“‘Slumdog Millionaire, wat is de oplossing voor dit probleem? ’
In DRCongo moet je politicus of broeder worden om ergens te geraken in het leven. Toch zijn er meer mogelijkheden in Lubumbashi dan elders in het land. Lees hier hoe de cyclus van reïntegratie er sinds de repressie van 2009 aan toe gaat en verhalen van volwassen die hun stigmatisering overwonnen.
In Lubumbashi wordt er via drie niveau’s in verschillende centra structurele ondersteuning en duurzame ontwikkeling aangeboden aan jongeren die omwille van hekserij en/of extreme armoede het huis werden uitgewezen en op de straat leven en slapen.
Het stappenplan naar een (re)-integratie
De werking van de transitie centra is het actief opsporen van de naar schatting 3000 straatkinderen in de stad en hen uit te nodigen gebruik te maken van de diensten van het open opvangtehuis Bakanja Ville. Vroeger konden de jongeren er dagelijks terecht voor het klaarmaken van hun maaltijd, voor het nemen van een douche, voor sport, spel en ontspanning en voor bescheiden onderricht. Daar vinden ze ook, indien zij dit willen, een slaapplaats. Sinds 2009 (sinds de repressie), kan iedereen er nog terecht voor een douche en ontspanning maar niet meer om hun maaltijd klaar te maken en om te slapen. Er is nu een filter; de straatkinderen moeten familie hebben in een omtrek van 300 km om te mogen blijven slapen, ze moeten naar school willen en zich daarna weer integreren in hun familie. Anders kunnen ze niet blijven slapen.
Jongeren die na een minimumperiode van actief bezoek aan Bakanja Ville de intentie uitspreken definitief de straat en het aanwezig gevaar van drugs en kleine criminaliteit, te willen verlaten, kunnen doorgroeien naar het volgende niveau: Bakanja Centre, even buiten de stad. Hier vinden de jongeren een internaat en een gratis lagere school als ze niet meer terecht kunnen bij hun familie.
Jongeren, afhankelijk van hun mogelijkheden, een bescheiden beroepsopleiding (lassen, tuinbouw, bouw, loodgieterij, automechanica, artisanaat…) of een officiële beroepsschool volgen in een van de eigen aangepaste opleidingscentra of scholen. Zij die hebben kunnen ook in algemene scholen studeren. Zo studeert bijvoorbeeld een van de jongeren momenteel informatica aan de Hoge School , een andere volgt een lerarenopleiding en een derde volgt een Bio-Ingenieur.
Noot: Gedurende de hele integratie cyclus tracht de sociale dienst de jongeren terug te integreren in de familie. De enige voorwaarde is dat ze familie hebben in een straal van 300km rond Lubumbashi. Die jongeren die uiteindelijk niet in de eigen familie kunnen/mogen terugkeren, kunnen terecht in een aantal gezinsvervangende huizen. Wanneer jongeren zich later beroepsmatig willen vestigen, blijft ondersteuning aanwezig. Via deze ganse cyclus worden ongeveer 850 jongeren van Lubumbashi op structurele en duurzame wijze bereikt en ondersteund in hun ontwikkeling.
Een Rwandese Socioloog in Lubumbashi
Broeder Simeon staat in Bakanja Ville in voor de reïntegratie van de straatkinderen.
“Het is een proces van drie maanden waarbij hij de kinderen eerst vraagt wat er met hen gebeurd is en wat zij denken over hekserij en hoe ze beschuldigd werden. Dit is de eerste fase. In de tweede fase wordt ze duidelijk gemaakt dat kindheksen niet bestaan en dat ze dat dus niet zijn. In de derde fase probeert men de kinderen in een situatie van vertrouwen te brengen. Ze willen dan aantonen dat de hekserij die kinderen in eten of drank doen, niet werken bij de sociaal-assistenten.
