Een tocht door de oorlogsruïnes van Oost-Bosnië
“‘‘Wij zijn de ongelukkige moeders, de moeders van Srebrenica. Jullie hebben ons zo gemaakt’’
‘God heeft de stilte zo gemaakt dat de lucht rouwt en je ziel dichtknijpt.’ Ook 26 jaar na de dramatische gebeurtenissen in Srebrenica, Bosnië, blijven de herinneringen leven. MO*Wereldblogster Hanna Karalic ging als vrijwilligster mee op bezoek bij moeders die alleen overbleven.
Emmaus bezoekt moeder in Bajramovici, Srebrenica.
Hanna Karalic
Wereldblogger Hanna Karalic volgde twee weken lang het project ‘Liefde voor de moeders van Srebrenica', opgestart door de lokale ngo MFS-Emmaus in Bosnië. Om de twee weken bezoeken drie sociaal werksters daarvoor veertig alleen gebleven moeders voor een koffie en een babbel. Ze volgen ook hun gezondheid op en bieden hulp aan waar nodig.
Elke stilte in Potocari, het dorp tussen Srebrenica en Bratunac, draagt een zwaarmoedige tristesse in zich, overmant mij. Het raakt het binnenste van mijn ziel als een snaar die nooit stopt met trillen.
‘Wanneer je Potocari binnenrijdt, voel je dat er iets niet klopt. God heeft de stilte zo gemaakt dat de lucht rouwt en je ziel dichtknijpt’, vertelt een deelnemer aan de jaarlijkse Marš Mira, de vredesmars van Srebrenica die plaatsvindt op 8 juli. De tocht duurt drie dagen, van Nezuk naar Potocari. Bosniërs vluchtten in juli 1995 op ditzelfde pad in de omgekeerde richting.
In het straatbeeld wisselen oorlogsruïnes, opgeknapte en lege huizen elkaar af. De echo is er dof, verraadt een verwoestende leegte, geen tergend geluid die de stilte doorbreekt. Maar de lucht herademt, het is er zo fris dat elk stofdeeltje overgewaaid vanuit de stad lijkt op te lossen in de koele wind. Het voelt aan als thuiskomen voor mijn luchtwegen.
‘Wanneer je Potocari binnenrijdt, voel je dat er iets niet klopt. God heeft de stilte zo gemaakt dat de lucht rouwt en je ziel dichtknijpt.’
Te midden van deze weidse stilte ontspruit nieuw leven. De ngo MFS-Emmaus richtte er een internaat op voor kinderen die in de omliggende dorpen wonen, maar net te ver van de lagere of middelbare scholen in Srebrenica en Potocari. Daarnaast ligt de bouwwerf voor het zorgcentrum voor de weduwen van Srebrenica die steeds meer intensieve zorg nodig hebben.
Van hieruit vertrek ik dagelijks met de dappere en enthousiaste Nermina, Ilda en Melisa om moeders in de regio te gaan bezoeken. Moeders die hun echtgenoten en zonen tussen 1993 en 1995 verloren.
Van VN-basis naar Memoriaal
Vanuit Potocari rijden we langs de hoofdweg naar het noorden. De asfaltweg verbindt de gemeenten Srebrenica en Bratunac, met daartussen het dorp Potocari.
We zijn in Oost-Bosnië, waar de rivier Drina als natuurlijke grens Bosnië van Servië scheidt. Hier voerde de Bosnian Serb Army (BSA) vanaf 1992 een campagne van etnische zuivering op de niet-Servische bevolking. Een agressie die niet alleen gericht was op territoriaal gewin.
Ze brandden huizen plat, martelden en executeerden jongens en mannen in Bratunac en Vlasenica en pleegden verschillende wreedheden om alle Bosniakken (of ‘Bosnische moslims’) te verdrijven.
