Mag een moslimkind nog moslim en kind zijn?

Blog

Mag een moslimkind nog moslim en kind zijn?

Mag een moslimkind nog moslim en kind zijn?
Mag een moslimkind nog moslim en kind zijn?

De islam is hot in het seculiere België, en niet op een positieve manier. Meer dan een onophoudelijk spelletje ezeltje-prik is het tegenwoordig niet, en welke plek je ook weet te prikken, er zal steeds ruimte zijn voor politieke verontwaardiging en een publiek debat om dan over te gaan in onderzoeken en veroordelingen.

De voorbije jaren lijkt de islam in België zich steeds meer ontpopt te hebben tot een goedkoop schietkraam op een echte Belgische kermis. Ieder schot in de roos wordt steevast beloond met schouderklopjes en een waardeloos knuffeltje.

Het hoofddoekendebat, het verbod op gezichtsbedekende kleding, het verbod op ritueel slachten, de stopzetting van de erkenning van moskeeën, de discussie rond salafisten en het onderzoek rond buitenlandse steun aan islamitische instellingen zijn allemaal in korte tijd de revue gepasseerd.

Ditmaal lijken de hoofdstukken vrouwen en moskeeën achter ons te liggen, en is het de beurt aan de kinderen om de hete adem van het islamkritische denken in hun nek te voelen.

In een recent onderzoek van Montasser AlDe’meh (Knack 09/05) naar moslimkinderen op Brusselse scholen, blijkt dat grote groepen van deze kinderen met een pertinente angst leven voor het Hiernamaals.

Volgens hem zijn islamleerkrachten, ouders en imams verantwoordelijk voor het groeiende fenomeen bij kinderen, en dragen ze bij tot schuldgevoelens en doemdenken bij de jongste generatie moslims in België.

Alsof er buskruit mee gemoeid was, ontstak de vlam zich vliegensvlug doorheen media, scholen tot aan de minister van Onderwijs Hilde Crevits.

Moslims op school

Als moslim, islamoloog maar vooral ook als vader en als begeleider van niet-begeleide minderjarige moslimkinderen wens ik echter een stap terug te nemen en mij weg te draaien van het schietkraam en een tweetal kanttekeningen te plaatsen bij de “openbaringen” van AlDe’emeh en het deradicaliseringsteam van de Scholengroep Brussel.

‘Het dualistische denken tussen beloning en straf is erg aanwezig in de islam, en een van de pijlers van het geloof’

Paradijs en hel, een dualiteit aanwezig in elke monotheïstische religie en in aangepaste versie ook in andere godsdiensten ter wereld.

Zij die geloven en goede werken verrichten zullen beloond worden in het Goddelijke Paradijs, en daarin zullen zij eeuwig verblijven. Haaks daarop wacht er de Goddelijke straf op zij die weigerden te geloven, en stierven op een pad van zonden en ongeloof.

Het is een krachtige terminologie in het religieuze denken om de mens te stimuleren een deugdzaam leven te leiden binnen het eigen geloof en het kwade achterwege te laten.

Dit dualistische denken tussen beloning en straf is erg aanwezig in de islam, en één van de pijlers van het geloof is de aanname dat paradijs en hel bestaan en de uiteindelijke verblijfplaatsen zullen vormen van de mens.

Essentieel ethisch kader

Hoewel AlDe’emeh even het hoedje van moefti opzet en zich sterk maakt dat de Koran geen melding maakt van een verschrikkelijke bestraffing, staan zowel beloning en verlossing als bestraffing en eeuwig lijden uitgebreid beschreven in zowel de Koran als de profetische traditie.

‘Dit is een kans voor scholen om inclusief te werken, en zich te verplaatsen in de hoofden van de kinderen in kwestie om hun angsten te plaatsen binnen het eigen islamitische denkkader’

Dit denken is dus essentieel aan de islam en biedt een ethisch kader aan de gelovigen om het goede en het kwade, zonde, vergiffenis en boete op een levensbeschouwelijke manier te kunnen plaatsen.

Er dient dus met uiterste nauwkeurigheid en voorzichtigheid te worden omgegaan met dit onderwerp.

Dit is volgens mij een kans voor de Belgische scholen om inclusief te werken, en zich ditmaal te verplaatsen in de hoofden van de kinderen in kwestie in een poging hun angsten te plaatsen binnen het eigen islamitische denkkader.

Het is zeker mogelijk dat sommige kinderen moeilijk om kunnen gaan met grote levensvragen als het leven na de dood en boetedoening voor zonden. Dit is in het bijzonder mogelijk voor families met weinig intellectuele draagkracht van thuis uit of islamleerkrachten die er een rigide manier van lesgeven op na houden.

Monsters onder het bed

Kinderen zijn altijd zeer snel geneigd angst te ontwikkelen voor het onzichtbare, en de ontelbare kinderen die het hoofd onder het bed steken voor het slapengaan kunnen hiervan getuigen.

Deze angst relativeren door ook in te zetten op de andere kant van het spectrum, zonder daarbij de islamitische realiteiten van straf en boete opzij te schuiven, kan deze kinderen vooruit helpen zonder daarbij hun islamitische identiteit te ondermijnen.

‘Beweren dat moslimkinderen in een allesbeheersende horror leven die hen het leven onmogelijk maakt is gewoon een brug te ver’

AlDe’emeh dreigt echter met de Belgische scholen in een valkuil te vallen van het allesomvattende eurocentrisme. Volgens de onderzoeker is de Europese verlichting de norm, en al de rest Middeleeuwse bangmakerij.

Zulke uitlatingen dreigen moslimkinderen veel meer te isoleren dan hun initiële angsten zelf.

Beweren dat moslimkinderen in een allesbeheersende horror leven die hen het leven onmogelijk maakt is gewoon een brug te ver. Ook moslimkinderen hebben net als alle kinderen het recht om van iets bang te zijn.

Scholen, imams en moslimleerkrachten kunnen inspelen op die angsten van kinderen door tegelijkertijd te bevestigen dat thema’s als hoop, verlossing, vergeving en het paradijs even belangrijk zijn als boete, straf, bestraffing en de hel.

Verlichting of verdoemenis

AlDe’emeh roept op tot een islamitische verlichting, en een rationalisatie en herinterpretatie van de passages over boete en straf. Dit is bijzonder problematisch, aangezien erg veel van de islamitische basisstellingen over het vagevuur en de hel uit de Koran afkomstig zijn.

‘Deze kinderen zijn bang voor de Hel, roepen dat er geen hel bestaat en dat het allemaal lariekoek en symbolische metaforen zijn, helpt hen geen centimeter verder’

Deze kinderen zijn bang voor de Hel, roepen dat er geen hel bestaat en dat het allemaal lariekoek en symbolische metaforen zijn, helpt hen geen centimeter verder.

In de plaats daarvan kan de leerkracht meegaan met de culturele en religieuze identiteit van het kind en hem helpen begrijpen waarom zijn religie praat over een hel en een paradijs.

Leerkrachten kunnen kinderen ook leren hoop te hebben in God, zelfs al geloven ze zelf niet, zonder in atheïstisch superioriteitsdenken te vervallen.

Met een dergelijke aanpak zouden scholen bruggen kunnen bouwen en de kinderen in de eigen identiteit en leefwereld bevestigd laten. Het welbeproefde “wij-zij”-denken duwt gelovigen juist naar de marges van de maatschappij.

Onschuld van moslimkinderen

Een tweede kanttekening die ik wens te maken, is mijn diep verdriet dat een religieus debat opnieuw geperverteerd wordt tot een discussie over terrorisme en extremisme, in het bijzonder nu het over kinderen gaat.

‘Het is triestig dat een religieus debat geperverteerd wordt tot een discussie over terrorisme en extremisme, vooral nu het over kinderen gaat’

In een interview met Terzake op 10 mei licht AlDe’emeh toe een directe link te zien tussen angst voor het hiernamaals en religieus terrorisme.

Hij geeft zelf aan niet te willen ‘dat deze kinderen zichzelf gaan opblazen.’ Dit is op zijn minst simplistisch te noemen.

Terreur is veel meer het resultaat van sociale en maatschappelijke tendensen en historische ontwikkelingen dan van de angst voor de hel.

Religieus debat verengd

Mijn generatie moslims zijn met dezelfde geloofsstellingen opgegroeid, en de generaties voor ons ook. Hoeveel procent hiervan is nu werkelijk naar een buitenlandse strijd vertrokken als rechtstreeks gevolg van bangmakerij en angst voor het hiernamaals? Ik denk dat het antwoord verscheidene nullen achter de komma heeft staan.

‘Pleiten voor een dwingende, herinterpretatie van eeuwenoude teksten met het excuus dat deze teksten tot terreur zouden leiden, geeft weer hoezeer het religieus debat verengd is geworden’

Pleiten voor een dwingende, symbolische en filosofische herinterpretatie van eeuwenoude teksten die miljarden moslims over het verloop van eeuwen leiding en context geschonken hebben met het excuus dat deze teksten tot terreur zouden leiden, geeft weer hoezeer het religieus debat verengd is geworden.

Kinderen binnen het eigen culturele en religieuze kader onderwijzen over boete en straf middels beelden van een hel en een vagevuur zijn geen middel om hen te indoctrineren in een cultus van terreur en martelaarschap.

Ouders, imams en moslimleerkrachten willen kinderen een kader schenken van goed en fout, hoop en ontzag. Het is een manier om kinderen een levensbeschouwelijke lading te schenken binnen de eigen religieuze constructie in de hoop hen te hoeden voor fouten en hen te stimuleren goed te doen en goed te zijn.

Verantwoordelijkheid

Het is erg belangrijk dat de moslimgemeenschap hier zelf haar verantwoordelijkheid neemt, zonder daarbij offers te hoeven maken in de eigen religie.

‘Scholen kunnen dit positief bekrachtigen, niet door de islam te veroordelen, maar door de gehele discussie open te trekken en samen met de kinderen het gesprek aan te gaan over zingeving’

Moslimleerkrachten en imams die Nederlands spreken en een pedagogische achtergrond genoten hebben, kunnen vlot op kinderen met angsten inpraten. Ze zijn in staat hen ervan te overtuigen dat religie ook leuk, fijn en bevredigend kan zijn.

Scholen kunnen dit positief bekrachtigen, niet door de islam te veroordelen, maar door de gehele discussie open te trekken en samen met de kinderen het gesprek aan te gaan over zingeving, geloof, beloning en boete.

Ook ouders dienen hieraan mee te werken, in de eerste plaats door zelf voldoende kennis over het onderwerp op te doen.

Vaak zijn het traditionele verhalen en volkslegenden die meer angst inboezemen dan de religieuze werkelijkheid zelf, en ouders dienen de neiging te onderdrukken om angst boven hoop als stimulans te gebruiken.

Hemel, hel, hoop en liefde

Hoe zal ik mijn zoontje opvoeden? Ik zal hem vertellen dat God een paradijs geschapen heeft en een hel, dat zijn levenswandel in dit aardse leven mee zal bepalen waar hij zal verblijven.

Ik zal hem vertellen dat God zijn vriend is, en dat, wat er ook gebeurt, hij steeds bij zijn vriend terecht kan, zelfs wanneer hij zich helemaal alleen voelt.

Ik zal hem vertellen dat ik hem graag zie, en dat ik hoop dat hij het beste uit dit leven zal halen om het goede te doen en om rechtvaardig, eerlijk en oprecht te zijn.

Om met twee woorden te spreken, anderen te begroeten en te respecteren. Om geen slechte dingen te doen, en zich niet in te laten met slechte mensen, maar plezier te maken en zich goed te voelen bij wat hij doet.

Ik zal hem vertellen dat God zijn vriend is, en dat, wat er ook gebeurt, hij steeds bij zijn vriend terecht kan, zelfs wanneer hij zich helemaal alleen voelt.

Ik respecteer anderen en verwacht dan ook dat anderen mij zullen respecteren.