Hoe een huwelijk in een Noord-Vietnamees dorp uitmondde in een ode aan de rijstwijn
“‘De huwelijkskroniek van onze Vietnamese vriendin Nga’
Onze vriendin Nga nodigde ons uit op een van haar drie huwelijksfeesten, in het noorden van Vietnam. Alhoewel wij eregasten waren, slorpte de Vietnamese rijstdrank heel veel aandacht op. Die drank en de vertaalapplicatie van Google zorgden ervoor dat wij als familie in de dorpsgemeenschap werden opgenomen.
Toen we nog maar een paar weken in Da Nang waren, woonden we in een knus en klein tweekamerappartement op tweehonderd meter van de Stille Oceaan.
Na een maand besloten we om iets groters te zoeken, een huis waar we ruimer konden leven en waar we Kankash (ons Iraans eethuis) zouden openen. In die zoektocht liepen we de straten in onze buurt af. Straat na straat bekeken we de meest in het oog springende huizen. We fantaseerden hoe we ons restaurant zouden inrichten en waar we tafels, stoelen, terras en verlichting gingen plaatsen en aanbrengen. Het waren wandelingen na het avondeten en dus leerden we op een spijsverterende manier onze buurt kennen.
Graffiti, tekeningen en bizarre meubels
Op een avond lopen we langs een met flauw blauw licht versierd etablissement waar, buiten het licht, niet veel leven uit voortkomt. Is het een restaurant? Of een zoveelste koffieshop?
‘Het café zou evengoed een school, een kopieerwinkel, een fitnesszaak of een hamburgertent kunnen zijn’
Het kan evengoed een school, een taalcentrum, een kopieerwinkel, een fitnesszaak of een hamburgertent zijn, die dingen zijn niet altijd even duidelijk in dit land.
In elk geval, we lopen in het donker nieuwsgierig naar het poly-functionele, met blauw omhangen gebouw. Het blijkt een Berlijns café in Da Nang te zijn. Graffiti, tekeningen en bizarre meubels versierden het terras.
Onze dromerij stopt en neemt de vorm aan van een tenger meisje met een bril. Terwijl ze ons tegemoet komt zweeft ze vijf centimeter boven de grond en met haar bambi-ogen inspecteert ze ons vooraleer ze zacht en teder neerkomt op de grond en vraagt waarnaar we op zoek waren.
‘What you looking for?’
‘We’re looking for a house. To live in. Is this your bar?’
‘Yes. It’s my bar. I am the owner.’
‘We’re looking for a place to open up our restaurant.’
‘I will help you looking.’
Voila, dat was dat. Ze liet haar café achter, wandelde een eind met ons mee, nam haar bril af, maakte haar brilglazen proper en wees naar een alleenstaand huis dat iets verder lag.
‘Could have been a good place for a restaurant, but not free anymore.’
‘Was it for rent?’
‘Yes. Now, too late. Strange things happen there.’
‘Like what?’
‘Kill many chicken. And the pig.’
‘Euh…?’
‘I dunno. Much noise. People there drink a lot. Forget house’.
‘Oh..ok.’
Meer uitleg krijgen we niet en we vragen er niet naar. Het huis staat er nog steeds, ik passeer er elke dag. Het is al maanden onbewoond en overwoekerd. Onze vriendelijke jongedame (ik beschrijf haar eerder als een meisje) heet Nga. Spreek uit: Njaa.
Nga is knap, zevenentwintig jaar oud, en heeft een rond en schattig gezicht en droeg een brilletje met ronde brilglazen. Door die bril heeft ze een uitgesproken intellectueel uiterlijk. Op het bruine vel van haar armen heeft ze grote gestileerde rode pigmentvlekken, als uit elkaar gebroken continenten. Daardoor was ze een kunstwerk van vlees en bloed. Bovenal was ze enorm vriendelijk en behulpzaam.
‘I help.’
Het N-Pub café
Zo geschiedde en gebeurde.
