Nepal: Quo vadis? [2]

Blog

Nepal: Quo vadis? [2]

Nepal: Quo vadis? [2]
Nepal: Quo vadis? [2]

Sinds premier Bhattarai, na vier jaar vruchteloze discussies over een nieuwe grondwet, de verkozenen van het Nepalese volk (of - meer accuraat - van de Nepalese volkeren) huiswaarts stuurde, lijkt de politieke crisis in Nepal uitzichtloos. Zullen de politieke partijen het ooit eens met elkaar raken? Over verkiezingen? Over een grondwet? Over een referendum? Of stevent Nepal inderdaad af op een nieuw dictatoriaal regime?

Nieuwe verkiezingen?

Net voor de deadline voor het afkondigen van een nieuwe grondwet afliep, waren de meeste waarnemers nog hoopvol dat een politiek compromis bereikt zou worden. Uiteindelijk echter besloot de maoistische premier Bhattarai dat géén grondwet een betere optie was dan het ‘compromis’. Dat compromis was een naar verluidt erg vage tekst die moest doorgaan voor een grondwet, maar die enkel een aantal grondwettelijke principes zou formuleren, en alle heikele punten waarover de politieke partijen het niet over eens over raken gewoon zou opsommen in een addendum waarover het parlement dan zou moeten delibereren.

Ondanks alle kritiek op premier Bhattarai lijken zijn middernachtelijke beslissingen erg logisch te zijn. Het hoogste gerechtshof in Nepal had een verlenging van het mandaat van de in 2008 verkozen Constituent Assembly (d.i. de grondwetgevende vergadering – wat we in Belgie een parlement met grondwetgevende bevoegdheden zouden noemen) categoriek uitgesloten, en dus had Bhattarai geen andere keuze dan de 601 verkozenen naar huis te sturen en nieuwe verkiezingen in het vooruitzicht te stellen.

Het moet gezegd, het noemen van een concrete datum (22 november) maakt die belofte zelfs min of meer geloofwaardig. Maar ondertussen regeert Bhattarai, als leider van een noodregering, in een juridisch vacuum: zonder parlement, zonder grondwet (sommige grondwetspecialisten vragen zich of de Voorlopige Grondwet nog geldig is en – indien dat het geval is – op basis van welke overgangsbepalingen) en, jammer genoeg, zonder de steun van andere politieke partijen – die de maoistische partij nu openlijk van een dictatoriale agenda verdenken.

Dat belet de Nepalese bevolking uiteraard niet om verder te leven. Meer nog, in de voorbije weken was het opmerkelijk rustig: geen stakingen, geen protestbetogingen, en geen wilde oorlogsverklaringen her en der. De politieke rust in het land werd alleen verstoord door de moord op een rechter van het hoogste gerechtshof maar die moord had naar verluidt niks te maken met de politieke situatie: de rechter werd vernoemd in een zwaar corruptiedossier, en de bizarre omstandigheden van de moord (op klaarlichte dag in het centrum van Kathmandu) zijn allicht een indicatie van wat sommigen de criminalisering van de Nepalese staat noemen.

Vroeg of laat moet er natuurlijk wel iets gebeuren, en na de korte pauze van de afgelopen weken staan de kranten dus nu opnieuw vol met allerlei sterke uitspraken en vage verslagen over allerhande politieke ontmoetingen en consultaties. De vragen zijn legio. Komen er verkiezingen en, zo ja, wanneer en onder welke modaliteiten? De nog grotere vraag op iedereens lippen is of verkiezingen Nepal wel uit de politieke impasse zullen kunnen halen: waarom zouden de politici en (nieuw) verkozen volksvertegenwoordigers dit keer wel een compromis kunnen bereiken, als het hen de voorbije vier of vijf jaar niet gelukt is?

Waar gaat het eigenlijk over? In een erg simplistische analyse zou je kunnen stellen dat de huidige impasse het resultaat is van uit de hand gelopen reacties tegen een erg autoritair politiek regime dat– sinds de unificatie/creatie van de Nepalese staat enkele honderden jaren terug (Nepal is – in vergelijking met de buurlanden en zelfs in vergelijking met sommige Europese landen – een erg ‘oud’ land) – de jure of de facto steeds de hoogste Hindoe kastes in het land bevoordeligde. Voor Belgen/Vlamingen klinkt het verhaal erg bekend: repressie van etnisch-culturele identeit (dat zich onder meer uitte in een absoluut verbod op het vormen van politieke partijen op basis van etniciteit), het gebruik van het Nepali als eenheidstaal in administratie en onderwijs), en een sterk gecentraliseerde en discriminerende sociaal-economische politiek die vooral het centrum ten goede kwam.

Dit autoritaire regime bereikte zijn hoogtepunt tijdens de zogenaamde panchayat-politiek van koning Mahendra die in 1962, na het pas verkozen parlement de laan te hebben uitgestuurd, van Nepal officieel een hindoe-koninkrijk maakte en het hele land bestuurde via door het Paleis gecontroleerde raden of panchayats. De slogan toen was “ek bhasa, ek besh, ek desh”: één taal, één (nationaal) kostuum, één land. Zeg maar: “één land, één volk” – wat in het multi-etnische en multi-religieuze Nepal uiteraard een moeilijk te realiseren ideaal is. Uiteraard hielp het ook niet dat de hoogste hindoe-kastes (Brahmanen, Chhetris en Newaris) de administratie monopoliseerden: hoewel er maar een kleine minderheid van de bevolking tot deze kasten behoort, leverden ze – tijdens het hoogtepunt van het panchayat-regime in de jaren ‘70 – meer dan 90% van de hoge ambtenaren aan.

