“‘Oefenen in evenwicht’
Mijn persoonlijke portie grillen mag ik in maart dan al een beetje gehad hebben, april werd voor niemand in Burkina Faso een makkelijke maand. De verzengende hitte vergde van iedereen en alles meer dan het uiterste. Gelukkig vindt ook de regen zo heel af en toe dat het genoeg is geweest en dat de officiële start van het regenseizoen – eind mei – afwachten geen absolute must is.
Het aantal oudere mensen dat dit hete seizoen niet overleefd heeft of niet zal overleven, is onrustwekkend hoog. Soms denk ik meewarig aan het ‘hitteverlof’ dat in België wordt uitgeschreven zodra het 30 graden wordt. In Burkina Faso dook de temperatuur de voorbije weken zelfs ’s nachts nooit onder 30 graden en overdag werd het nog 10 tot 15 graden warmer.
Dat de gezondheidszorg hier op apegapen ligt, dat de twee economische harten van het land, Ouagadougou en Bobo Dioulasso, het vaak meer dan zes uur per dag zonder stroom moeten stellen, dat ook het water om de haverklap wordt afgesloten, dat maakt het er allemaal niet eenvoudiger op.
Ik prijs mezelf elke dag gelukkig dat ik met mijn twee zonnepanelen in het restaurant ten minste licht en wat frisse lucht kan garanderen, en dat ik genoeg middelen heb om desnoods van uit de andere kant van de stad een ton water te laten leveren.
Zorgen van mijn schouders
De zorgen om mijn personeel werden ondertussen op de spits gedreven. Regina kwam na een week verlof omwille van het overlijden van haar moeder wel terug maar zelfs het kleinste greintje motivatie ontbrak. Ze bleef ook maar bitter uithalen naar mijn Europees-zijn. Ik sprak haar er op aan en zocht me een weg door de raadsels van haar gedachtegangen.
Eerst en vooral gaf ik haar – onder de vorm van nog een week verlof - de tijd om weer vaste grond onder haar voeten te krijgen. Toen we daarna met elkaar spraken, ontdekte ik dat ze me steeds vaker in een rol duwt die ik niet speel en ook niet wil spelen, namelijk die van een ontoegankelijke en onbegrijpende patron.
De tradities van haar etnische groep (de Samo) vragen een lange rituele voorbereiding van een begrafenis, die uiteindelijk pas een jaar na het overlijden plaats vindt. Ze zal daarvoor de komende zes maanden heel vaak naar haar dorp moeten reizen, en dus afwezig zijn in het restaurant.
Zonder dat daarover een woord was gewisseld, ging ze ervan uit dat ik dat niet zou aanvaarden. Dat ik tijdens ons gesprek rustig kon aantonen dat ik daar wél over wil onderhandelen en alleen maar vraag dat ze tijdig en duidelijk met me communiceert, heeft de plooien weer verbazend glad gestreken.
Toen ik begin deze week de beslissing nam om een van de serveersters, in wie ik drie maanden lang heb geïnvesteerd maar bij wie ik zelfs geen heel klein beetje evolutie zie, te ontslaan en te vervangen door de student die af en toe ’s avonds een handje komt helpen, viel er nog een zorg van mijn schouders.
Les fous du Foyer
Intussen laaft iedereen zich gulzig aan de sprankels frisheid die de enkele korte regenbuitjes brachten en aan de kleine verrassingen van elke dag. Ik geniet van de bezoekjes van de vaste klanten, van de vrienden en artiesten, van de Belgen die blij verbaasd Le Foyer ontdekken (zoals deze week nog de muzikanten van Afrikän Protoköl, te gast in Burkina Faso voor Jazz à Ouaga).