Nga loopt met ons mee en vertelt ondertussen volop over haar leven en over haar café. Nadat we een half uur vruchteloos hebben rondgewandeld, neemt ze ons mee naar de bar, het is tijd voor een pint. Het is een gezellige kroeg, artistiek ingericht door een bekende kunstenaar.
Zij is de eigenaar, uitbaatster en manager en het café doet daarbovenop dienst als haar woning. ’s Avonds slaapt ze op de enige bank die zich in het café bevindt, ze wast zich in het toilet dat daarvoor is ingericht met een douchekop. Een heel gewone situatie in Vietnam.
Een schilderij van Thanh. De kleur ‘rood’ is een rode draad in zijn werken.
© MO*/Jonas Van Weerst (Da Nang)
Haar ouders wonen in de provincie Thanh Hoá, zeshonderd kilometer noordwaarts. Nga is na haar studie Lichamelijke Opvoeding in Da Nang blijven hangen. Haar twee oudere zussen, Hạnh en Vân, wonen niet ver van haar in de stad. De drie onderhouden een goed contact met elkaar.
‘Come back tomorrow. My brother in law will help you find a place.’
We volgden haar advies en keren de volgende dag terug. In de kroeg (die de naam ‘N-Pub café’ had) zit de familie op ons te wachten. Uiteraard niet iedereen, maar de twee schattige zussen, een paar kinderen en de man van haar oudste zus, onze regelaar, zijn present. Tú kent de buurt op zijn duim en somt alle huizen op die te huur staan.
Hij heeft een inventaris gemaakt en verschillende eigenaars van zijn zeer gestructureerde lijst reeds opgebeld. Door Tú komen we in contact met onze toekomstige huisbazin waar we acht maanden later nog zoveel problemen mee zullen krijgen, dat vertel ik in een volgend verhaal.
Thanh, de kunstenaar
De kunstenaar die het café inrichtte, heet Thanh. We ontdekken dat hij prachtige schilderijen maakt en dat hij zijn schilderkunst combineert met een grote technische kennis van zo ongeveer alles. Hij is enorm handig. Thanh schaart een collectief mede-kunstenaars rond hem en die bende is voortdurend aan het broeden op nieuwe ideeën. De kunstenaars denken na over specifieke thema’s en spinnen verhalen waaruit ze kunstwerken distilleren.
‘Thanh schaart een collectief mede-kunstenaars rondom hem en die bende is voortdurend aan het broeden op nieuwe ideeën’
Op een blauwe maandag zie ik ze blokken hout naar binnen sleuren, ‘voor een nieuw kunstwerk rond wrakhout.’
Ik observeer hoe een van hen over een boek over vissen zat gebogen terwijl hij verschillende soorten vissen aanduidt. Blijkbaar gaat het om een onderzoek voor een volgend verhaal, iets over chemische lozing in de Golf van Tonkin.
Hanen ontbreken evenmin, in alle vormen en kleuren, het is tenslotte het jaar van de Haan. Het hele café staat vol met staketsels, versiersels, krullewieten en ingenieus geconstrueerde tafels, stoelen, banken, plakkaten en alles wat daar tussenin lag.
Een van Thanhs topwerken. De buffel is belangrijk in Vietnam. Het dier zorgt voor o.a. voor de cutltivatie van de rijstvelden.
© MO*/Jonas Van Weerst (Da Nang)
Thanh heeft een zitbank van een oud bad gemaakt. De waterkranen heeft hij uit een motorblok gefreesd. Hij heeft lampjes in afgedankte olievaten aangebracht en letters uit de wanden van de vaten gesneden. Elk vat is een grote letter en van op afstand kan je N-P-U-B zien opflikkeren.
Een oude vissersboot pronkt in het midden van het terras. Het collectief heeft de functie van de boot gewijzigd, het dient niet meer om op zee te varen, maar is een tuin geworden. Planten schieten uit het kleine ruim, varens komen je als roeispanen uit de spleten van de planken tegemoet.
Een kunstzinnig café, ideaal voor een zondagavond om te praten over boeken die je aan het lezen bent. Of over de schattige leerlingen aan wie je lesgeeft. Of over het warme weer. Of over de golven die er in het regenseizoen aankwamen. Het maakt eigenlijk niet uit.
