 1000 dollar. De zee is ruw en je bent ongelooflijk bang. Enige tijd voor je arriveert bellen jullie naar Italië. Zodat je kan gered worden. Tien mannen en vrouwen worden naar Palermo overgebracht, de rest is elders in Italië.
Je wacht nu reeds vijf maanden. Op een ja of een neen. Italiaanse legaliteit of niet. Naar een ander land in Europa gaan is niet meer mogelijk. Want net zoals met vele anderen hebben ze je vingerafdruk hier genomen en hang je af van de Italiaanse goodwill. Je vrienden en jijzelf vinden allang dat Italië net als Afrika is. “There’s no life, no future, no nothing.” Vooralsnog is er in je hoofd wel honing in de andere Europese landen.
Nu zit je tegenover mij. En vertel je eerlijk en onbevangen je verhaal. En ik probeer passage na passage tranen te verbijten. Het is onvoorstelbaar dat je ondertussen niet knettergek bent geworden. Je bent nog steeds ijzersterk en superlief. Ze hebben je nog niet klein gekregen.