Lovis Somer
'Ik ben een vader zonder kind en een echtgenoot zonder vrouw'
“‘Van de greep van de Taliban naar de straten van Brussel: dit is mijn verhaal ’
Dit is het verhaal van een jongeman uit Afghanistan en de tocht die hij doorstond om in België te raken. Lovis Somer, studente journalistiek aan de Arteveldehogeschool, tekende het op. ‘Ik kan niet wachten om mijn leven hier opnieuw te starten.’
‘Hoe ze me gevonden hebben, daarvan heb ik geen flauw idee. In tijden van oorlog in Afghanistan weet je niet wie je vijand is.’
© Lovis Somer
Ik wist dat de Taliban me zocht en ik wist dat het gevaarlijk was om onze bruiloft door te laten gaan, maar toch gingen we ervoor. Het was een koele nacht in januari. Je kon de rook uit de schoorstenen zien opstijgen. We waren in mijn geboorteplaats, een klein dorpje, omringd door de bergen die over ons waakten.
De avond voor mijn grote dag zat ik met vrienden in het gastenhuis. Toen de donkere lucht de nacht aankondigde, was het tijd om terug naar huis te keren.
Bijna aangekomen, zag ik ze staan op straat. Vier gewapende mannen die me voor mijn huis opwachtten. De Taliban had me gevonden. Vanaf dat moment was ik op de vlucht.
Ik was luitenant in het Afghaanse leger en database-officier voor het ministerie van Defensie. Dat maakte me goud waard voor de terreurgroep. Ik had de sleutels tot allerlei overheidsdocumenten in handen.
Maar die nacht voor mijn bruiloft moest de Taliban met lege handen naar huis. Hoe ze me gevonden hebben, daarvan heb ik geen flauw idee. In tijden van oorlog in Afghanistan weet je niet wie je vijand is.
Van de 120 mensen waarmee we de berg overstaken, bereikten maar 20 de overkant. Ik was één van die gelukkigen, maar mijn broer niet.
Maandenlang verbleef ik vervolgens in Kaboel, waar ik werkte en dat nog steeds kon gaan doen op kantoor. Maar in de ochtend van 18 augustus veranderde ook dat. De Taliban nam de controle van de stad over. Mijn vader en ik besloten al snel tijdens een telefoongesprek dat mijn broer en ik zo snel mogelijk het land uit moesten.
Met valse namen kon mijn broer treintickets kopen waarmee we tot de Iraanse grens raakten. Een smokkelaar bracht ons vervolgens naar de Iraanse hoofdstad. In Teheran vonden we werk: we konden aan de slag op een bouwwerf, zodat we konden sparen voor onze volgende etappe, naar Turkije.
Die vatten we aan in november 2021, toen we de grens te voet overstaken. De bitterkoude winterstorm toonde geen greintje genade. De sneeuw reikte tot aan onze heupen. We moesten ons erdoor worstelen om er een weg door te banen.
Van de 120 mensen waarmee we de berg overstaken, bereikten maar 20 de overkant. Ik was één van die gelukkigen, maar mijn broer niet. Tot vandaag weet ik nog steeds niet waar hij is.
In Turkije werden wij, de overblijvers, naar een verlaten huis gebracht door smokkelaars. Ik werd er geslagen en afgeperst, voor geld dat ik niet meer had. Het goud dat mijn broer en ik hadden, hadden we voordien al verkocht.
Voor ik iets later naar Istanboel zou vertrekken, ging ik naar de moskee, om even met Allah te praten. Onderweg ontmoette ik een oudere man en werd uitgenodigd voor een warme maaltijd en warme douche. Het leek wel of mijn gebeden werden verhoord. Ik kreeg nog wat geld toegestopt zodat ik een bus kon nemen naar een volgend dorp. Van daar wandelde ik, samen met andere vluchtelingen, tot de Turkse hoofdstad.
In Istanboel vond ik werk in een strijkatelier, waarmee ik geld kon sparen voor de boot naar Griekenland. Voor 1500 Turkse lira’s was ik plots eigenaar van een boot. Met twee vrienden stak ik daarna de zee over.
Maar de Griekse politie vond ons. Ze namen me al mijn documenten, inclusief paspoort, af. Ik bleef met niets meer achter dan mijn T-shirt en een broek.
Daarna werden we teruggestuurd naar Turkije, en van daaruit werden we gedeporteerd naar Syrië. Dat was een waanzinnige stap achteruit, maar ik mocht en zou de hoop niet verliezen.
In Syrië belandden we in een vluchtelingenkamp, maar samen met andere vluchtelingen kon ik op een gegeven moment weer de grens met Turkije oversteken. Opnieuw toegekomen in Turkije waagde ik nogmaals de overtocht naar Griekenland. Deze keer lukte het. Ik had Europa bereikt.
Toch was de verschrikking niet voorbij. Na een kilometerslange tocht over bergen en rivieren, werd ik samen met anderen opgepakt in Hongarije. De politie stuurde ons naar Roemenië, waar we bont en blauw geslagen werden.
In Brussel leefde ik 52 dagen op straat, voor mijn asielprocedure kon worden opgestart. Ik had niet eens een slaapzak. Alleen een stuk karton scheidde mij en de koude grond.
© Lovis Somer
Uiteindelijk ben ik in België terecht gekomen. In Brussel leefde ik 52 dagen op straat, voor mijn asielprocedure kon worden opgestart. Ik had niet eens een slaapzak. Alleen een stuk karton scheidde mij en de koude grond.
Ik moest het mezelf telkens opnieuw herhalen: dit is oké. Ik ben al zo ver gekomen. Het is bijna voorbij.
Ondertussen zit ik twee maanden in een asielcentrum, wachtend op erkenning zodat ik een nieuw leven kan starten en mijn familie naar hier kan brengen. Mijn zoon is geboren op het moment dat ik de grens naar Iran overstak. Al wat ik nu kan doen is wachten. Tijd is geld waard. Maar ik zit hier, tijd te verspillen alsof het niets waard is.
Mijn zoon zette nog niet zo lang geleden zijn eerste stappen, maar ik kon dat niet zien. Mijn zoon kent zijn eigen vader niet eens. Wanneer je je geliefden niet kunt zien, verlies je alle betekenis in het leven. Ik ben een vader zonder kind en een echtgenoot zonder vrouw.