“‘Mag coöperatieve greep op Boliviaanse minerale rijkdom nog groeien?’
In Bolivia lijkt het soms of de coöperatieve mijnwerkers er de plak zwaaien. Ze zijn bekend om hun mobilisatiekracht voor sociale verandering. Net een jaar geleden overleed de viceminister van mijnbouw en vier mijnwerkers in een conflict van mijnbouwcoöperatieven. Dit laat sporen na. Wij gingen daarom eens kijken bij de coöperatieve mijnen in het Boliviaanse departement Oruro.
Het dorpje Japo, op de grens tussen de departementen Oruro en Potosí, bestaat enkel uit mijnwerkers en hun familie.
© Silke Ronsse
Pakweg 90% van de mijnwerkers in Bolivia is aan het werk in een coöperatieve, wat neerkomt op meer dan 100.000 mijnwerkers, maar dat was lang niet altijd zo. Vanaf 1952 was de mijnbouw hoofdzakelijk onder controle van het staatsbedrijf COMIBOL (Corporación Minera de Bolivia). Ten tijde van de inkrimping van de staatsmijnen vanaf de jaren ’80 en de definitieve sluiting in 1997, kwamen mijnwerkers massaal zonder inkomsten te staan.
Bij gebrek aan jobs in de mijnwerkersdorpen en een te grote toestroom aan werkzoekenden in de grote steden, deed zich al snel de noodzaak voor om opnieuw de mijn in te trekken. Jobs bij privébedrijven waren er amper, de enige oplossing was zich te verenigen in een coöperatieve. Vaak in dezelfde galerijen waar ze vroeger als werknemers werkte.
‘We weigeren nooit iemand om toe te treden tot de coöperatieve’
‘We weigeren nooit iemand om toe te treden tot de coöperatieve’, klinkt het in Japo. De nieuweling zoek zelf een plaats in de mijn waar hij de komende periode zal ontginnen. Wie wil, kan werken, dat is de filosofie.
De coöperatieven werken in principe niet voor winst, maar hebben vooral een sociaal doel. In tijden van lage metaalprijzen heeft de coöperatieve minder vennoten, als de prijzen stijgen neemt het aantal toe.
De echte essentie van een coöperatieve organisatie is in de praktijk soms ver zoek. Mijnwerkers die nooit van galerij veranderden, beschouwden zich vaak nog werknemers van de COMIBOL wat de transitie naar een echte coöperatieve bemoeilijkte.
Ook van een gelijke verdeling van de opbrengsten is er geen sprake. Eigenlijk werken de vennoten hier eerder als individuele zaakvoerders. In onder andere Potosí werken de vennoten zelfs regelmatig met meerdere werknemers.
De mijnbouwcoöperatieve ‘El PorvenirLtda.” domineert het hele dorpje Japo.
© Silke Ronsse
Kapitaalkracht van mijnbouwcoöperatieven
Afgelopen week waren we op bezoek bij de coöperatieve “El Porvenir Ltda.”. De vennootschap telt maar liefst 140 vennoten en vierde onlangs zijn dertigste verjaardag. We waren op inspectie bij de tailingdam (reservoir voor erstsafval) die de Europese Unie co-financierde als een deel van hun programma voor ontwikkelingssamenwerking.
Een coca-kauwende mijnwerker toont me hun “ingenio”, een centrale voor mechanische concentratie van het tin dat ze ontginnen. Het is duidelijk een welgestelde coöperatieve, want lang niet alle coöperatieven hebben een eigen “ingenio”.
De werkomstandigheden zijn niet altijd ideaal, veiligheid staat op de laatste plaats en dat de opbrengsten hangen sterk af van puur geluk.
Meer nog, het is iets waar veel coöperatieven erg jaloers op zijn, want de opbrengsten zijn al snel veel hoger als het materiaal geconcentreerd verkocht wordt. Dit opent namelijk ook deuren om de ertsen rechtstreeks aan het buitenland te verkopen en zo hogere prijzen te bekomen dan wanneer men moet werken met tussenhandelaars. Ertsen met een te laag tin-gehalte krijg je moeilijk rechtstreeks verkocht.
Coöperatieven die niet over het kapitaal beschikken voor de mechanisatie van het concentratieproces, zullen dat wellicht ook niet snel bijeen sparen. Erger is wanneer er zelfs geen kapitaal is voor de aankoop van mechanische boren en de mijnwerkers met hamer en houweel moeten werken.
Dit alles is één van de belangrijkste oorzaken voor het feit dat deze overgrote meerderheid aan mijnwerkers instaat voor maar 14,5 % van de volledige Boliviaanse productie van mineralen. Ook maakt dit dat de werkomstandigheden niet altijd ideaal zijn, veiligheid op de laatste plaats staat en dat de opbrengsten sterk afhangen van puur geluk.
Revolutionairen of vechtersbazen?
De middelen zijn dan misschien beperkt, ze zijn met velen en met een stevige portie spiermassa. Met deze mannen wil je niet spotten en dat weet ook de overheid. De coöperatieven hadden de laatste regeringen steeds stevig aan hun kant, en vice versa. Ook de MAS-regering van Evo Morales kreeg telkens volle steun van de coöperatieven bij zijn verkiezing.
Het MAS heeft altijd een verzoeningspolitiek gebruikt tussen de staats- en coöperatieve mijnbouw. Het begon met een minister van Mijnbouw en Metallurgie uit de coöperatieve sector, Walter Villarroel.
De poging van de coöperatieven om de staatsmijn over te nemen, mondde uit in 16 doden en een tiental gewonden, maar leidde ook de politieke beslissing om de 4.000 coöperanten in dienst te nemen.
Uiteindelijk, leidde deze politiek in 2006 tot een bloedbad doordat de coöperatieven zich ‘s werelds rijkste tinvoorraden eigen wilde maken, die zich in de Poskoni berg bevinden, in het mijnwerkersstadje Huanuni. De poging van de coöperatieven om de staatsmijn over te nemen, mondde uit in 16 doden en een tiental gewonden, maar leidde ook de politieke beslissing om de 4.000 coöperanten in dienst te nemen.
De Huanuni staatsmijn ging daarbij van 800 werknemers naar bijna 5.000, met als gevolg dat dit het meest productieve, maar een verlieslatend staatsbedrijf werd. Het betekende meteen ook het einde voor minister Walter Villarroel, die werd vervangen door een vertegenwoordiger uit de staatsmijnbouw.
Mars voor de 17de verjaardag van de mijnbouwcoöperatieve “Nueva San José” uit Oruro… met dynamiet in de hand.
© Silke Ronsse
De concentratie van tin gebeurt op vele plaatsen doormiddel van een manueel en traag proces.
© Silke Ronsse
Dood van de viceminister
We zijn nu net een jaar na het drama dat bij de coöperatieven nog stevig in het geheugen staat gegrift. In augustus 2016 kwamen coöperatieven uit alle regio’s bijeen in Panduro, op de weg tussen Oruro en La Paz, voor wegblokkades. Vennoten uit heel het land verenigden zich om hun ongenoegen te uiten over de recente wijziging op de Coöperatievenwet.
‘Wie wil er nu nog aan het hoofd van één van de coöperatieven federaties staan?’
Het wetsvoorstel geeft de machtige syndicaten toegang tot de coöperatieven. Hoewel er officieel geen werknemers zijn in de coöperatieve, is de praktijk in sommige ondernemingen anders. Daarbovenop zouden bijkomende taksen geheven worden, zoals BTW, hoewel ze naar eigen zeggen enkel ontginnen en geen toegevoegde waarde creëren. Het heffen van BTW is volgens hen dus onzin.
De derde dag van de blokkades braken rellen uit. Volgens onze contactpersoon die erbij was die dag, werd één van de mijnwerkers neergeschoten door de politie. Daarop escaleerde de situatie. Toen het rustig werd, bleek dat de viceminister van binnenlandse zaken, Rodolfo Illanes, het leven had gelaten, samen met nog enkele andere manifestanten.
De dood van de viceminister en vier mijnwerkers was een donkere dag in de revolutionaire geschiedenis van de coöperativisten.
© Silke Ronsse
De schuldige werd nooit aangeduid, maar de voorzitters van de verschillende nationale en departementale coöperatieven federaties werden opgepakt. ‘Wie wil er nu nog aan het hoofd van één van de coöperatieven federaties staan?’, vertelt ons een coöperatieve mijnwerker, ‘De voorzitters zullen niet snel meer oproepen tot verzet ingeval van onrecht.’
In de coöperatieve hoek is men van mening dat dit opgezet spel was, om hun macht te breken. Echter, vertelt Jorge Campanini van CEDIB (Centro de Documentación e Información Bolivia) die de mijnbouwproblematiek van zeer nauw opvolgt, dat er desondanks nog steeds een sterke mobilisatiekracht en –wil vanuit de coöperatieven is, als dat nodig zou zijn.
Een ander soort mijnbouw?
De coöperatieven mogen dan wel de ruime meerderheid van de mijnwerkers omvatten, zij genereren zoals gezegd lang niet de meerderheid van alle ontgonnen mineralen en minder nog van de inkomsten voor de staat.
Deze lage productie wordt grotendeels veroorzaakt door een gebrek aan middelen en technieken en een gebrekkige voorbereiding van de galerijen. Daarom werd in 2009 het FOFIM opgericht die betaalbare leningen voorziet voor coöperatieven om de juiste uitrusting aan te schaffen. Daarnaast betalen ze geen belasting op toegevoegde waarde.
Er staan alweer minstens twee nieuwe grootschalige dagbouwmijnen op de agenda.
Zullen de coöperatieven hun efficiëntie kunnen opkrikken en hun positie binnen de Boliviaanse mijnbouw behouden?
Of kiest de overheid voor de staatsmijnen van de COMIBOL die sinds de regering van Evo Morales opnieuw actief zijn. Sommige van deze mijnen opereren momenteel eerder met verlies en naar verluidt staan er weldra wat hervormingen binnen het staatsbedrijf te wachten.
Of gaat de toekomst in de richting van opnieuw meer privémijnen en waarin de Chinese hegemonie in Bolivia wellicht een uiterst belangrijke rol zal spelen.
De goudmijn Kori Chaca aan de rand van de stad werd zopas gesloten. Maar er staan alweer minstens twee nieuwe grootschalige dagbouwmijnen op de agenda. Het neoliberale spelletje van deze linkse regering blijft verrassen.