De romantiek tussen Nga en Thanh
Nga werkt keihard. Haar Vietnamese klanten zorgen voor de ochtenddrukte, de buitenlanders nemen meestal het avondgewauwel voor hun rekening. Tot laat in de avond zie je bierdrinkende westerlingen die genieten van het speciale sfeertje dat het café biedt.
Thanh is knap en Sami en ik merken in Nga’s blik dat ze er dezelfde mening op nahoudt. Ze werpt hem steelse blikken toe en veranderd in een nog kleiner meisje wanneer hij met haar praat. We maken er voorzichtige grapjes over.
Werk van Tran Chi Thanh.
© MO*/Jonas Van Weerst (Xuân Hoà)
‘Hey Nga, why don’t you have a boyfriend?’
‘I know! I want, but I don’t find one. My skin is too brown for Vietnamese guys. My sisters are white and they already have husband.’
Sami keek op. ‘You’re…too brown?’
‘Yes, in Vietnam, boys like white. Not brown.’
‘So I must be black for the boys here?’ vraagt Sami.
‘Yes, I think so.’
De normen op dat vlak zijn in Vietnam anders dan die in Europa. Meisje willen er zo wit als een blad papier uitzien. Overdag zijn de Vietnamese dames ingepakt in verschillende lagen, bescherming tegen de felle zon. Als ze op de brommer rijden, wikkelen ze hun gezichten met hoofddoeken en mondmaskers in, hun armen bedekken ze met lange jassen, hun benen met broeken en ze schijven hun handen in dikke handschoenen. Het is pas ’s avonds dat je de koket geklede versie van de mooie Vietnamese dames ziet.
‘Thanh is cute. Is he single? Isn’t he something for you?’
‘Hihi, I know, but he has girlfriend.’
‘But he is always here?’
‘I know. It used to be his bar before. It’s near to his home.’
Sami en ik dachten er het onze van.
Een werk van Thanh.
© MO*/Jonas Van Weerst (Da Nang)
Thanh is het prototype van de introverte artiest. Hij zegt niet veel, deels omdat zijn Engels niet denderend is, deels omdat hij een denker is.
Hij antwoordt met zijn kunstwerken. Hij, de beroemde kunstenaar met gouden handen die het soms niet uitgelegd krijgt aan zijn nieuwe buitenlandse vrienden. We slaan korte praatjes met hem. Soms scheren die de oppervlakte, soms onderzoeken ze een gevoelstoestand.
Hoe gaat het met hem? En met zijn schilderijen? Het gebeurt regelmatig dat we een gesprek hebben en dat ik hem later die dag tegenkom met een prachtig schilderij op zijn motorfiets. Ik kan onmogelijk zeggen dat de man talent had, dat stadium was hij mijlenver voorbij. Dit was een volbloed artiest, in hart en nieren, een schilder die de dingen anders zag en die in Vietnam gekend en geprezen werd.
‘You know he is famous, right?’ vraagt een van onze decorateurs terwijl hij de inrichting van ons restaurant afwerkt.
‘I don’t know. Is he?’
‘Yeah dude. We studied art together, but he was out of our league, he was always the best. Now, he has exhibitions in China, Japan and all over Vietnam. He just got picked by the ministery of Art to design the official APEC-logo.’
‘I didn’t know.’
‘Ondanks alle aandacht en de werken die hij maakt, blijft Thanh zijn bescheiden zelve. Hij is groot in zijn kunst en heeft geen ego nodig’
Ondanks alle aandacht en de werken die hij maakt, blijft Thanh zijn bescheiden zelve. Hij is groot in zijn kunst en heeft geen ego nodig.
APEC is de Asia-Pacific Economic Corporation, een gigantisch congres dat dit jaar in Da Nang plaatsvindt. Er zakken daarvoor veertig staatshoofden naar Da Nang af.
De presidenten van geopolitieke zwaargewichten als de VS -Trump komt met een gevolg van tweeduizend dip lomaten, ondernemers en politici naar Vietnam af- Rusland, China, Japan en Zuid-Korea zullen drie tot vijf dagen in de stad verblijven.