Het autoritaire panchayat-systeem (dat – klein detail – in origine eigenlijk een Britse koloniale institutie was) werd in 1990 afgeschaft onder druk van een immense populaire beweging die vooral door etnische minderheden geleid werd. De kritiek was vooral op de hoogste hindoe-kastes gericht, en hun eisen waren dezelfde als vandaag: proportionele vertegenwoordiging (in plaats van het Britse first past the post systeem voor verkiezingen), een quota-politiek voor minderheden en lagere kasten zoals in India (reservations), en een federale staat (in plaats van een sterk gecentraliseerde eenheidsstaat). Die etnische oppositie kan grosso modo in drie groepen onderverdeeld worden.

Verenigd in oppositie

De eerste groep is de zogenaamde adhivasi janajati beweging. De term adhivasi kan als ‘inheems’ (indigenous) vertaald worden, en de term janajati als natie, nationaliteit of gewoonweg minderheid (maar omdat geen geen enkele groep in Nepal eigenlijk een meerderheid is – noch nationaal, noch regionaal – kun je je afvragen wat de term ‘minderheid’ in de Nepalese context eigenlijk betekent). De janajati vormen een heel erg diverse groep (Gurungs, Rais, Tamang, Sherpas, Rais, Limbus,…),  en de enige gemeenschappelijke factor is dat ze zich niet kunnen identificeren met de hindoe-religie en het geassocieerde kastensysteem. De janajati zijn politiek sterk georganiseerd in de Nepal Adhivasi Janajati Mahasang koepel, beter gekend onder het Engelse acronym NEFIN (Nepal Federation of Indigenous Nationalities), een organisatie die een zitje heeft in diverse VN-fora die zich bezig houden met de rechten van minderheden – inheems of niet. Met het gebruik van de term ‘inheems’ zetten deze groepen zich echter ook af tegen de tweede grote oppositie-groep in Nepal, de Madhesi.

De term Madhesi (afgeleid van madhya desh, d.i. ‘the middle country’ – een referentie naar de Terai) refereert gewoon naar de bevolking van de zuidelijke Terai-vlaktes. Het gaat vooral om hindoes maar ook om andere religieuze, etnische of culturele minderheden (boeddhisten, moslims, Jains,…). Ook de Hindoe madhesi groepen voelen zich ondervertegenwoordigd of ronduit gediscrimineerd in het politieke leven, dat volgens hun leiders gedomineerd wordt door de zogenaamde Hill Hindus. Naast Nepali is hun eerste of tweede taal vaak Hindi of Urdu – de voertaal in buurland India – en net daarom beschouwen de janajati en Hill Hindoes hen inderdaad als immigranten ook al zijn de meeste etnologen het erover eens dat ze waarschijnlijk net zo veel recht hebben op de titel ‘inheemse minderheid’ als andere groepen in Nepal. Net zoals de janajati zijn ook de Madhesi sterk politiek georganiseerd.

Een derde oppositie-groep in Nepal, die de andere twee groepen vaak doorkruist, zijn de Dalits, hindoes van de laagste kaste die ook onder het hindoeistische panchayat-systeem gediscrimineerd werden, en wellicht nog meer dan de non-hindoes in vele opzichten!  Ook zij organiseerden zich politiek in een reactie tegen het hoger omschreven hindoe-centralistische bewind.

Het zijn vooral deze oppositie-groepen die tot het herstel van de democratie hebben geleid in 1990, maar omdat hun belangrijkste eisen (proportionele vertegenwoordiging, een politiek van quota (reservations) en federalisme) niet ingewilligd werden, bleef de onvrede voortduren. Erger nog, Maoistische leiders zoals Prachanda waren meesters in het bespelen van deze etnische, religieuze en culturele spanningen en voerden, vanaf het midden van de jaren ’90, manipuleerden deze diverse etnische organisaties door hun meer militante leiders te integrereren in hun gewapende strijd. Ze aarzelden daarbij niet om clandestiene etnishe legertjes op te richten, zoals het Madhesi Mukcha Morcha (Madhesi National Liberation Front). Net daarom is het vandaag moeilijk voor de maoistische leiders om wat afstand te nemen van hun etnisch-federalistische agenda, ook al stellen insiders dat ze heel goed beseffen dat federalisme gebaseerd op etniciteit in Nepal niet kan werken, omdat het in praktijk alleen tot separatisme en nog scherpere inter-etnische spanningen leidt.

Is er een oplossing?

Een meer gematigd administratief-federalistisch model lijkt de enige realistische optie te zijn voor dit land, maar jammer genoeg lijken maar weinig politieke leiders de moed te hebben om dit hardop te verkondigen.

Hier en daar gaan er stemmen op die, in plaats van verkiezingen, een referendum voorstaan, waarin de bevolking tenminste over de grote opties geconsulteerd kan worden. Recentere peilingen lijken effectief aan te geven dat de bevolking stilaan lijkt te begrijpen dat de huidige discussies en versplintering van het politieke landschap nergens heen lijken te leiden.