Wie kon vluchtte via de bossen naar de regio Srebrenica waar ze zich drie jaar verscholen voor de Bosnisch-Servische militaire en paramilitaire eenheden. In april 1993 werd Srebrenica door de VN uitgeroepen tot 'veilige zone', na toenemende luchtaanvallen en agressie.
Deel van de VN-basis hoofdkwartier Dutchbat. Huidig Memoriaal Centrum.
Hanna Karalic
Toen de BSA twee jaar later een aanval op de veilige zone van Srebrenica inzette, greep het Nederlandse VN-bataljon (Dutchbat) niet in. Een luchtaanval zou de BSA hebben tegengehouden.
Op 11 juli 1995 viel de veilige zone definitief, wat gekend staat als de Val van Srebrenica. Die dag vluchtten ongeveer 25.000 mensen naar de VN-basis 6 kilometer verderop in Potocari.
Wanneer we op diezelfde weg rijden, van Srebrenica naar Potocari, vertraagt Nermina, die aan het stuur zit, en zet de radio stil. We passeren de toenmalige VN-basis, met een ruime parking waar zich een omvangrijk complex van vervallen en gerenoveerde gebouwen en hallen achter bevindt.
Een minderheid van de onschuldige burgers die in 1995 op de vlucht sloegen, kreeg toen toegang tot dit complex. De rest moest - omwille van onduidelijke redenen - in de werkplaatsen verderop beschutting zoeken. Daardoor werden ze in de klauwen van de BSA gegooid. Vandaag maakt deze VN-basis deel uit van het Srebrenica Memoriaal Centrum en wordt er gewerkt aan een uitgebreid archief.
Aan de hoofdingang zagen velen voor het laatste hun zonen, vader, man, broers of andere familieleden. Nu liggen ze begraven tegenover het Memoriaal.
Binnenin de VN-basis, de werkplaats waar zich 5.000 burgers verscholen.
Hanna Karalic
Luitenant-kolonel Thom Karremans van het Nederlandse Dutchbat stemde ermee toe dat generaal Ratko Mladic alle mannen en jongens van ‘weerbare leeftijd’ zou ondervragen. Ze zouden nagaan of ze betrokken waren bij oorlogsmisdaden. De Nederlanders lieten ook toe dat de Serviërs de regie in handen namen van het transport van de vluchtelingen, waarbij vrouwen en kinderen van mannen werden gescheiden. Zo werkte Dutchbat vanaf 12 juli actief mee en verzweeg wat ze zagen (zie kader).
Dat Mladic’ troepen de mannen en jongens zouden ondervragen is op zich toegelaten volgens internationaal recht, stelt Heleen Touquet, Balkan-experte aan de Universiteit Antwerpen. ‘Karremans had toen ook niet veel keuze dan in te stemmen, want er waren op dat moment ook Nederlandse soldaten gegijzeld. Dat ze vrouwen en kinderen op aparte bussen zouden zetten was op dat moment nog niet duidelijk.’
‘Omdat ze ook toestonden dat Serviërs het transport van de vluchtelingen regelden, kan je stellen dat de Nederlanders meewerkten aan wat achteraf genocide bleek. Karremans ontkende altijd dat hij wist wat er met de mannen zou gebeuren, maar legerchirug Greg Kremer en andere leden van Dutchbat zeiden dat ze vermoedden dat de mannen vermoord zouden worden.’
De bussen met vrouwen en kinderen reden vanuit de VN-basis richting Kladanj en naderden veilig gebied. De mannen en jongens werden naar elders vervoerd en in de daarop volgende dagen gedood bij één van de vele massa-executies.
We rijden verder en langzaamaan verschijnt aan onze linkerkant een door hekkens omgeven vlakte en heuvelberg, met een sneeuw van witte rechtopstaande stenen. De sneeuw worden honderden rijen en die rijen worden individuele grafstenen. Graven van kinderen, geliefde zonen, opvoedende broers, vaders, beste vrienden, nonkels of zorgzame neven.