Ik koester zelfs ‘les fous du Foyer’ zoals mijn collega’s en ik ze zijn beginnen noemen: de man in zijn rolstoel die elke dag even door het restaurant rijdt en iedereen aanspreekt met ‘chef, je vous regarde’; de ietwat angstaanjagende kerel die eeuwig op zoek is naar de blanke ‘Yvette’ die hem mee zou nemen naar Frankrijk; het meisje op de blote voeten dat nog nooit een woord gezegd heeft maar altijd glimlacht; en bovenal Belinda, die grofgebekt de hele wereld uitscheldt maar mij al maandenlang ‘maman’ noemt.
Belinda is 21 en heeft epilepsie. Ooit moet een aanval onherstelbare schade hebben toegebracht en sindsdien wordt ze door iedereen als een ‘zottin’ beschouwd en behandeld. Maar Belinda is ook intelligent en ze houdt van werken, een kans die ze hier wellicht nooit zal krijgen. Ik weet dat het voor die stap te vroeg is maar in mijn hoofd groeit het idee al, zeker nadat ik haar twee keer spontaan zag helpen tijdens een drukke avond in de keuken.
Misschien is ook dat een bewijs dat ik hier op een dag kan leveren: dat ‘zot’ zijn relatief is en dat werk een prachtig vehikel kan zijn voor waardering.
De warba en Clouseau
Le Foyer was één van de locaties van de 4de editie van het Passana Festival, dat traditionele muziek en dans uit Burkina Faso in de kijker zet. Voor mij zat daar op commercieel vlak weinig in maar het was heel boeiend om ook dat stukje Burkinabè cultuur te ontdekken, en om alle mensen uit de wijk, die anders nooit een voet in het restaurant zetten, te zien toestromen en uit de bol te zien gaan.
Het contrast met een Hollands/Belgische avond naar aanleiding van Koningsdag op 26 april en ter ondersteuning van de Nederlandse School van Ouagadougou kon moeilijk groter. Ik maakte stoofvlees voor vijftig man, we verkochten frieten in puntzakken als een professioneel frietkot, er waren bitterballen, pindasaus en oranje limonade, en ik hoorde Marco Borsato en Clouseau.
Mij doet de confrontatie met het leven van de echte expats en hun immense afstand tot de dagelijkse realiteit van het land waarin ze leven telkens even slikken. Een van hen schreef me haar emailadres op de achterkant van een bonnetje van Marina Market (de Burkinabè variant van de GB). Het bedrag van de aankopen voor één week was drie keer zo groot als dat van het relatief goede salaris dat ik mijn barman vandaag kan betalen.
Donker, duister en Afrikaans
Niettemin ben ik blij dat Le Foyer voor zo’n extreme diversiteit aan mensen kan openstaan en ik hoop dat ik de plek die brede inspiratie kan blijven meegeven. Mijn concertprogrammatie is daarvoor alleszins een goed middel. Ik kijk ernaar uit om vanaf 9 mei weer wekelijks een artiest te verwelkomen.
Deze en vorige week heb ik anderen én mezelf de kans gegeven om te genieten van het fantastische festival ‘Jazz à Ouaga’ in het Institut Français. Het prachtige openingsconcert vorige vrijdag, door kora-legende Toumani Diabate en zijn zoon Sidiki, verbeeldde de hele boeiende dialoog van deze tijd in Afrika en in de wereld: een heerlijke ontmoeting tussen vader en zoon, tussen traditie en moderniteit, tussen griot en beatmaker.
Ik zat onder de sterren naar hun magistrale muziek te luisteren en dacht plots weer aan één van de eerste zinnen van Martin Heylen in de reportage over Elodie Ouedraogo voor ‘Heylen en de herkomst’, waarin ook Le Foyer figureert: ‘Ouagadougou is zoals zijn naam doet vermoeden: donker, duister en Afrikaans.’ Alsof dat logisch met elkaar verbonden concepten zijn. Jaren beeldvorming kneden zelfs nieuwe indrukken tot wat we willen zien.
Maar zo is Ouagadougou niet dus. Helemaal niet.