De lokale autoriteiten sluiten Da Nang die tijd hermetisch af, de regering zal alle sociale media voor enkele dagen blokkeren, een standaard maatregel die ze treft wanneer er grote manifestaties in het land plaatsvinden- en ik zou in die vijf dagen geen enkele Vietnamees aanraden om vuurwerk af te steken.
Over verliefd zijn, zwanger worden en het in Vietnam onvermijdelijke trouwen
Gedurende een paar weken leert Sami Nga enkele kneepjes van het horeca-vak. Ze leert haar broodjes smeren en cocktails in elkaar flansen en vraagt haar vooral aandacht te besteden aan details, zoals de versiering van een bord. Waar het slaatje moet komen, waar de saus, welk glas je best voor welke drank gebruikt en iets elementairs als een omelet bakken. Thanh zag dat het goed was en helpt ons op zijn beurt met de inrichting van ons restaurant.
In de tijd dat we het café regelmatig bezoeken, zijn we getuige dat er wat broeit tussen Nga en Thanh. Hij is altijd in de weer, altijd aan het schilderen, het café constant van nieuwe projectjes voorzien. Kortom: hij is er elke dag. Zij is de manager, koffie’s zetten, biertjes brengen, ’s nachts slapen op de bank.
Nog een werk van Thanh met ‘vissen’ als thema.
© MO*/Jonas Van Weerst (Da Nang)
De lezer voelt het aankomen: Nga en Thanh worden verliefd en op een gegeven moment worden ze officieel een koppel, zes maanden nadat wij haar op straat tegen het lijf liepen.
Vanaf dan gaat het snel. Na drie maanden relatie was Nga zwanger. Alhoewel dat in Vietnam niet ongewoon is, ligt een zwangerschap en ongehuwd zijn toch moeilijker. Sami vraagt of Thanhs ouders het niet ongepast vonden dat ze al zwanger was.
‘Oh no, they like. Now they know I am a healthy woman.’
Het koppel kondigt de drie trouwerijen snel aan. Eentje in het geboortedorp van Nga, eentje in het geboortedorp van Thanh en eentje in Da Nang, op een leegstaand terrein, net naast het café. De eigenaar is zo vriendelijk het terrein een week in bruikleen te geven voor huwelijksfeest nummer drie van zijn buren.
Het feest in Xuân Hoà
De dag breekt aan dat Nga ons officieel uitnodigt voor haar bruiloft in haar geboortedorp, Xuân Hoà, op een uur rijden van de plaatselijke hoofdstad en een nacht bollen met de trein vanuit Da Nang. Enkele weken later zijn we met de nachttrein op weg naar het noorden. Nga, Hạnh, Vân, Sami en ik. Dertien uur later springen we in een taxi die ons in het gehucht in Noord-Vietnam afzet.
‘Terwijl ik gefascineerd naar zijn installatie en naar de grote ton rijstdrank sta te kijken, besef ik nog niet dat de rode draad van het huwelijksweekend mij toelacht’
Nga’s familie is zelfvoorzienend. Het oorspronkelijke huis is ooit klein geweest, dat merk je aan de verschillende materialen die ze gebruikt hebben en met het verloop van de tijd heeft de familie kamers en delen bijgebouwd.
Het resultaat is een gezellige bedoening waar rechthoekige kamers uitkomen op vierkante ruimtes die in en door elkaar lopen.
Sami en ik krijgen ons eigen bed. Het staat in een doorloopkamer waar Vân met haar kinderen doorheen moet wanneer zij naar hun haar kamer gaan. Ach, het maakt niet uit. Ons begrip van privacy is in de zes maanden die we in Vietnam wonen grondig dooreen geschud.
Nga, onze vriendin. Geschminkt door Sami voor haar huwelijksfeest.
© MO*/Jonas Van Weerst (Xuân Hoà)
De familie heeft kippen, eenden, konijnen, ganzen, varkens, een groentetuin, fruitbomen en een kruidentuin. Haar ouders verbouwen, oogsten en slachten alles hoogstpersoonlijk zelf.
Mama Tự staat op om halfvijf, papa Nhân niet veel later. Het manna van de efficiënt draaiende mini-herenboerderij bevindt zich echter in een donkere achterkamer, net naast de keuken.
In die kamer distilleert papa Nhân zijn eigen rijstdrank. Een stevige kerel, 40 graden alcohol, voor minder doet hij het niet. Heel professioneel en hygiënisch, er komen buizen, meetinstrumenten, grote ketels en zelfs een alcoholmeter aan te pas.
Terwijl ik gefascineerd naar zijn installatie en naar de grote ton rijstdrank sta te kijken, besef ik nog niet dat de rode draad van het huwelijksweekend mij toelacht. Papa Nhân merkt mijn pretoogjes op, hij voelt reeds dat de rijstwijn mijn beste vriend gaat worden.
De pre-bruiloft: het leukste deel
Nga legt ons het verloop van de bruiloft uit. Twee dagen voor het feest komen familieleden en goede vrienden naar het huis. Wij behoren tot die kleine kring en worden tot eregasten van de bruid gebombardeerd. De provincie heeft een lokale luchthaven en haar rijke nonkel uit Saigon zou daar binnen een uurtje landen.
De twee dagen voor de bruiloft kookt Nga’s moeder voor de gasten en treft ze met de hulp van de vrouwen voorbereidingen voor de huwelijksmaaltijd treffen. Een traiteur verzorgt de huwelijksmaaltijd zodat mama en papa kunnen meegenieten van de drukte. De mannelijke gasten moeten, behalve drinken, niet veel doen.
‘Zonder medelijden gaan onherroepelijk vijftien eenden voor de bijl en die worden achtereenvolgens netjes de keel overgesneden’
Papa is naarstig in de weer tentzeilen te installeren want het miggelt constant. Helpers zetten tafels in elkaar en vouwen tientallen stoelen open om alles en iedereen te beschermen tegen de fijne, onophoudelijke regen.
Elk half uur stoppen ze even voor een slok rijstwijn. Op de dag van het feest komen er tweemaal tweehonderd gasten komen, ’s middags een bende en ’s avonds een hoop.
Vandaag echter worden de beesten geslacht. Zonder medelijden gaan onherroepelijk vijftien eenden voor de bijl en die worden achtereenvolgens netjes de keel overgesneden en in een grote hoop voor de kooi van het enige witte konijntje gegooid. Het maagdelijk witte brave diertje ziet met zijn rode ogen de slachtpartij vanop de eerste rij. Het ziet hoe overlevende eenden ontsnapten door wild in het rond te hossen.
Het baat niet, hun poging heeft geen schijn van kans, een neerkomend houtblok en een ingeslagen schedel was hun deel. Taaie “overlevers” (die het doorsnijden van hun keel en de doodsmak op hun hoofd te boven waren gekomen) eindigen in de pot met kokend water. De eenden hadden op dat moment hun veren nog, het kokende water was enkel om het pluimen makkelijker te maken.
De slachting van de eenden. Bemerk het witte en volgens mij doodsbange konijntje.
© MO*/Jonas Van Weerst ((Xuân Hoà)
Als eregast glimlacht het lot me gelukzalig toe want de nonkels en de dorpelingen die in het huis rondhingen steken me routineus rijstwijn toe.
De eeuwenoude traditie van het rijstwijn drinken
Merkwaardig genoeg doet de rijstwijn me niet veel, het was een drank die ik goed aankan. In België is graanjenever mijn ding, ik kan dat drinken totdat ik in slaap val. Ik vermoed dat daar de oorzaak van mijn hoge tolerantiegrens ligt. Drinken dus, en veel. De nonkels en de dorpelingen vinden het fantastisch. Mijn grap dat we ogenschijnlijk dezelfde hobby hebben sloeg in als een bom.
Vanaf de avond dat ik arriveerde, twee dagen voor het feest, beginnen we eraan en tot op het moment dat we in een taxi stappen om huiswaarts te keren is mijn glas -behalve voor het slapen- zelden leeg. In het zog van de rijstwijn komt het eten en de constante stroom van voedsel zorgt ervoor dat ik nooit dronken word. Nuchterder word ik evenmin maar ik zwijmel en lal niet, kenmerken die mijn brasgenoten al na een tiental glazen vertoonden.
Papa Nhân heeft een varken geslacht en met ons achten eten we het dier langzaam op. Alles eet ik van het dier: darmen, lever, zelfs de keel, ik ontwaar er nog een luchtpijp in. Verder nog, de hersenen, de kuiten en de maag.
Klaar gemaakte ingewanden liggen verspreid op en rond onze tafel en vooral de gevulde darmen trekken me aan. Die waren gevuld met een bruine materie en even denk ik het wansmakelijkste. Zou het…? Neen, het blijkt niet het geval, het gerecht bleek zelfs een delicatesse te zijn.
De darmen waren boven vuur gerookt en daarna gevuld met een mengsel van fijngehakte ingewanden (lever, hersenen en bloed) en rijst. Een Vietnamese bloedworst dus, ideaal bij grote hoeveelheden rijstwijn.
Communicatie tijdens ons drinkgelag is moeilijk. De eerste uren vertaalt Vân alles netjes simultaan. Ik vertel over mijn job, over onze ervaringen in Vietnam, over ons restaurant en over onze avonturen in Iran. De nonkels en andere (mannelijke) dorpelingen wensen me honderdmaal welkom in het dorpen en ze vertelden aan Vân dat ze me ‘warm’ en ‘affectious’ vonden.
De vrouwen snijden groenten en pluimen de net geslachte eenden. Ze vertellen Vân dat men in het dorp niet zoveel buitenlanders ziet. Verder vinden ze het fantastisch dat ik de rijstwijn lust. Na een poosje is Vân het vertalen moe, het brave mens deed de voorbije twee uur niets anders.
Lost in Google-translation
We zoeken ons geluk bij ‘Google translate’ en dat heeft een positief gehalte op het kolderniveau van onze interacties. Google is niet altijd mee en we kwamen uit op zinnen als ‘The white house produces nice songs.’ We bulderlachen, aangestoken door de rijstwijn en door de unieke constellatie van Google’s woordkeuze.
Ik ontdek dat de volgorde van de te vertalen woorden in de applicatie doorheen is geschud. De applicatie ziet mijn Engelse ingesproken woorden voor Vietnamees aan en slaat nu volledig tilt. Het trakteert ons op prachtige constructies als ‘Corn fields have many women’ en ‘Nationality says zero’.
De vrouwen van het dorp. Zij bereidden alles voor, de dag van het feest zelf nam een traiteur en zijn gezelschap het over.
© MO*/Jonas Van Weerst ((Xuân Hoà)
Een taalknoop, een warboel. Het verhindert ons allerminst om nog meer te lachen en vooral, om nog meer rijstwijn in te schenken.
Vân komt opnieuw tussen, ze aanschouwt de communicatieve janboel en spreekt op haar beurt zinnen in waar de applicatie opnieuw geen logica in zag. Ik versta er al lang niets meer van, geef het op, maar de nonkels reageren wild.
Ze nemen mijn telefoon over, de enige met de vertaal-applicatie, en roepen in mijn kleine microfoontje rauwe Vietnamese klanken waaruit de Google-machine volgende woordkunstwerkjes produceert: ‘Technicians don’t have ricewine’ en ‘Pink embargo get no sweets’.
Ad fundum
Lachen, gieren en rijstwijn inschenken, morsen en slok-slok, alles binnen gieten. Iemand -ik dacht een dorpsoudste- neemt mijn linkeroor vijftien minuten in beslag en doet een lange uitleg in het Vietnamees. Het gaat vermoedelijk over het productieproces van de rijstwijn. Ik versta er geen snars van, knik braaf van ‘ja’ en af en toe van ‘neen’.
