Een zoveelste ‘vluchtelingencrisis’ op een rij
“‘De geschiedenis herhaalt zich, maar leren we er ook iets uit?’
MO*blogger Pablo Fernandez is vrijwilliger bij Vluchtelingenwerk Vlaanderen en ziet hoe het aantal mensen uit Oekraïne zonder Oekraïens paspoort de afgelopen weken toenam aan het Klein Kasteeltje in Brussel. Daarbij blijft één vraag hangen: waarom kan de opvang niet dezelfde zijn voor élke oorlogsvluchteling?
© Pablo Fernandes Alonzo
In het Klein Kasteeltje in Brussel dienen vluchtelingen normaal gezien hun asielaanvraag in, maar al maandenlang lukt dat niet voor iedereen. Daardoor moeten mensen noodgedwongen de nacht op straat doorbrengen. MO*blogger Pablo Fernandez is vrijwilliger bij Vluchtelingenwerk Vlaanderen en ziet hoe de groep mensen groeit die uit Oekraïne komen maar geen Oekraïens paspoort hebben. Hij vraagt zich af waarom de opvang niet dezelfde kan zijn voor élke oorlogsvluchteling.
De meeste straatnamen rond het Klein Kasteeltje aan het kanaal Brussel-Charleroi herinneren aan gebeurtenissen uit de Eerste Wereldoorlog. Een voorbeeld daarvan is de Passendalestraat, genoemd naar een van de grote veldslagen rond Ieper in 1917. Het is de straat die achter het Klein Kasteeltje loopt.
Mannen van mijn generatie en ouder kennen de plek omdat je daar, toen legerdienst nog verplicht was, je “drie dagen” moest doen. Er werd toen onderzocht of je fit genoeg was om je legerdienst te vervullen. Sinds 1986 dient het gebouw als aanmeld- en verblijfscentrum voor mensen die in ons land internationale bescherming zoeken.
Elke ochtend spelen zich daar dezelfde taferelen af. Er vormen zich diverse rijen: alleenstaande mannen, families, vrouwen, niet begeleide minderjarigen en bezoekers van het Fedasil infopunt. Sinds 1986 is er niets aan de straatinfrastructuur veranderd om de procedure wat gestroomlijnder te laten verlopen.
In principe komen ook “kwetsbare mannen” in de rij van vrouwen en families terecht. Maar wie daar precies onder valt heeft meer weg van een loterij dan een weloverwogen beslissing.
In principe komen ook “kwetsbare mannen” in de rij van vrouwen en families terecht. Maar wie daar precies onder valt heeft meer weg van een loterij dan een weloverwogen beslissing.
© Pablo Fernandes Alonzo
Sinds de Russische inval in OekraÏne kwam er nog een rij bij: mensen die uit Oekraïne zijn gevlucht, maar niet de Oekraïense nationaliteit hebben. Die groep is heel divers: studenten (zo zijn er heel wat), mensen die in Oekraïne een bedrijf hadden opgericht en op basis daarvan een tijdelijke of permanente verblijfsvergunning kregen, mensen die onderweg waren naar elders maar door de oorlog werden ingehaald, tot mensen die met een Oekraïense partner een kind hebben, maar zelf geen Oekraïner zijn, enzovoort.
De laatste weken zag ik zelden zoveel wanhoop, consternatie, ongeloof en woede als in de gezichten van de “Afrikaanse Oekraïners”.
Dit laat volgens mij zien dat België deze mensen niet als echte oorlogsvluchtelingen beschouwt, ook al komen ze recht uit oorlogsgebied. Ze vluchten voor dezelfde verwoesting en terreur als “native” Oekraïners. Ze hebben alleen pech niet het juiste paspoort te bezitten.
Hun buren, soms zelfs letterlijk, krijgen in België meteen een verblijfsvergunning van een jaar, toegang tot de arbeidsmarkt, een dak boven het hoofd, een uitkering en een school voor hun kinderen. Dat is absoluut billijk.
Maar zij die niet over de juiste documenten beschikken krijgen enkel het “voorrecht” om net als iedereen een verzoek tot internationale bescherming in te dienen. Dat is een procedure die gemakkelijk anderhalf jaar kan aanslepen en geen enkele garantie biedt op succes.
Wie mag dat in eerste instantie aan deze mensen uitleggen? Dat zijn niet de ambtenaren van Dienst Vreemdelingenzaken of medewerkers van Fedasil, maar wel wie in de eerste lijn in contact komt met deze mensen. Dat zijn de vrijwilligers die hen opvangen aan het Klein Kasteeltje, zoals ik bij Vluchtelingenwerk Vlaanderen.
De laatste weken zag ik zelden zoveel wanhoop, consternatie, ongeloof en woede als in de gezichten van de “Afrikaanse Oekraïners”, want meestal gaat het om mensen die uit Afrika komen. Ze dachten even welkom te zijn als hun vrienden en collega’s uit Oekraïne, maar dat zijn ze niet. Voor hen staan geen talloze gezinnen of lokale opvanginitiatieven klaar om hen perspectief of zelfs maar even rust te bieden.
Volgens sommige politici zijn zij geen mensen, maar slechts “gelukzoekers” die het systeem opstoppen.
Dat is de harde realiteit. En ze zijn boos. En wat dan met al die mannen die niet uit Oekraïne komen en al wekenlang aan het Klein Kasteeltje smeken om binnen te mogen? Alleen zo kunnen ze hun asielaanvraag indienen, wat hen vervolgens recht geen geeft op het beruchte bed, bad en brood.
Elke keer dat ze niet binnen kunnen, worden ze door de Brusselse politie weggestuurd. Opnieuw het park of station in.
Blijkbaar hebben zij geen noden, honger of behoefte aan schone lakens en medische of psychologische begeleiding. Volgens sommige politici zijn zij geen mensen, maar slechts “gelukzoekers” die het systeem opstoppen. De analogie met ongedierte is hierbij nooit veraf.
© Pablo Fernandez Alonso
Twee weken lang was er ook een Oekraïense rij aan het Klein Kasteeltje. Met vlag en al. Wie uit Oekraïne kwam, met of zonder paspoort, stond er in dezelfde rij. Af en toe kwam er een busje om die mensen naar het Jules Bordetziekenhuis te brengen (waar de registraties eerst gebeurden). Anderen mochten het Klein Kasteeltje binnen voor hun aanvraag.
Dat tot grote frustratie en woede bij wie in de niet-Oekraïense rij stond. Sinds enkele dagen is die rij verdwenen. ‘We gaan geen onderscheid maken tussen nationaliteiten’, klonk het.
Waarom leren onze overheden hier niet uit, al is het vanuit praktisch standpunt?
Dit is een zoveelste “vluchtelingencrisis” op een rij. Waarom leren onze overheden hier niet uit, al is het vanuit praktisch standpunt?
Kunnen de mensen schuilen voor de regen? Zijn er stoelen beschikbaar voor ouderen, zwakkeren of zwangere vrouwen? Is er een nummersysteem zodat mensen niet in de kou en nattigheid op rotte matrassen en met vuile lakens voor de deur moeten slapen in de hoop de dag nadien binnen te geraken? Zijn er wel voldoende toiletten en vuilnisbakken? Kunnen er luiers verschoond worden? Zijn we barmhartig genoeg om die mensen op zijn minst wat soep te geven, en de kinderen wat speelgoed?
Het antwoord op al deze vragen is nee.
Zo komt het dat de omgeving van de Passchendaelestraat eruit ziet als de straten toen mensen in 1914 het oorlogsgeweld trachten te ontvluchten. Hun have en goed achterlatend, vuilnis op straat, half opgegeten eten, smerige luiers en haveloze mensen. Maar dit is niet de Ieperboog in 1917, maar wel Brussel in het gezegende jaar 2022.
Pablo Fernandez Alonso is vrijwilliger bij het team van Vluchtelingenwerk Vlaanderen dat ‘s ochtends de situatie aan het Klein Kasteeltje monitort. Hij schreef deze blog in eigen naam.