“‘Van vluchteling tot hulpverlener ’
Thok Johnson ontvluchtte Sudan toen hij negen was. 14 jaar later keerde hij terug als hulpverlener.
Toen ik negen was, ontvluchtte ik Sudan met mijn familie. Dat was in 1986. Ik herinner me nog altijd de angst die er toen heerste. We hoorden dat steeds meer mensen in het zuiden vervolgd en misbruikt werden, zelfs kleine kinderen. Dus zamelden de mensen in ons dorp hun bezittingen bij elkaar en vluchtten naar Ethiopië. Velen haalden het niet omdat ze onderweg stierven van honger of dorst. Anderen moesten we dan weer achterlaten omdat ze ziek werden en er geen ziekenhuizen of dokters waren.
We waren vier of vijf maanden onderweg voor we een vluchtelingenkamp in Ethiopië bereikten. Onderweg raakte ik mijn familie kwijt. Ik voelde me zo alleen. Ik dacht dat ik de enige van mijn gezin was die de tocht overleefd had. Maar acht maanden later kwam ik mijn moeder tegen. Mijn zus en jongere broer waren bij haar. Ik was zo blij! Mijn vader was er niet bij. Het duurde drie jaar eer we iets van hem hoorden. Hij woonde in Bilpam, een stad in wat vandaag Zuid-Soedan is.
Leven in het kamp
Mijn zus, broer en ik kregen mazelen in het vluchtelingenkamp. Gelukkig kregen we de nodige behandeling. Teams van Artsen zonder Grenzen en van de Adventist Development and Relief Agency waren in het kamp aan de slag. Dat was de eerste keer dat ik dacht: “Misschien kan ik op een dag verpleger worden en voor een hulporganisatie werken.” Toen een onbereikbare droom…
We leden in het kamp erg veel honger, en werden er snel ziek. Gelukkig kon ik wel naar school. We kregen les onder de bomen, in de schaduw. We hadden geen pennen of boeken, maar gebruikten krijt om op een stuk karton te schrijven.
Ondanks de hulp was het leven in het kamp erg hard. Veel mensen stierven, ook mijn broer Gatkhor. We vroegen ons af of er ooit een eind zou komen aan de nachtmerrie. Het enige dat ons hoop gaf, was de voetbalclub die een van onze leerkrachten had opgericht. Ik herinner me dat ik met nummer 9 speelde en bijna elke wedstrijd een doelpunt scoorde. Ik werd zelfs een beetje beroemd in het kamp.
Toen ik 14 was, heerste er politieke onrust in Ethiopië en vluchtte ik terug naar Sudan. Het duurde twee jaar voor ik opnieuw naar Ethiopië kon keren om mijn school af te maken. Toen ik mijn eindexamens aflegde, voelde ik me - voor het eerst in mijn leven - vrij. Bovendien voelde ik weer de drang om mijn droom waar te maken: verpleger worden en mensen in nood helpen. Ik schreef me in bij de medische faculteit in de Ethiopische hoofdstad Addis Abeba en na 18 maanden intensief studeren had ik een diploma verpleegkunde op zak.
Werken voor Artsen Zonder Grenzen
In 2000 keerde ik terug naar Sudan om mijn volk te helpen, dat nog steeds leed onder de gevolgen van de gevechten. Ik solliciteerde bij Artsen Zonder Grenzen en werd als verpleger aangenomen. Ik werkte op verschillende plaatsen, zoals Aboko, waar een cholera-epidemie heerste, en Leer, een van de grootste ziekenhuizen die Artsen Zonder Grenzen in het huidige Zuid-Sudan leidt. Daar werkte ik drie jaar. Tijdens die periode gaf Artsen Zonder Grenzen me de kans om mijn vaardigheden bij te schaven. Ik leerde bijvoorbeeld hoe ik kinderen met ondervoeding kon behandelen.
Daarna werd ik gevraagd te gaan werken in het vluchtelingenkamp van Jamam, in het noorden van Zuid-Sudan, aan de grens met Sudan. Het werk dat Artsen Zonder Grenzen daar doet, is van cruciaal belang. De mannen, vrouwen en kinderen die in het kamp leven, zijn volledig afhankelijk van humanitaire hulp. Ze hebben voedsel, water en medische verzorging nodig. Het was erg emotioneel voor me om daar te werken. Ik moest vaak denken aan mijn eigen kindertijd en aan de benauwde omstandigheden, de honger en de hitte in het vluchtelingenkamp.
Mijn werk vandaag
Op een dag, terwijl ik aan het werk was in Jamam, kreeg ik een e-mail van Artsen Zonder Grenzen met de vraag of ik in Nigeria aan de slag wilde gaan. Het was de eerste keer dat ik een managementfunctie aangeboden kreeg, in het buitenland dan nog. Het was het mooiste moment van mijn leven en het bewijs dat hard werken en studeren hun vruchten afwerpen.
Ik ben erg trots op wat ik bereikt heb. Ik was een vluchteling en nu ben ik internationaal hulpverlener. Mijn werk maakt me gelukkig.
Thok Johnson