Over coca, cacao en communisme

Blog

Over coca, cacao en communisme

Over coca, cacao en communisme
Over coca, cacao en communisme

‘Palestina, San Francisco, Luisiana, Malvinas: hier vind je de hele wereld!’ Wie naar het Noorden van Ayacucho trekt komt niet in de hoogvlaktes terecht maar wel in de zwoele jungle, in de vallei van de rivieren Apurímac, Ene en Mantaro waar de dorpjes genoemd werden naar hun beroemdere grote broers elders in de wereld. De dichte bebossing van het adembenemende landschap is getekend door kaalgekapte stukken bezaaid met lage struikjes: coca, coca en nog meer coca.

Daniel teelt cacao midden in deze regio die enkele jaren geleden Colombia voorbij stak als grootste producent ter wereld van coca, basispasta voor cocaïne en cocaïne.

‘Tijdens de oogsttijd is het moeilijk om nog arbeiders te vinden die cacao willen plukken. Enkel de coca levert hier nog geld op, maar waarom zou God willen dat ik iets illegaal produceer dat in Europa levens kapot maakt?’

Cocateelt op zich is in Peru niet illegaal en de bladeren van de plant worden in veel niet-drugsgerelateerde toepassingen gebruikt, maar het is lang geen geheim meer dat het overgrote deel van de coca die geproduceerd wordt in de VRAEM (Valle de los ríos Apurímac, Ene y Mantaro, een regio in Peru) uiteindelijk verandert in cocaïne.

Verdwenen in de rivier

De VRAEM heeft net zoals de rest van Ayacucho haar bloedige geschiedenis. Tijdens de burgeroorlog in de jaren ’80 was het niet alleen het Peruaanse leger maar vooral de plaatselijke bevolking georganiseerd in burgermilities die hier een gruwelijke strijd leverde met het Lichtend Pad. Het geweld was hier zo mogelijk nog smeriger dan in de bergen en eiste duizenden slachtoffers.

Een groot deel van deze slachtoffers zijn tot op vandaag desaparecidos waarvan het lichaam in één van de kolkende rivieren werd gegooid. Sommigen werden opgeslokt en nooit meer teruggezien, anderen spoelden kilometers verder aan. Transport gebeurde in die tijd nog grotendeels over water aangezien er slechts weinig wegen aangelegd waren. Een vriendin uit de regio vertelt me hoe ze als kind in de boot op weg naar huis soms zag hoe lijken kwamen bovendrijven.

Ondanks de hoge tol die het conflict in de jungle van Ayacucho eiste, kwamen in vergelijking met de Andes-regio slechts weinig van de mobiele teams van de waarheidscommissie hier tussen 2001 en 2003 getuigenissen verzamelen wegens ontoegankelijk en gevaarlijk. De aanwezigheid van ngo’s is hier bijna nihil.

foto: Eva Willems

Río Apurímac

© Eva Willems​

De ‘veilige’ kant

Terwijl we met de jeep over de ondertussen netjes geasfalteerde wegen van één van Peru’s zogenaamd ‘gevaarlijkste’ regio’s rijden krijg ik op mijn telefoon berichtjes binnen uit het gemilitariseerde en door terreur bedreigde Brussel.

Ik krijg het gevoel dat de wereld letterlijk op z’n kop staat en ik plots aan de ‘veilige’ kant zit, ook al bevind ik mij midden in ’s werelds grootste cocaïnefabriek. Voor het eerst voel ik de neiging om de gebruikelijke ‘wees voorzichtig’ in de andere richting terug te kaatsen over de oceaan.

Terwijl ik enigszins bezorgd door mijn twitter nieuwsoverzicht ga valt mijn frank: geasfalteerde wegen en 3G mobiel internet. Twee dingen die in de rest van Peru allesbehalve evident zijn maar niet toevallig erg handig zijn voor drugstrafikanten.

Coke en communisme

Maar hoe gevaarlijk is het hier nu echt? Welke problemen brengt de illegale cocateelt en de cocaïneproductie met zich mee? Welke impact heeft dit op het dagelijks leven van de lokale bevolking? Zoals over elke regio waar iedereen liefst wegblijft omdat die als gevaarlijk beschouwd wordt, bestaan er over de VRAEM veel mythes en is het niet altijd eenvoudig om aan betrouwbare informatie te geraken.

Op de website van de Belgische diplomatie lees ik in het reisadvies voor Peru dat er ‘in de valleien van de rivieren Apurímac, Ene en Mantaro en de naburige bergstreken in Ayacucho nog steeds terroristische activiteiten plaatsvinden van de gewapende groep Sendero Luminoso die verbonden zijn met de illegale teelt van coca’.

Dat er ex-leiders van het Lichtend Pad nu nauw betrokken zijn bij de drugshandel wordt inderdaad door verschillende bronnen bevestigd. Een echte link tussen het communisme van toen en de cocaïne van nu is er verder niet. Het huidige geweld dat geassocieerd wordt met de drugshandel is dus ook van een heel andere orde dan dat tijdens de burgeroorlog.