'Mijn zieltje, mijn allerliefste. Ik kan nog steeds niet naar zijn foto kijken. Ik krijg het zo moeilijk.'
'Hij had prachtig zwart haar, blauwe ogen en brede schouders. Hij was stil en teruggetrokken, zo'n bescheiden jongen. Mijn zieltje, mijn allerliefste. Ik kan nog steeds niet naar zijn foto kijken. Ik krijg het zo moeilijk', vertelt Fetija met bevende ziel en onvermoeibare tranen. Terwijl ze vertelt zie ik haar zoon tussen de trillingen van haar stem. Haar liefde brengt hem voor een seconde, als een waas, tot leven. Ik probeer hem te grijpen, maar de realiteit haalt ons in. Hij barst en ebt weg. Ik barst en hij verdwijnt.
De 12de van de maand bezoeken we de begraafplaats met majka Farida om de graven van haar twee zonen, man en andere familieleden te bezoeken. We passeren de omheining en de steen waarin de namen van de genocideslachtoffers zijn gebeiteld. De graven van Farida's zonen bevinden zich aan het uiteinde van een rij. Ze versnelt haar pas en barst in huilen uit: 'Vijanden hebben jullie weggenomen. Lag ik daar maar in jullie plaats.'
Ze leunt met haar volle gewicht, met haar hele lichaam, op de kille steen. De zwaarte van haar onpeilbaar verdriet versmelt tot een omhelzing van het graf waaronder de botten van haar zoon begraven liggen. Afgenomen, uiteengerukt en geen naam waardig, geen vraag waardig. ‘Een deel van zijn botten is teruggevonden in Zvornik. Mijn liefste Dzevad, mijn zoon…'
Farida bezoekt op 12/10 het graf van haar twee zonen, man en andere familieleden. Srebrenica Memoriaal, Begraafplaats.
Ilda Buric
Bratunac, een mistige stad
We rijden verder en een eind verderop duikt het enigszins levendige Bratunac op in een avondmist. De supermarkten, het tankstation en de boekenwinkels ogen grimmig. De kleuren gebleekt en dof. De kleine straatkraampjes en mensen lijken onecht.
We doen onze jassen waarop staat 'liefde voor de moeders van Srebrenica' beter uit, fluistert Ilda ons toe. 'Je weet maar nooit.'
Haastig doe ik de witte jas uit, maar eens uitgestapt voel ik me smerig en vuil, alsof ik mee stap in een leugen. Alsof ik mijn ogen bewust sluit en mijn oren bewust toeknijp. Net zoals de VN indertijd. Net zoals de volksvertegenwoordigers van de Servische Repuliek (RS) en aanhangers die de genocide ontkennen en eretekens geven aan de oorlogsmisdadigers.
Niet veel later stappen we de auto weer in en uit, steken we de straat over en dragen we met trots onze jassen. We willen een schriftje kopen om de bloeddruk en suikerwaardes van de moeders te kunnen noteren. Elke seconde stopt wanneer ik iemand in de ogen kijk. Vanuit een Peugeot uit de jaren '80 staren twee adolescenten mij aan, ze hebben een uitgesproken kaaklijn en koude ondoorgrondelijke blik. Ik stel me de angst voor die de moeders doorstaan wanneer ze naar de vrijdagsmarkt gaan om verse kool en paprika's te halen.
Op de weg van Zaluzje naar Bratunac
Hanna Karalic
De terugkeer naar Potocari
Sinds de jaren 2000 keren verschillende Bosnische moslimvrouwen, weduwes en moeders getraumatiseerd en gedesillusioneerd terug naar hun dorp in Oost-Bosnië. De plek waar ze met hun gezin en familie een zorgeloos en mooi bestaan leidden, waar hun zonen opgroeiden. Maar ook de plek waar alles van hen werd afgenomen.
Mejra keerde in 2001 na vele omzwervingen als één van de eersten terug naar het eens zo industrierijke Potocari. Ze vond haar huis er volledig verwoest terug. Tussen de fundering en betonresten groeide onkruid, van haar geliefde dahlia's en afrikaantjes was geen spoor meer te bekennen. Wilde zwijnen, beren, honden en slangen bepaalden er het leven. De ruïnes omgaven haar onder de onverschillig noordwaarts drijvende wolken en ze barstte in huilen uit.
Het licht in de woonkamer van haar (Bosnisch-Servische) buurman brandde, de geur van zijn houtkachel verspreidde zich en riep de beelden op van haar spelende zonen. Ze zag hen voorbij flitsen en werd duizelig. De pijn in haar borstkas werd heviger, seconden waren uren, hopeloos, hulpeloos, machteloos. Ze probeerde de taal terug te vinden en stamelde een islamitisch ritueel: 'Subhanallah Subhanallah Subhanallah…'.
Mejra’s liefde voor bloemen
Hanna Karalic
Toch blijft ze liever hier. Op deze vereenzaamde plek waar haar liefste zonen hun toekomstdromen deelden, speelden, hout kapten, ruzie maakten. Voor wie ze pruimenconfituur, gepofte kastanjes en pita maakte. Ze liet haar huis vernieuwen, verzorgde haar tuin en woonde er geringe tijd.
Op een dag, toen ze haar asters en gele dahlia's in de tuin bijsneed voor de lente kwam, begon haar buurman nationalistische liederen te zingen naast de omheining. Hij kwam dichter bij haar en zong.
'Onthoud dit goed. Wij zijn de ongelukkige moeders, de moeders van Srebrenica. Jullie hebben ons zo gemaakt. Bij ons wordt niet gezongen.'
'Op een dag schreeuwde ik tegen hem dat het genoeg was. Dat hij genoeg van mij had afgenomen en nu nog eens die liederen naar mijn hoofd smeet. “Onthoud dit goed”, zei ik. “Wij zijn de ongelukkige moeders, de moeders van Srebrenica. Jullie hebben ons zo gemaakt. Bij ons wordt niet gezongen.” Sindsdien hoorde ik zijn stem niet meer.'
Vandaag woont ze op de hoofdweg richting Bratunac, in een huis dat gedoneerd werd door Bosniërs in Zwitserland. Ze kijkt uit op de felgroene gevels van haar oude woonst op een heuvel aan de overkant van de straat. Op 12 juli 1995 passeerden hier de eerste autobussen met burgers: de vrouwen en kinderen richting veilig gebied; de mannen en puberjongens naar het voetbalstadion van Bratunac of dorpen in de buurt.
Warmte, geloof en waanzin
Mejra wacht ons op met een warme glimlach. De gang naar de woonkamer is donker, maar lijkt haast nieuw. ‘Zet jullie neer. Willen jullie koffie of sap? Eet maar van deze zoetigheden. Hier eet maar, er is nog’, verwelkomt ze ons zoals elke Bosnische majka. Wanneer we vertrekken fluistert ze ons smeekbeden toe: 'ik bid aan God, dat jullie gezond en levend blijven'. Ze adviseert ons: ‘Zorg goed voor jullie zelf mijn kinderen, wordt niet verkouden’.
Elke majka heeft haar eigenheid, maar toch voel je de lijn die hen verbindt, van hun gemeenschappelijke voorvaderen en –moeders, van hun gedeelde geografie. Het lijkt alsof hartelijkheid en warmte zodanig vergroeid zijn met hun zijn, deel zijn van hun bloed dat geen enkel verwoestend leed die kern volledig kan vernietigen.
Bosnische koffie zetten bij een majka
Hanna Karalic
Toch blijft van die kern bij sommigen bitter weinig over. Nezira's ogen zijn glazig. Ze vertoeft niet op deze wereld. Ze stierf bij de verdwijning van haar enig kind. ‘Ze is volledig verloren. Ze leefde enkel voor anderen en verloor haar man en enige zoon’, vertelt haar zus Munira die haar drie zonen en man verloor. Ik vraag me af vanwaar ze zelf de kracht haalt om verder te leven.
‘Najviše nas drži vjera’ (het geloof, islam, houdt ons het sterkste), vertelt Munira met haar zachte stem. Terwijl ze me recht in de ogen aankijkt, gaat ze verder: ‘wanneer ik het het moeilijkste krijg, zit ik, bid ik, dzikr, en dan kom ik weer wat tot mezelf, zodat ik niet gek word. Ook in mijn familie was geloof al deel van ons leven. Mijn broer was imam’.
Voor onze majka Mula zijn het haar onnozelheden die haar in leven houden en inderdaad, op weg naar de tandarts en terug, lacht de hele auto met haar droge en spitsvondige opmerkingen.
Majka in haar gedoneerde huis, Brosevici, op 12 km van de stad Srebrenica.
Hanna Karalic
De psychische toestand van de vrouwen varieert. Hun menselijkheid dwingt hun lichaam tot hallucinaties en angstdromen. Vooral wanneer de maand juli nadert, de maand van de Val van Srebrenica, duiken stemmen uit de duisternis op. Ergens verstopt in haar huis hoort Numa onverstaanbaar gefluister. Ze wil wegvluchten, maar ligt versteend in haar bed. Ze hoort haar zoon, de doodsangst sluimert.
Onze grootmoeders
Nermina klopt op de deur. Niemand. Een penetrante geur van vochtig gekapt dennenhout verspreidt zich in de eerste gang. We doen onze schoenen uit en wandelen in de tweede gang binnenshuis. Het is donker en er lijkt nog steeds niemand thuis te zijn. Ik ben bang om haar te doen verschieten, maar al snel nadert een zalige warmte onze bevroren ledematen.
Wanneer we de donkere woonkamer binnentreden zie ik één van de meest aangrijpende beelden die ik ooit zag.
Een donkerrood gebedstapijt ligt in vier gevouwen op de eettafel in de keuken, Fata bidt met gesloten ogen het avondgebed, zonder haar concentratie te verliezen. Het laatste zonlicht schijnt op haar trieste blik onder haar witte hoofddoek met paars bloemenpatroon. Achter haar brandt de kachel. Wanneer ze S__elam zegt en haar gebed beëindigt, neemt ze haar gebedskralen tussen haar vingers en prevelt 'Alhamdullilah Alhamdullilah Alhamdullilah…' Ze spreekt haar smeekbede uit met gesloten ogen en wiebelt op haar stoel van voren naar achteren.
Wanneer ze opstaat en haar wandelstok neemt om ons tegemoet te komen, blinken tranen op haar wangen in de laatste zonnestralen. ‘Men moet eraan wennen, men moet eraan wennen’, herhaalt ze bij zichzelf.
Wanneer we weggaan, geeft ze ons de liefste glimlach en bedankt ons innig voor ons bezoek. En opnieuw strooit een majka, Fata, iets onbeschrijfelijk onvervangbaar in onze harten, in ons zijn. Onze vrouw, onze moeder, onze grootmoeder, onze Fata.
Onze vrouwen, moeders, grootmoeders, we zijn als verbonden met een dunne zijden draad. Onze moeders van Srebrenica.
Bezoek aan moeder door Emmaus
Hanna Karalic
Voor meer informatie over het initiatief van de ngo MFS-Emmaus kan je terecht op de website of de Stichting Proplan. Meer informatie over het Memoriaal is te vinden op de website srebrenicamemorial.org.
Wie meer wil lezen over de gebeurtenissen rond de Val van Srebrenica: 'Under the UN Flag: The International Community and the Srebrenica Genocide' van Hasan Nuhanovic, DES Sarajevo, 2007, ISBN 9789958728877