Over de kloof tussen kansarm en kansrijk
“‘Geen verworvenheden, maar cadeaus’
Ik wist niet hoe veel geluk ik heb gehad. Maar sinds ik woon, werk en een eigen gezin heb in Bolivia besef ik steeds meer hoe veel cadeautjes ik gekregen heb. Een realiteit waar ik nu dagelijks mee geconfronteerd word. Want de mensen om me heen kregen minder cadeau.
Eva met de werkmannen
© Eva Geerts
Ik wist niet hoe veel geluk ik heb gehad. Maar sinds in Bolivia woon en werk en er een eigen gezin heb, besef ik eens te meer hoeveel ik cadeau gekregen heb. Met die realiteit word ik nu dagelijks geconfronteerd, want de mensen om me heen kregen heel wat minder cadeau.
Geleid door mijn hart kwam ik in Santa Cruz de la Sierra terecht. Als je geboren en opgegroeid bent in een rijke, gezellige, groene en veilige provinciestad als Lommel, neemt je hoofd zo’n beslissing niet. Het pad werd er voor me geëffend: mijn ouders konden goed voor me zorgen, ik genoot van een zorgeloze kindertijd, ondervond een aangename schoolloopbaan dankzij de zegen van een hoog IQ en genoot van kwaliteitsvol gratis onderwijs, muziek- en dansactiviteiten. Bovendien werd mijn gezondheid verzekerd dankzij lidmaatschap bij de ziekenkas, legden grootouders een spaarboekje voor me aan en was er vakantiewerk om een centje bij te verdienen.
Wind mee, forse stroming. Nog een extra duwtje in de rug. Mijn succes was verzekerd. Ik haalde mijn diploma Psychologie met grote onderscheiding en kreeg felicitaties van professoren, familie, vrienden, onbekenden en een prijs voor de beste thesis. Dat had ik verdiend want hard voor gewerkt.
Maar laat me je vertellen, dat harde werken viel wel mee. Een achttal uur per dag achter de PC, teksten lezen, statistiek doorgronden. Ik vond het leuk om te doen, dus hard werken kon je het moeilijk noemen.
De jongemannen die onder de brandende Boliviaanse zon aan de tuin van Eva werken.
© Eva Geerts
‘De jongemannen die met een bol cocabladeren achter hun wang mijn nieuwe tuin aan het afgraven zijn, díe zijn hard aan het werken’
De jongemannen die met een bol cocabladeren achter hun wang mijn nieuwe tuin aan het afgraven zijn, díe zijn hard aan het werken. Onder de brandende Boliviaanse zon, 35 graden. Voor een loon naar Boliviaanse norm, dat dus ongeveer zes keer lager ligt dan wat iemand in België voor gelijkaardig werk zou krijgen. Zonder werkzekerheid, zonder ziekteverzekering, zonder pensioensparen, zonder extralegale voordelen.
Zij hebben wind tegen. Roeien tegen de stroom op. Maar ‘zij die willen werken, vinden werk’, hoor ik een van de werkmannen tegen zijn collega zeggen. Ik geef ze dat ‘rechtvaardig’ loon, een glas frisdrank en een vers stuk fruit, omdat ik onhandig probeer uit te drukken dat ik waardeer wat ze doen. Maar geen felicitaties van de gemeenschap. Geen grote onderscheiding voor een werkman. Geen prijs.
Ik krijg de kloof niet gedicht. ‘Je creëert werkgelegenheid’ zeggen mijn liberale vrienden: een manier om kansen te bieden. In de praktijk voelt het eerder aan alsof ik het vuil werk laat opknappen door minder geprivilegieerde mensen, want ook al verdien ik een Boliviaans loon, ik blijf de geprivilegieerde blanke. Ik heb een nooduitgang: mijn Belgisch paspoort, mijn Belgisch diploma, mijn Belgische familie en vrienden. Cadeautjes waar ik weinig tot niets voor heb moeten doen. En dat weten de Bolivianen.
Ik steun met VZW Que te vaya bien een tehuis voor straatkinderen en kinderen in kansarmoede, ik leen interestloos geld aan mijn Boliviaanse vrienden, ik verhuur goedkoop een kamer aan een kansarm koppel dat probeert op te klimmen op de sociale ladder. Ik verbind me met de mensen om me heen: we maken samen een praatje, we lachen met domme mopjes, we erkennen elkaar als mens, met emoties, overtuigingen, talenten, mogelijkheden en dromen.
Dat is misschien wel het grootste cadeau dat we elkaar kunnen geven. Maar het is niet genoeg. Om de kloof te dichten, moet ik nog veel meer doen. Om door te geven wat ik allemaal gekregen heb, moet ik nog veel cadeaus uitdelen.