Racisme in de prettige zin van het woord

Blog

Racisme in de prettige zin van het woord

Racisme in de prettige zin van het woord
Racisme in de prettige zin van het woord

Op een zonnige winterdag zat ik maar wat te dagdromen op een bus in Lima. Terwijl de bestuurder het gammele rijtuig met een rotvaart door de wijken van Los Olivos joeg, trachtte ik abstractie te maken van de cumbia die naar gewoonte tien strepen te luid uit de boxen schalde. Het armtierige stadsleven buiten trok zielloos aan me voorbij toen plots de gespierde klanken van folkzanger Arturo Cavero, alias 'De Stem van Peru', me wakker schudden.

Dankbaar verwelkomde ik de muzikale afwisseling en genoot hoe Cavero zaliger zijn vaderland op imponerende wijze de liefde verklaarde. ‘Y se llama Perú, con P de patria, la E del ejemplo, la R del rifle, la U de la unión’, luidde het uit zijn keel. El Zambo, zoals de virtuoos hier genoemd wordt, was van Afro-Peruaanse komaf en belichaamde met zijn muziek en kenmerkende zangstijl - gezeten op een cajón of handtrommel - als geen ander de creoolse kustcultuur. Zijn oeuvre bulkt van de nationalistisch getinte songs.

Cavero’s woorden waren nog niet verstomd, toen een man achter in de bus in een rode colère schoot. De passagier in kwestie had blijkbaar een halte aangevraagd, maar de chauffeur had daar geen gehoor aan gegeven. Woedend stoof de herrieschopper met zijn vriendin naar voren, waar een stevige discussie ontbrandde. ‘Clown, zie je dan niet dat ik wil afstappen?’, stak de gedupeerde van wal. ‘Hou je mond, met je vriendin uit de bergen’, liet de chauffeur zich evenmin onbetuigd. ‘Wie denk je wel dat je bent?’, klonk het smalend van de andere kant. ‘Jij bent slechts een busbestuurder. Bovendien ben je dan nog een zwartzak!’ Daar had de chauffeur kennelijk niet van terug, want plots zwaaiden de deuren open waarmee de kous af was.

Verbolgen over het stuitend staaltje racisme dat ik zonet vanop de eerste rij had mogen aanschouwen, zocht ik de blik van mijn medereizigers - op zoek naar gedeelde verontwaardiging. Geen Peruaan die ernaar kraaide.

Verdeeldheid in verscheidenheid

Als ik de voorbije maanden iets leerde, dan wel dat racisme in deze maatschappij alive and kicking is. Het sluimert vaak geruisloos in een blik of een gedachte, maar het is reëel en pijnlijk alledaags. ‘In één van de meest diverse landen markeert men graag de verschillen’, zo verwoordde de Peruaanse komiek Carlos Alcántara het in zijn veelgeprezen biopic.

Peru is inderdaad divers. Niet enkel qua fauna of landschappen, maar evengoed als het over bevolkingsgroepen gaat. Meer dan zestig etnische gemeenschappen die talen spreken uit twaalf linguïstische families en dan hebben we het enkel over het Amazonegebied. Ook in de Andes leven inheemse volkeren, terwijl het grootste deel van de populatie mesties is: een raciaal mengproduct van een complexe geschiedenis waarin Spaanse kolonialen, Afrikaanse slaven en Aziatische gastarbeiders hun plaats hebben.

Het gezegde wil hier dat ‘El que no tiene de Inga tiene de Mandinga’. Heb je geen inheems bloed, dan wel Afrikaans - een uitdrukking die zinspeelt op de melting pot die Peru onmiskenbaar is. Helaas gaat die culturele rijkdom gepaard met raciale vooroordelen en diepgewortelde stereotypen waar vooral de inheemse bevolking en de zwarte gemeenschap mee te maken krijgen.

Dat uit zich het duidelijkst in taalgebruik. Soms schuilt het venijn in een simpel woord. Zoals laatst, toen ik een partijtje voetbal speelde en mijn tegenspeler als serrano - wat zoveel betekent als ‘bergbewoner’ - schertsenderwijs een conditioneel voordeel toedichtte. Not cool, zo bleek. Meteen werd ik op de kwalijke connotatie van die term gewezen. Dat het een scheldwoord is en naar inheemse achterlijkheid verwijst. Naar armoe, ook. Waarna ik mijn vrienden met de grootste moeite uitgelegd kreeg dat bergbewoners in Europa niet scheef bekeken worden.

