Mooov blogt: "Unicórnio", gevangen in een sprookje

Blog

Mooov blogt: "Unicórnio", gevangen in een sprookje

Mooov blogt: "Unicórnio", gevangen in een sprookje
Mooov blogt: "Unicórnio", gevangen in een sprookje

De Braziliaanse regisseur Eduardo Nunes raakt met Unicórnio al je zintuigen.

Met impressionistische penseelstreken geeft de Braziliaanse regisseur Eduardo Nunes kleur aan zijn desolate sprookje Unicórnio. Hoe groots het uitgestrekte gebied met zijn paarsblauwe gebergtes en gifgroene gras ook lijkt, de ruimte waarin het leven van de dertienjarige Maria (Bárbara Luz) en haar moeder zich afspeelt, is verrassend klein. Haast net zo beperkt als die van het gesticht waarin haar vader zit opgesloten. De veranderende dynamiek binnen Maria’s leven vormt de basis voor Nunes’ geloofwaardige sage.

Unicórnio toucheert al je zintuigen: het gekraak van Maria’s voetstappen door het zachte gras wanneer ze naar de nabijgelegen waterput loopt, de geur van haar moeder die ze van een hoofdkussen opsnuift, en Maria’s handen die tot bloedens toe over het gespleten hout worden gekrabd. De film laat ons vooral voelen dat de lucide wereld waarin Maria en haar moeder leven er een is waarin vrijheid niet bestaat. Ze zijn verloren in de onmetelijke wijdte van die wereld.

Met impressionistische penseelstreken geeft de Braziliaanse regisseur Eduardo Nunes kleur aan zijn desolate sprookje “Unicórnio”.

Maria kan zich nauwelijks oriënteren in de bleke ruimte waar ze doorheen dwaalt. Ze wandelt en probeert de relaties om haar heen te begrijpen. Toch kan ze zich enkel verhouden tot de grond waar zij overheen drentelt, in een landschap dat buiten een giftige granaatappelboom eindeloos kaal lijkt. Omdat haar moeder meer en meer belangstelling toont voor een stoïcijnse herder — hij en twee andere vrienden van Maria’s moeder zijn de enige andere personages in Nunes’ droomwereld — zoekt de dertienjarige troost bij haar geesteszieke vader, in het gesticht waar hij zijn dagen slijt. Hij heeft op zijn beurt vrijheid gevonden in de witte kubus waarin hij opgesloten zit. Hij wil enkel nog bestaan; simpelweg ademhalen en voelen dat hij leeft.

Maria is op zichzelf aangewezen. Liggend in het gras dagdroomt ze over de hemel, maar staart Maria naar boven of kijkt de uitgestrekte hemel neer op háár? Haar lot lijkt al bepaald. Maria’s mal is al gegoten en lijkt voor eeuwig versteend in het grenzeloze gebied dat haar opslokt. Toch is ze geen slachtoffer van die melancholie. Integendeel, ze is soms zelfs dader wanneer ze, al dan niet destructief, verlangt naar (seksuele) verbondenheid binnen haar geïsoleerde omgeving. Dat verklaart waarom ze continu  toevlucht zoekt bij de eenhoorn in het bos die haar ongewenste eenzaamheid verzacht.

We aanschouwen Maria’s zoektocht naar een sprankje hoop. Gewichtloos zweven we door de film waardoor het ditmaal de toeschouwers zijn die in slow motion naar de acteurs kijken in plaats van andersom. Ook wij begeven ons in Unicórnio’s ruimte. Als Nunes zijn camera zou omdraaien en deze naar de filmzaal zou richten, blijft enkel een tableau vivant van toeschouwers achter; volledig opgenomen als personages in zijn wonderlijke sprookje.

Sam Duijf