Ze blijven herhalen dat hekserij niet bestaat, omdat er nog nooit iemand in Bakanja ville is overleden omwille van hekserij. In de vierde fase proberen ze het contact met de ouders te herstellen. De ouders worden uitgenodigd in het transitie centrum om te tonen hoe goed hun kinderen het doen. De sociaal-assistenten vertellen ook dat ze 3 maanden hebben samengeleefd met de kinderen en dat ze geen problemen hebben gehad. Dat ze nog leven, niet ziek zijn geworden en niet behekst zijn geweest. Wanneer de kinderen terug aanvaard zijn in de familie gaat de sociaal-assistent mee naar het huis van de kinderen. In 2014 lukte het Broeder Simeon om in totaal 307 kinderen te helpen reïntegreren.”
Paulo Freiriaanse cyclus
Kikro Man, of ‘de Ambassadeur’, is een zevenentwintig jaar oude man die geboren is met de genetische afwijking albinisme. Als hij jong was had hij het altijd moeilijk om zich te integreren in de samenleving, maar in het vierde jaar van de lagere school besloot hij te beginnen acteren onder invloed van zijn leerkrachten op school. Vervolgens werd hij een komiek die zelfspot gebruikt om mensen een geweten te schoppen.
Toen zijn ouders hem bij de geboorte zagen, ontstond er een ongezien tumult. Hoe kon het dat twee zwarten een blank kind voortbrachten? Toen ze te weten kwamen dat hij een albino was, vroegen ze zich af hoe het kon dat de stam van de Luba uit Kabonga een albino voorbracht? Dit was toch eerder iets voor de Luba van de Kasaï? Toch geloofden de ouders dat God hen dit kind had gegeven en besloten ze hem op te voeden: hij werd gedoopt in de katholieke kerk zoals alle andere kinderen. In de kleuterschool had hij problemen om te lezen en moest hij altijd dicht bij het bord zitten.
Albino’s worden soms als kindheksen gezien in Lubumbashi, dat is altijd zo geweest. De integratie was dus moeilijk. De eerste jaren dat hij naar school moest gaan, wilde hij dat niet meer. In het derde leerjaar stopte hij zelfs gedurende drie maanden met schoolgaan en werd hij depressief. Zijn moeder volhardde echter: hij was een normaal kind en moest naar school, want zonder diploma zou hij het niet ver schoppen. Naast de onvoorwaardelijke steun van zijn ouders, kreeg hij ook die van de leerkrachten. Zijn ticket tot integratie bleek acteren te zijn: hij ging acteerlessen volgen bij de Halle de L’étoile, het Frans Cultureel Centrum. In de toneelstukken speelde hij altijd de kindheks en zo verwierf hij faam. Enkele jaren later, werd hij zelfs uitgeroepen tot meest belovende acteur van Lubumbashi.
In die tijd riepen fetisjisten nog op om Albino’s te doden en hun genitaliën, hart en maag aan hen te verkopen omdat deze speciale krachten zouden hebben. Op een dag probeerde een man hem te verkopen in Nigeria omdat albino’s daar veel waard zijn. Hij werd in zijn wijk vaak nageroepen als Kitoka Toka, Swahili voor Albino.
Ondertussen is hij getrouwd en heeft hij drie kinderen. Hij studeerde Engels en en volgt nu een opleiding informatica aan de universiteit van Lubumbashi. Tegelijkertijd speelt hij als komiek de grote zalen van Lubumbashi plat en hoopt hij ontdekt te worden om in Europa te mogen spelen.
Als een feniks op gestaan
Marie is de jongste dochter van een gescheiden koppel en heeft negen broers. In haar kindertijd ging haar vader er met een andere vrouw vandoor. Haar moeder was voor de helft verlamd en Marie moest haar bijstaan. Haar moeder werkte bij de spoorwegen en was ook leerkracht. Toen de moeder stierf, kreeg Marie vanwege haar broers de schuld van de dood van haar moeder. In een dronken bui kwam haar oudste broer ‘s nachts bij haar toen ze sliep. Hij had een jerrycan benzine mee, goot die over zijn zus en stak haar in brand. Van op straat zag iemand dit tafereel en snelde het huis in om Marie te redden. Ze was voor de helft van haar lichaam tot de 3de graad verbrand, haar arm plakte aan haar lichaam. In deze context wou zij uiteraard niet thuisblijven.
Marie heeft één wens voor de kindheksen op straat en dat is dat ze de moed er in houden. Zij weet dat er een familie op hen wacht.
Op zevenjarige leeftijd kwam ze aldus op straat terecht. Ze bleef er twee maanden. Toen hoorde ze van Bakanja center, waar ze naartoe ging. Voor haar was de straat een verschrikkelijke plaats omdat oudere kinderen altijd haar geld en eten stalen, als ze zelf niet in hun dienst stelen moest..
Nadat ze op straat belande, ging naar het ziekenhuis van de Salesianen, waar ze door dokter van AZG werd verzorgd. Na verschillende operaties werd ze weer beter. Haar littekens zijn vandaag nog zichtbaar.
Op latere leeftijd kwam ze opnieuw in contact met haar oudste broer, die zei dat hij de God had ontdekt en om vergiffenis vroeg. Ze vertelde hem later dat ze hem zou vergeven, maar ze kon het niet vergeten omdat ze elke dag met de littekens wordt geconfronteerd als ze in de spiegel kijkt. Ze vertelde aan haar broer dat God over hem zal oordelen. Toch heeft ze nog altijd geen vertrouwen in haar broers.
Marie kon door de Salesianen een opleiding volgen nadat ze in Bakanja Center werd opgenomen. Aldus werd ze geïntegreerd in een nieuwe familie. In 2009 trouwde ze, werd gelukkig en kreeg twee kinderen. Nu zit ze in het eerste jaar management. Ze zou graag boekhoudster worden. Haar nieuwe familie is nu haar echte familie, hoewel ze contact houdt met haar broers. Echter als ze een probleem heeft, gaat ze eerder bij de familie waarbij ze is volwassen geworden. Ze is gelukkig, maar zal nog gelukkiger zijn als ze haar studies heeft afgewerkt. Ze vertelt dat haar leven hoogtes en laagtes kent, maar ze wil tot het einde gaan en haar studies afmaken.
De tendenzen op een rij
Tribale geschillen tussen Kasaïens en Katangezen, economische malaise op het einde van de dictatuur van Mobutu, extreme armoede, dure en ontbrekende sociale voorzieningen, onwetendheid en stadsvlucht van de Kasai naar Lubumbashi zijn de voornaamste oorzaken van de problematiek van de kindheksen.
Deze economische realiteit wordt onbewust of bewust vertaald in bijgeloof, waardoor de kinderen van hekserij worden beschuldigd. Op dit bijgeloof heeft zich een hele markt van charlatans, sekten of religieuze gemeenschappen zoals de pinksterkerken geënt. Deze winnen aan populariteit omdat de traditionele godsdiensten geen soelaas brengen, geen antwoord bieden op de confronterende realiteit die in heel Afrika voorkomt.
Even op uitstap naar de hoofdstad: Kinshasa
De NGO REEJER werkt nu echter aan een oplossing voor dit probleem. De organisatie vermijdt een oorlog tegen de pinksterkerken, maar werkt met de geestelijken van deze kerken samen. Samen met de katholieke universiteit van Kinshasa organiseerde REEJER een workshop die de betrokken predikanten leerde te communiceren met de kinderen. Zes belangrijke predikanten namen deel en kregen de vraag om nadien 50 anderen op te leiden. Een systeem dat herhaald wordt. Aan de politie werd gevraagd om geen ‘kindheksen’ meer op te pakken. Er werden richtlijnen gemaakt zodat politieagenten nu ook in zekere zin als ‘opvoeder’ kunnen fungeren.
Lees ook deel 1 en deel 2 van dit drieluik. Willemjan Vandenplas is ook fotograaf, bekijk zijn werk op zijn website
Om de situatie in de Kasaï te leren kennen, kan u deze documentaire bekijken: