Onrustige tijden, onrustige zoon

Blog

Onrustige tijden, onrustige zoon

Onrustige tijden, onrustige zoon
Onrustige tijden, onrustige zoon

“Onze zoon David is de enigste van de kinderen die zo onrustig is,” zegt Estella, duidend op de zoon die net kwam binnengewaaid en weer even snel weg was. “Dat komt door het jaar waarin hij geboren is. Dat was een zeer gewelddadige en onrustige tijd. We leefden voortdurend in angst.”  Estella is in de 60 jaar, diabetespatiënt zoals er zovelen zijn hier en heeft heel haar leven in Comalapa gewoond. Haar ouders stierven toen ze nog jong was en ze werd vervolgens opgevoed door haar grootouders, meteen de reden waarom ze nooit naar school is gegaan, zo verklaart ze.

Estella vertelt over 1976, toen Guatemala getroffen werd door een zware allesvernietigende aardbeving. Comalapa was een van de ergst getroffen gebieden. “Er vielen zo’n 3000 doden, alleen in deze straat stierven 40 mensen,” vertelt ze. “Alles stortte in: de kerk, de huizen en die waren niet van steen zoals nu maar van aarde. Ook mijn 4 jarig zoontje bleef in de aardbeving.” Het blijft even stil, ze kijkt naar haar tas met slappe koffie, kijkt weer naar mij en gaat verder.

“De guerrilla maakte gebruik van de chaos na de aardbeving,” vertelt ze. “Ze boden hulp aan: eten, bedden, kleren en zelfs huizen. Maar mijn man weigerde hulp te aanvaarden. Hij wist van het bestaan van de guerrillero’s en vertrouwde het zaakje niet.” Sinds 1960 al woedde er in Guatemala een burgeroorlog, een oorlog waarbij vooral de indigena’s, de mayabevolking,werd geviseerd door het regime en het leger.

Effectief, niet veel later moesten degene die hulp hadden aangenomen, vluchtten, vooral naar Mexico. Het geweld nam sindsdien alleen maar toe en kende een hoogtepunt onder president Rios Montt die aan de macht kwam door een staatsgreep in 1982. “Enkele weken voor mijn zoon David geboren zou worden, wilde mijn man naar een nabijgelegen dorp verhuizen. We hadden daar een stuk grond en hij wilde er een huis bouwen. Het zou daar veiliger zijn, zo dacht hij.” Ze neemt nog een slok van de slappe koffie.

“Maar toen ik er over had nagedacht, zei ik tegen mijn man dat het geen goed idee was. Als er soldaten zouden komen en zijn identiteitspapieren zouden vragen, zouden ze zien dat hij niet van daar was en veronderstellen dat hij gevlucht was. En vluchten doe je alleen maar wanneer je tot de guerilla behoort, zouden ze denken. Trouwens, wat moest ik doen helemaal alleen met een dochtertje en een tweede kind op komst?” Ze kijkt me vragend aan. Ik ben benieuwd naar het vervolg.

“Hij bleef. Overdag leefden we in dit huis maar ‘s nachts sliepen we in het huis om de hoek. Het huis dat mijn man aan het bouwen was en het huis waar nu mijn zoon David woont. En het is in die moeilijke tijden dat hij geboren is. Het is dus niet verwondelijk dat hij zo onrustig is.”