Kinshasa Zoo

Blog

Kinshasa Zoo

Kinshasa Zoo
Kinshasa Zoo

Wat doet een mens op een verloren bloedhete zondagnamiddag in Kinshasa? Naar de Zoo gaan bijvoorbeeld.

Ik had er al een paar keer over gehoord: de Zoo is maar een trieste bedoening, verlies er geen tijd aan. Maar dit is niet het soort advies dat mij op andere gedachten zal brengen. Wel integendeel. De kinderen van de familie die mij in Kinshasa gastvrijheid heeft geboden hadden nog nooit de Zoo bezocht om die reden, terwijl hij op nog geen kilometer van hun huis ligt. Dus toog ik op pad.

Bij het binnenkomen moest ik het dubbele van een Congolees betalen. Ik heb de 5000 CF zonder morren neergelegd.

In zowat twee derden van de kooien zaten dieren. Het andere derde was doorgaans té beschadigd om nog te kunnen dienen. Zowat één vijfde van het terrein bestond uit een modderlaag waar de meeste bezoekers ver weg van bleven.

Neurotische rondjes draaiende dieren, zo zag ik er maar twee. Een afgezonderde mannetjesbaviaan en een parelhoen. De andere dieren leken me in redelijk goede conditie, voor zover dat in die gevangeniscondities kan. Behalve dat de papegaaien hun vleugels half openhielden van de warmte. De kooien zijn echter klein, in volle zon, geen enkel plaatsje voor de meeste dieren om af en toe eens te kunnen wegduiken. Echt een concept van een zoo uit de jaren stillekes.

Een slang voor het volk

Inderdaad, de Zoo dateert van de jaren vijftig en telde toen zowat 3000 dieren. Vandaag de dag is hun aantal teruggedrongen tot minder dan 150. Ikoondieren als de okapi’s, krokodillen en het luipaard zijn intussen allemaal gestorven. De Zoo zou meer lijken op een sterfhuis, ware het niet dat toch één van de aapjes een kleintje had en één van de woudkippen drie kuikens. Magere troost. Ik las verdriet in vele ogen.

Eén van de maraboes baarde me meteen zorgen. Zij had een kleine witte koereiger willen naar binnen worstelen, maar haar prooi was komen klem te zitten met een vleugel aan elke kant van de bek. Een grote mannetjesmaraboe met een gebroken vleugel achtervolgde het vrouwtje op wandelritme op enkele meters afstand, zonder haar ooit in te halen. Het was absoluut niet duidelijk wat hij met haar van plan was. Geen van de bewakers keek er naar om.

Op één van de kooien stond in grote letters ‘gift van de president van de republiek, Joseph Kabila’. In de kooi, tussen twee stenen, lag opgerold een zwarte Seba-python. Een vader van twee kinderen stak zijn armen in de lucht. Ik hoorde hem aan zijn kinderen zeggen: moest ik president zijn, dan zou ik toch wel wat anders aan mijn volk schenken dan een slang.

Eén van de talrijke chimpansees was een volleerd bedelaar geworden, uitgestoken hand en smekende blik inbegrepen.

Bedelaar die alle knepen van het vak kent

Een civetkat liep naar me toe om me te begroeten en maakte daarbij vreemde geluidjes. Bijna stak ik mijn hand door de tralies om haar te aaien, maar met een wild dier is dat nooit een goed idee.

Arrogantie in de Zoo

Net toen ik rond was en mijn camera opborg dook ineens een raar heerschap op achter mijn rug. Gekleurde bermuda, bloemetjeshemd. Terwijl hij de rook van zijn sigaret uit zijn neusgaten mijn gezicht in blies, vroeg hij me of ik wel had betaald.

Natuurlijk wel, zei ik uit de hoogte. Denkt u nu echt dat ik hier zou binnenkomen zonder te betalen? Hoe zou de Zoo zich dan kunnen onderhouden? Ik heb zelfs dubbel zoveel betaald als een Congolees, en diepte mijn toegangsticket op uit mijn hemdzakje.

Ja, maar u hebt niet betaald voor uw camera, repliceerde hij. Dat heeft ook niemand mij gevraagd, was mijn antwoord, daar kan de bewaker aan de ingang van getuigen.

U hebt uw camera verborgen gehouden bij het binnenkomen, gilde hij. Betalen ga je!

Doe niet onnozel man, hebt u al eens goed gezien welk volume mijn cameratas inneemt, dat kan ik toch onmogelijk wegmoffelen?

Woest over zo een onbeschofte behandeling stapte ik naar de uitgang. Congolezen kunnen niet snel stappen, dat heb ik al vaker gemerkt. Dus ik repte me naar de uitgang. Maar hij begon van ver achter me op de vingers te blazen en te roepen dat de poort moest worden gesloten, dus gehoorzaamden de wachters gezwind, net voor ik de uitgang bereikte. Enkel een mangat bleef open, dat volledig door een potige bonk werd opgevuld. Geen doorkomen aan.

Geen uniform

Ik had mooi mijn verhaal opnieuw te vertellen, dat ik volledig regulier was binnengekomen, me spontaan aan de ticketverkoper had gemeld, alles betaald had wat me werd gevraagd te betalen zonder zelfs een opmerking te maken over het feit dat ik als niet-Congolees dubbel heb moeten betalen, en dat ik bijgevolg dergelijke behandeling niet verdiende. En laat me nu door alstublieft.

De bonk verroerde geen vin. Intussen stonden er al wel 50 mensen rondom ons.

Ik raasde maar door. Dat ze toch wel graag zouden willen dat er meer mensen naar hun Zoo zouden komen? Dat mij zo behandelen wel de slechts indenkbare manier is om meer volk te lokken. Want dat ik toch mijn verhaal aan mijn vrienden zou moeten vertellen! En of ze nu echt dachten dat zo een verhaal andere mensen naar de Zoo zou lokken?

Bij gebrek aan enige vorm van reactie gooide ik het over een andere boeg.

Hoe vaak denkt u niet dat het me overkomt dat een wildvreemde me geld vraagt? Ook nu weer. Komt daar zo een Bermuda-drager op me af. Blaast ie mijn gezicht vol rook en eist geld van mij, zonder enige rechtsgrond. Geen uniform, geen badge, u begrijpt toch dat ik niet elke pipo die me geld vraagt kan gaan betalen! Dat zou u zelf ook niet doen!

Deze keer had ik een gevoelige snaar geraakt. ‘Ooh, gaat het daar om…’. Hij nam zijn portefeuille uit zijn broekzak en toverde er een badge uit, die hij me voor de ogen hield. Ik weigerde er naar te kijken. ‘Te laat, meneer, wat er ook op die badge staat, u hebt intussen wel een overtuigend bewijs gegeven van uw gebrek aan professionalisme, dus ik wil zelfs niet meer weten wie u bent. En NU verlaat ik de Zoo’.

Tot mijn verbazing zette de vleesbonk een stap opzij en stond ik op straat.

Pathetisch

Hoewel mijn humeur danig onder het voorval had geleden, ging ik toch nog naar de botanische tuin, die vlakbij de Zoo ligt. Echt zonde dat ook hier voor toegang moet worden betaald. Waar moet een inwoner van Kinshasa heen om zich eens één te kunnen voelen met de natuur? Het golfterrein, die andere groene long van Kinshasa, is immers enkel voor betalende leden toegankelijk. Studenten, die zo graag in de open natuur gaan studeren, moeten daar dus elke keer voor betalen, in de zoo of de botanische tuin. Hoe weinig mensvriendelijk is die inrichting van de stadskern!

Aan de ingangspoort moest ik ook hier 5000 CF ophoesten. En nog eens zoveel voor de camera.

‘Wees gerust, meneer’, maakte ik hem duidelijk: ‘geen haar op mijn hoofd denkt eraan om hier foto’s te nemen’. Hij drong niet aan.

Overal slingerde afval rond. Tot en met uitgebroken porseleinen WCs toe. In een botanische tuin! Hier en daar een zitbank of een plastieken stoel. Ik vond een inscriptie dat de tuin in 1933 werd geopend en in 2010 door president Kabila werd heringericht en heropend. In gedachten zag ik hem bezig met de snoeischaar en de grasmaaier. Alles wat in Congo gebeurt wordt altijd voorgesteld als een realisatie van het staatshoofd zelf. Een beetje zoals in Noord-Korea, maar dan minder protserig toch.

Mijn volgende gedachtesprong ging naar de grote affiches die in de stad te zien zijn. Kabila doet daarin ‘een ultieme oproep aan diegenen die nog twijfelen om de pathetische oproep van het Vaderland te beantwoorden’. Hij doelt daarmee op de politieke dialoog die hij buiten de reguliere instellingen zoals het parlement om, wil organiseren om het uitstellen van de verkiezingen door de strot van de oppositie te rammen.

Pathetisch, is inderdaad het juiste woord!

Pathetische oproep. Zijn eigen woorden…