“‘Met de jeep door de brousse’
Na een kleine week acclimatiseren in Lubumbashi vertrekken we naar ‘het echte Congo’, in het binnenland. Met veel pech onderweg belanden we na drie dagen in Luena.
Om 4 uur ’s ochtends rollen we allen uit ons comfortabele hotelbed, vanonder het muskietennet. Om half vijf zullen onze voertuigen, een Hilux en een Molokai, ons staan opwachten. Dat is echter buiten de Congolese chauffeurs gerekend, die twee uur en retard aankomen. Nadat er nog de nodige tijd is getrokken om onze bagage achteraan bij elkaar te stampen, kunnen we eindelijk vertrekken. Lekker dicht bij elkaar, met vier op de achterbank en drie vooraan, gaan we de zwaarste rit van ons leven tegemoet.
Als we na enkele uren stoppen om te ontbijten, blijkt dat ook onze Hilux een break nodig heeft. Een onderdeel functioneert niet meer ten volle. Gelukkig zijn er in Congo altijd wel kenners in de buurt die dat in een mum van tijd oplossen. Geen zorgen dus, terug op de baan richting Lubudi, waar we zullen overnachten alvorens door te rijden naar onze eindbestemming. Lang kunnen we echter niet doorrijden, want onderweg worden we een paar keer aangehouden door de ‘wegenpolitie’. Hun motto is: blanken moeten betalen, willen ze op onze wegen rijden. Om dat wat subtiel aan te pakken, verzinnen ze eerst allerhande redenen waarom we niet kunnen passeren. Als die uitgebuit zijn, vragen ze gewoon geld. Uiteindelijk komen we er de eerste keer met 20 en de tweede keer met 10 dollar vanaf. Voor hen is dat veel geld, dus ze hebben de muzungu’s goed onder druk gezet.
Wegens de wegen die er alsmaar slechter op worden en pech onderweg, is er niet veel tijd over om een pauze te nemen. Hier gaat de zon immers al onder om 18 uur, en op zulke slechte wegen is het onverstandig rijden in het donker. Toch kunnen we niet anders, en komen we pas om 1 uur ’s nachts aan in het klooster van Lubudi. Onze lege magen zijn we al vergeten, het enige dat we nu nodig hebben is slaap. De heilige bedden zorgden voor een goede nachtrust, maar te weinig om ’s ochtends vroeg alweer te vertrekken, wat oorspronkelijk de bedoeling was. We blijven nog een dag en schrobben de vuile jeeps schoon, wassen onze kleren in bassins en proberen onszelf te wassen in emmers die we vullen aan de pomp. Water opwarmen kan met een soort opwarmstang, maar dat is zo omslachtig dat we allemaal een emmer koud water over onze hoofden kappen.
We verkennen de natuur in Lubudi en bezoeken de watervallen van Kayo. Zo’n prachtig stukje natuur is zeldzaam. We wagen ons aan een steile afdaling voor een verfrissing in het zalig koude water. De temperatuur in het binnenland ligt heel wat hoger dan in de stad. Hier hebben we geen trui nodig, maar zweten we in onze t-shirts. Er is ook veel meer stof, dus mijn aangeschafte tropenschoenen komen goed van pas. Terug boven komen we op adem met de lunch die we hier nog veel zullen verteren: brood met sardines, een maaltijd die ik in België vriendelijk zal weigeren. Maar in een rustige omgeving, waar enkel het geluid van stromend water is te horen, smaakt alles. Wat een geweldig gevoel!
We zijn volledig op krachten kunnen komen, ook omdat de nonnen ons heerlijk eten hebben gemaakt. Onze auto is ook terug gemaakt, dankzij de speciale methode van onze chauffeur. Met hout, een machete en een scheermes maakt hij het bakje weer vertrekkensklaar.
De volgende etappe duurt slechts een halve dag, maar dat is buiten onze voertuigen gerekend. We stoppen eerst bij de cementfabriek Cimenkat, die ondertussen failliet is maar waar werkmannen wel nog naartoe komen om iets bij te verdienen. En zo duurt het vijf uur eer onze problemcar gemaakt is. Denkend dat we nu wel in een stuk kunnen doorrijden, vallen we na een tijd weer stil. Nochtans rijden onze Belgische chauffeurs, Guy en Jo, heel voorzichtig met het ding. Papa Gilbert, de Congolese chauffeur van de Molokai, moet vaak manoeuvres uitvoeren om de Hilux uit een van de vele putten te krijgen. Het hoogtepunt van de reis is de rivieroversteek. Boven de rivier hangt geen brug, maar enkele planken waar grote gaten in zitten. Daardoor zijn onze voeten kletsnat als we over de brug stappen. Voor de veiligheid stappen we uit, want de jeeps moeten in het donker over de brakke brug rijden. Uiteindelijk verloopt alles nat maar vlekkeloos, en na een fooi te hebben betaald aan de ‘brugbewakers’ kunnen we weer de weg op.
’s Avonds laat arriveren we bij ONG Kyondo, waar we weer verwelkomd worden met gezang en gedans. Te moe om mee te dansen, overnachten we allemaal samen in het bureau van de ONG. De volgende dag zullen we per twee naar onze gastgezinnen gaan. Ons verblijf hier is alvast spannend begonnen!