‘Ons Bargoens was drinken, onze grammatica was het heffen van ons glas’
Het maakt niet uit, we voeren onze gezamenlijke hobby uit, daar op de buiten, we hebben er geen gemeenschappelijke taal voor nodig. Ons Bargoens was drinken, onze grammatica was het heffen van ons glas.
Woorden zijn er wel. Elke slok rijstwijn gaat obligatoir gepaard met de aanvalskreet ‘Một hai ba …YO!’ (één – twee – drie… zuipen!) Daarbij is het uiterst belangrijk dat de drinkers elk glas, elke beker, elk blikje, elk jeneverglas -hoe klein of hoe ver verwijderd van je eigen glas- aanraakten en ertegen stampten. Wanneer de ‘Môt – hai- ba….YO! gevolgd wordt door de even drammerige ‘Trăm phần trăm!’ (‘Honderd procent!’) betekent dit dat drinkers het vocht dat zich in hun beker bevond tot de laatste druppel en in een teug moeten uitdrinken.
De inspectie na het ad fundum is grondig, het tribunaal verplicht de drinker zijn beker uit te gieten en wee de heldhaftige verrader die het hier voor elkaar krijgt om ook maar een druppel uit zijn recipiënt naar beneden te zien vallen. Bij het tegen de grond uit elkaar spetteren van die ene verschoppeling veroordeelt de meute genadeloos, afstraffen doet ze, met het zwaard van Damocles in hun linkerhand slepen ze de snodaard met hun rechterhand naar het schavot, waar een nieuw glas rijstwijn zich triomfantelijk opmaakt om onherroepelijk te verdwijnen in je keel.
Nieuwe familie
De mannelijke gasten. Geheel links zit zus Vân. Daarnaast (2de van links) zit nonkel Saigon (met geheven glas). Derde van links is papa Nhân. Aan het hoofd zit een dorpsoudste, daarnaast nog een nonkel.
© MO*/Jonas Van Weerst (Xuân Hoà)
Vâns hulp werd opnieuw ingeroepen, de mannen hebben blijkbaar een boodschap voor me. Ze roepen haar van alles toe, woorden, kreten en duwen mijn iPhone onder haar neus. Ze denkt na, typt woorden in de vertaalapplicatie en kijkt me lachend aan.
Een van de oudste leden van het dorp komt naar mij toe, duwt zijn hoofd zachtjes tegen het mijne en wijst naar het oplichtende schermpje van mijn iPhone: ‘Now you’re part of the family’ staat er te blinken.
Het heeft iets sacraals, wij in de donkerte, met bergen groenten rondom ons die de gehurkte vrouwen aan het snijden zijn, ze lachen me toe, hun mannen hebben een nieuwe vriend gemaakt, eenden stoten hun laatste gekwaak uit, bloed gutst uit hun lange halzen, mensen lopen in het rond en de fles met rijstwijn, die staat er op de tafel als een totem bij.
Men kan zeggen wat men wil over Google, dat het bedrijf je privacy ontneemt, dat de algoritmes je enkel dingen doen lezen die je leuk vindt, dat het de mens zijn kritische zin ontneemt enzovoort, enzoverder. De waarheid is dat Google translate op Nga’s huwelijksfeest royaal bijgedragen heeft tot mijn opname in een Vietnamese familie. De rijstwijn deed de rest.
Afscheid van de rijstwijn (of toch niet?)
Het drinken gaat door tot laat in de avond. Om twee uur ’s nachts zoek ik mijn bed op, onder druk van Sami die met mondjesmaat heeft meegedaan en ons vooral met veel plezier heeft gadegeslagen. Om zes uur ’s morgens word ik wakker van de activiteit in de binnenplaats, van de hanen, van het geschuifel, van opengeslagen deuren en van passerende kinderen. Ik worstel nog even met het vroege uur, doe oordoppen in en om zeven uur sta ik op.
‘Slaapdronken waggel ik naar de binnenplaats, wil die eigenlijk enkel passeren om naar het toilet te gaan en wie tref ik daar aan? Mijn drinkebroers!’
Slaapdronken waggel ik naar de binnenplaats, wil die eigenlijk enkel passeren om naar het toilet te gaan en wie tref ik daar aan? Mijn drinkebroers! Ze zijn alvast begonnen met een nieuwe marathon en nodigen me uit om bij wijze van ontbijt samen een eerste rijstwijn te drinken, dat brengt geluk.
Alhoewel grote geesten meestal hetzelfde denken, sla ik het aanbod vriendelijk af waarop de druk van de nonkels en de dorpelingen op tien seconden tijd van groot naar nagenoeg onhoudbaar werd. Komaan, een eerste voor het ontbijt, wat was daar nu mis mee?
Niets, driewerf niets dacht ik bij mezelf en het maakt me des te trotser dat ik vanop de nuchtere en slaapdronken kade de dronkemansboot kan afhouden met de belofte (het was meer een dure eed) dat ik om tien uur mijn plaats in het peloton opnieuw zou innemen.
Dat is verplicht, het is de dag van het huwelijksfeest. Om tien voor tien drink ik mijn eerste rijstwijn, de eerste van een stuk of vijfentwintig. Sami en ik zijn een bezienswaardigheid bij de dorpelingen en we kregen massa’s aandacht. Het voelt soms wat wrang, Nga is tenslotte de ster, of zou dat moeten zijn. Ze schittert hoor, Sami had haar vakkundig geschminkt en ze ziet er om te stelen uit. Wanneer Thanh aankomt, begint het feest.
Diep in het glas
De dorpelingen roepen ons bij zich, trekken aan mijn tot-dan-toe-vrij-van-kreuken gebleven hemd, om te drinken, om te proosten, om ad fundums achter over te slaan. Het wordt me twee keer te veel, de drukte, het grijpen naar mijn mouw, de kolonisatie van mijn lippen aan een scheut rijstwijn. Daardoor val ik twee keer uit mijn rol en stap ik over mijn theewater bruusk en onhandig van een tafel weg. Dat begrijpen de disgenoten niet goed, waardoor ik me tien minuten later in schoorvoetend gemompel verontschuldig.
Waar maak ik me zorgen om? Alles was vergeten en vergeven, indien ik me samen met hen laaf aan de honing van het dorp, het brouwsel van het heilige gewas dat het hele Aziatische continent van een onuitputtelijke bron van voedsel voorzag.
‘Het wordt me twee keer te veel, de drukte, het grijpen naar mijn mouw, de kolonisatie van mijn lippen aan een scheut rijstwijn’
Ik begin aan de serie van de Môthaibatrămphầntrăm’s en houd niet op totdat ik mijn koffer maak om naar huis te gaan. Het feest gaat verder en we merken dat we met steeds minder volk aan tafel zaten. De horde dunt uit en we begrijpen niet waarom.
We besluiten om drie uur in de namiddag, tussen de twee maaltijden in, huiswaarts te gaan, het is mooi geweest. We nemen afscheid van Nga, van Thanh, van haar zussen en van haar ouders. Ik zoek de nonkels op en ontdek de reden van de magere bezetting, de meeste mannen liggen namelijk simpelweg hun roes uit te slapen.
In alle beschikbare bedden en zetels ligt een manspersoon. Het feest zal nog lang doorgaan en een eerste oplaadbeurt was broodnodig. Nonkel Saigon slaapt languit op ons bed, bovenop onze bezittingen en op onze rugzakken. Ik ben genoodzaakt mijn kleren en een handdoek onder hem uit te trekken. Hij grolt eens en wordt niet wakker.
We krijgen liters rijstwijn van papa Nhân mee. Maanden later drink ik de doorzichtige hemeldrank met onze Belgische vrienden Peter en David. Ze vinden het even lekker als ikzelf. We springen in een taxi en rusten een paar uur uit in een hotel in de provinciehoofdstad. Ik merk dat ik in de ban van de rijstwijn ben geweest, dat heerlijke vocht, ik zou het elk uur kunnen drinken.
Nga trouwde nog twee keer en het derde huwelijk in Da Nang was prachtig. Hun dochtertje is ondertussen gezond geboren en Thanh stopt niet met mooie schilderijen te maken.