Sociale en ecologische gevolgen

Het directe geweld blijkt vooral een zaak van drugsbendes onderling. ‘Wie zich niet moeit moet niet al te veel problemen verwachten’, aldus Daniel. Een groot deel van de lokale bevolking is echter wel op één of andere manier betrokken, aangezien de illegale cocateelt zowat het enige is dat hier nog iets opbrengt. De narco’s betalen de cocaboeren een aanzienlijk hogere prijs dan de legale markt. Ook andere alternatieve legale teelten zoals cacao en koffie zijn economisch veel minder interessant. Bovendien is de bodem intussen op veel plaatsen zwaar vervuild omdat er bij de coca die geteeld wordt voor de cocaïneproductie heel wat meer pesticiden gebruikt worden dan in de traditionele teelt.

Naast de illegale cocateelt is er de productie van basispasta voor cocaïne die gebeurt in de laboratoria die verstopt zijn in de jungle. In het hele chemische procedé wordt heel wat troep gebruikt die rechtstreeks in de bodem en het water terechtkomt. Eens de coca verwerkt is tot basispasta wordt deze door de mochileros door de jungle getransporteerd. De mochileros zijn doorgaans jonge jongens en meisjes die kilometers te voet afleggen door de meest onherbergzame stukken van de jungle om de drugs tot aan de grens met Bolivië of Brazilië te brengen. Het bedrag dat ze betaald krijgen om hun vrijheid of zelfs hun leven te riskeren is slechts een minieme fractie van de duizenden dollars die hun lading waard is. Betrokken zijn bij de smokkel betekent kennis hebben van de routes en betrokken zijn bij de bendes. In de drugshandel geraken met het vooruitzicht om op korte tijd veel geld te verdienen is dan ook gemakkelijker dan er weer uit geraken.

Voor de cocaïne die niet door de mochileros getransporteerd wordt zijn er de vliegtuigjes die opstijgen en landen vanop de vele verborgen vliegveldjes. Ze landen vol dollars en stijgen weer op vol drugs. Daniel neemt ons mee naar een ondertussen verlaten vliegveld waar een aantal jaren geleden een Colombiaans vliegtuigje met een ton cocaïne aan boord neerstortte in de rivier. Voor elke vlucht werd er aan de naburige dorpsgemeenschap naar verluid 50 000 dollar ‘zwijggeld’ betaald. Plastieken zakken vol groene briefjes.

foto: Eva Willems

De rivier waarin het vliegtuig neerstortte

© Eva Willems​

Verjaardag van een tankstation

Die avond word ik voor het eerst in mijn leven uitgenodigd op de verjaardag van een tankstation. Die schieten hier als paddestoelen uit de grond naast de geasfalteerde wegen, soms op nog geen kilometer van elkaar. Niet dat er zo overdreven veel auto’s zijn. Wel is petroleum één van de basisproducten die in de laboratoria gebruikt wordt voor de cocaïneproductie. We drinken bier en zingen feliz cumpleaños in een walm van geroosterd varken en benzine.

Op wat een internetforum voor drugsgebruikers blijkt te zijn lees ik het volgende: ‘Have you ever had cocaine which smells like petrol/gasoline? Well it’s most likely some good stuff the reason being, that when the cocaine is produced in the jungles petrol is used in the preparation method. So if you can strongly smell the petrol then the cocaine is not already cut too many times so it is likely to be of a reasonable quality, particularly in the UK. In the UK this cocaine will have the highest purity.’

Ik krijg een wrang gevoel als ik stil sta bij de problemen die aan deze kant van de wereld veroorzaakt worden door de productie van zoveel ‘good stuff’ voor Europese en Noord-Amerikaanse consumenten.

Gemakkelijk geld

Daniel ziet de verleiding van het ‘gemakkelijke geld’ die arme jongeren in de drugstrafiek lokt als een groot probleem voor de toekomst van de VRAEM. ‘Wat moet je ook met al dat geld? Ik zeg altijd: meer bezittingen betekent meer problemen. Ik wil niet meer dan wat genoeg is.’ Daniel heeft de moed nog niet opgegeven en blijft samen met een vijftigtal andere boeren in zijn coöperatieve cacao produceren. De coöperatieve heeft haar eigen gloednieuwe fabriekje waar de 100% biologische cacao verwerkt wordt tot een kwaliteitsvolle chocolade waar ik zelfs met mijn Belgische smaakpapillen weinig kritiek op kan leveren.

Op onze weg terug naar Ayacucho worden we bij één van de gebruikelijke politiecontroles tegengehouden. Eén van de agenten wil mijn paspoort (en vooral mij, zo blijkt) van dichtbij zien. Een andere agent wil 50 soles van onze chauffeur omdat er ‘iets niet in orde is met de lading’ van de vrouw die vanachter in de bak van de jeep zit. De chauffeur wil mij achteraf niet zeggen wat er precies scheelt met de lading.

Daniel is een schuilnaam.

Bronnen: