“‘Mentale jetlag’
Terug thuis. Ik ben ongerust. De Bahreinse overheid heeft -geen twijfel mogelijk– kopies van mijn foto’s. Op die foto’s staan getuigen die hun verhaal ook een gezicht wilden geven.
Donderdagavond 20 oktober: kwart voor tien. Ik geef mijn paspoort en boardingpas af aan de grenspolitie. De jonge ambtenaar twijfelt even en loopt dan –met mijn reispas– naar een openstaande deur en komt terug zonder reispas. Of ik even wil wachten, vraagt hij. Ik zie hoe de deur, waarachter mijn reispas verdween, gesloten wordt en wacht een kwartier. Ik bel ondertussen met Gie Goris, mijn hoofdredacteur. ‘Ik stond duidelijk geseind’, vertel ik hem. Na een kwartier wachten gaat de deur opnieuw open. Of ik mee wil komen, vraagt een man vriendelijk. Ik krijg ‘priority’ bij de controle van de handbagage en hij neemt me mee naar een afgelegen kantoortje. ‘Ga maar even zitten’, verzoekt een man die ons staat op te wachten. Ik zet me, buiten het kantoortje, op een stoel en moet laptop, gsm en camera afgeven. De gsm en camera heb ik geledigd, het tekstmateriaal stuurde ik naar huis, uit mijn notities schrapte ik alle namen. Een politieman komt terug en vraagt me om in te loggen, ‘nee’ is duidelijk geen optie. Ik log in en mijn laptop verdwijnt opnieuw naar het kantoortje.
Ik kan me voor het hoofd slaan dat ik door tijdsnood geen extra geheugenkaart of USB-stick heb kunnen kopen. Het beveiligingprogramma dat documenten op computer kan verbergen, kreeg ik omwille van het trage internet niet gedownload. Het laatste interview in Bahrein was uitgelopen en dus was het uitchecken, inpakken, het beveiligen van documenten een race tegen de tijd.
Nadat de man die me opwachtte me een flesje water geeft, start hij een gezellige babbel. ‘Ik vind de Bahreini’s mooie, sterke en heel vriendelijke mensen.’, antwoord ik als hij me vraagt wat ik van zijn land vind. Ik kan niet anders dan dit spel meespelen en geef hem een shortcut antwoord op zijn vraag over de Europese bankencrisis. Als ik nogmaals vraag wat ze toch zoeken, zegt hij sussend dat ik me nergens zorgen over moet maken. Op de achtergrond hoor ik computergeluiden en besef ik dat mijn bestand gekopieerd wordt. Na een kwartier mag ik gaan, inclusief mijn materiaal. Geen woord uitleg. Ik bel opnieuw naar Gie en vertel hem dat de foto’s nog op de laptop staan.
Terug thuis. Ik ben ongerust. De Bahreinse overheid heeft, geen twijfel mogelijk, kopies van mijn foto’s. Op die foto’s staan Bahreini’s die hun verhaal ook een gezicht wilden geven: een van de vele jongemannen die hun oog verloren door een politiekogel, de families van ‘martelaren’ van de revolutie, de broer van een jongen met een verstandelijke beperking die in de gevangenis zit, twee meisjes die werden gearresteerd en opgesloten, een man op straat die het V-teken maakt, een oude vrouw die afgetroefd werd door de politie toen ze haar kleinzoon wilde beschermen, een jongen met een schedelfractuur die net was vrijgelaten na tien dagen militair hospitaal. Niet iedereen wilde op de foto, uit vrees dat het materiaal tegen hen gebruikt zou kunnen worden.
Hoe gebruikt een overheid –die een regelrechte angst- en geweldcampagne uitvoert tegen elke opposant– dit materiaal, vraag ik me bang af. De laatste maand is het aantal arrestaties verminderd, zijn de systematische folteringen in de gevangenissen sterk gedaald. Maar het politiegeweld buiten de gevangenismuren, tegen de straatprotesten is opgevoerd. Het huis van de familie van Ali, gedood door twee politiekogels, wordt bijna dagelijks beschoten met traangas. Zal de politie dit geweld nu nog verhevigen of juist verminderen?
Terug thuis. Het heeft iets bevreemdend: die clash tussen de twee werelden van Bahrein en België. De ene avond luister je naar een moeder wiens veertienjarige zoon twee maanden geleden werd gedood door politiekogels. Je luistert naar die onmacht, die behoefte om dat verschrikkelijke gemis en het ongeloof over zijn dood uit te drukken. Je kijkt naar Ali’s volière die zijn vader na de dood van zijn zoon leegmaakte omdat hij het niet aankon om de vogels in Ali’s plaats te verzorgen.
En de volgende ochtend krijg je tijdens de rit Zaventem-Mechelen een geanimeerde muzikale introductie in kizomba door een taxichauffeur. Geen snellere manier om te onvreemden dan opnieuw in het ritme van het dagelijkse Belgische leven te stappen: een afspraak met je architect, de kinderen van school ophalen, met een vriend een eretoast brengen voor een terminaal zieke kennis.
Intussen is er echter ook de mentale jetlag. Ik kruip doodop in bed en word midden in de nacht wakker met Bahrein in mijn gedachten. Ik denk aan die notitieschriftjes op tafel, vol getuigenissen over de overheidsrepressie tegen de burgers die vechten voor hun burgerrechten en voor democratie.
Wat daar niet met zoveel woorden in beschreven staat is de ongelofelijke kracht die ik zag bij de Bahreinse opposanten om waardig en geweldloos terug te vechten tegen die repressie.
Noch heb ik daar neergepend hoeveel moed het vergt om in dit repressieve, gewelddadige klimaat je verhaal te willen vertellen, in de hoop dat de buitenwereld nu eindelijk die uitgebleven steun zal geven.