Cholo is nog zo’n ‘peruanismo’ dat veelvuldig gebruikt wordt om iemand raciaal te denigreren. Het doelt op een berooide drommel met indianenroots die geschiedenis noch toekomst heeft. Een nobody dus. Cholo zijn, zo lijkt me, is het ergste wat je in Peru kan overkomen.

‘Unida la costa, unida la sierra, unida la selva’, mag Zambo Cavero dan nog vol trots zingen in het prachtige ‘Contigo Perú’. Ik dacht het niet.

Diplomatieke oplawaai

Soms komt de aanstootgevende taal uit wel zeer onverwachte hoek. In april ontketende de Ecuadoriaanse ambassadeur in Lima, Rodrigo Riofrío, een zware diplomatieke rel toen hij twee vrouwen poogde voor te steken aan de kassa van een supermarkt. ‘Dit is waarom dit land niet vooruitgaat; omdat het stikt van de indianen’, zou hij geblaft hebben. De dames in kwestie verkochten de ambassadeur prompt een djoef op zijn weinig diplomatische muile, waarna de man gewillig zélf de handschoen opnam.

Eerder dan zijn gezant terug te trekken, dreef een balorige Rafael Correa de zaak nog wat op de spits. De mediageile ‘slachtoffers’ dreigden naar het Inter-Amerikaans Hof voor de Mensenrechten te stappen, en even werd zelfs gevreesd voor de verbeterde relaties tussen beide landen - I kid you not. De hele affaire werkt vooral op de lachspieren, maar toont ook de hardnekkigheid van raciale vooroordelen.

Veel heeft te maken met het feit dat socio-economische verschillen hier goeddeels samenvallen met etnische contrasten. Zo verdient de gemiddelde indigena of Afro-Peruaan een pak minder dan een pituco, iemand met Europese voorouders en bijgevolg lichtere huidskleur.

Het is geen geheim dat de politieke en economische lijnen van dit land vooral door een kleine blanke elite worden uitgezet. Draai de televisie aan en je merkt meteen dat alle presentatoren een lichte huidskleur hebben. En zo waart het spook van de ‘pigmentocratie’ hier toch stiekem rond: het gevoel dat de kleur van je vel bepaalt welke plaats je bekleedt op de maatschappelijke ladder.

Bedroevende tv-cultuur

Maar spreek met gelijk welke Peruaan over racisme en de kans is groot dat hij er eens smakelijk om lacht. Net de reden waarom het zeer hier zo wijdverspreid is: men grapt erover en doet vooral alsof er niets aan de hand is. Een serieus maatschappelijk debat? Taboe. ‘Waar is je gevoel voor humor?’, is de dooddoener met dienst.

De heersende tv-cultuur, die raciale stereotypen via populaire comedy shows versterkt, verklaart die laconieke houding. Nu erger ik me zelf blauw aan mensen die het woord ‘racisme’ te pas en te onpas in de mond nemen - en al zeker wanneer dat ten koste gaat van humor - maar sommige programma’s die hier op de buis verschijnen verdienen bepaald geen schoonheidsprijs. Sommige karaktertekeningen zijn ronduit beledigend.

Neem nu ‘La Paisana Jacinta’, een arme vrouw die van het platteland naar Lima verhuist waar ze - door haar onwetendheid - voortdurend in benarde situaties verzeild geraakt. Haar uiterlijk is weerzinwekkend: tandenloos, vuil, passé en met overdreven accent. Ze is een karikatuur van de chola, en haar succes verraadt hoe graag men de spot drijft met ‘provincianen’.

El Negro Mama’, een achterlijke delinquent met als motto ’ ik ben misschien zwart, maar ik heb mijn klein brein’, is nog zo’n populair personage. ‘Hier lachen we met alle rassen’, zal je wel eens horen. Een doekje voor het bloeden, gebiedt de waarheid mij te zeggen. Het is immers duidelijk dat inheemse en Afro-Peruaanse gemeenschappen overdreven geviseerd worden in shows. Vaak is zelfs een element van blanke suprematie aanwezig.

Sporadisch steekt wel eens tegenwind op. Zo slaagden Afro-Peruaanse organisaties erin om Negro Mama van de buis te bannen. Het was echter van korte duur: door hevig protest keerde het personage een maand later al terug. Stereotypen die hard.

En zo zorgt een bedroevende popcultuur dat vooroordelen er dagelijks met de paplepel worden ingegoten. Het gevaarlijke masker van humor maakt racisme al snel iets aanvaardbaar. Want ach, een humoristische plaagstoot, daar moet iedereen toch tegen kunnen? Of is het racisme in de prettige zin van het woord? Een kniesoor die er wat van zegt.