“‘Verschillen in Peru’
Het probleem in Peru is niet dat er mensen zijn die discrimineren. Het probleem is dat de maatschappij tot op het bot toe discriminerend is. Niet alleen kom ik dagelijks voorbeelden tegen van directe discriminatie, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen bevolkingsgroepen in hoe ze behandeld worden, nog schrijnender is de indirecte discriminatie.
In Cusco staat een school waarvoor moeders de haren van hun kinderen blond verven om hun toelating voor elkaar te krijgen.
In de bus naar Sicuani mogen schoolkinderen niet gaan zitten, ook niet als er stoelen leeg zijn. Ze betalen namelijk de halve prijs.
In de dure trein van Peru Rail naar Machu Pichu mogen alleen buitenlanders plaatsnemen. Peruaanse rijke mensen die het kaartje zouden kunnen betalen mogen er toch niet in.
In de goedkope trein van Peru Rail naar Machu Pichu mogen alleen Peruanen plaatsnemen. Hoewel een Boliviaan met een donker kleurtje er ook nog wel inkomt.
In mijn straat scheurt de taxi de peruaanse vrouw met haar dochtertje voorbij om voor mijn neus te stoppen. De chauffeur denkt dat ik hem ook wel meer zal betalen voor dezelfde rit.
In verschillende publieke instanties worden boeren die vanuit de gemeenschappen komen achteraan de rij gezet en niet geholpen. De ambtenaren vinden de boeren vieze mensen.
In verschillende gezondheidsposten in de Andes spreekt men geen Quechua, ook al spreekt een groot deel van de bevolking alleen deze taal.
In verschillende dorpen wordt er geen geboorte akte afgegeven als de vrouw niet is komen bevallen in de lokale gezondheidspost.
In de rurale gebieden van Peru zijn er miljoenen mensen die geen identiteitsbewijs hebben. Met name vrouwen worden daardoor uitgesloten van alle burgerrechten.
In advertenties voor personeel wordt aan de solicitanten niet gevraagd een CV mee te sturen. Maar een recente foto is wel verplicht. Graag een A1 uiterlijk. A1 betekent blond haar en blauwe ogen.
In Peru is er een gezegde dat stelt : “liever een hoer als dochter dan een flikker als zoon”.
In Lima en de andere kuststeden worden deze maanden alle wegen waar de delegaties van de internationale APEC vergaderingen langskomen mooier gemaakt. Tussen Cusco en Ayacucho, twee regionale hoofdsteden in de Andes, is de weg voor een groot deel nog steeds niet geasfalteerd.
In de begroting voor veiligheid van Peru wordt jaarlijks zo’n $21 miljoen dollar uitgegeven aan controle op vliegtuigen. Per jaar reizen zo’n 3 miljoen reizigers met dit transportmiddel, voor een groot deel buitenlanders. Aan controle op bussen daarentegen wordt slechts 11 miljoen Soles besteed, oftewel zo’n 4 miljoen dollar. Jaarlijks reizen er meer dan 58 miljoen personen in deze bussen. Alleen al dit jaar kwamen er meer dan 3000 van hen om in verkeersongelukken.
Het probleem in Peru is niet dat er mensen zijn die discrimineren. Het probleem is dat de maatschappij tot op het bot toe discriminerend is. Niet alleen kom ik dagelijks voorbeelden tegen van directe discriminatie, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen bevolkingsgroepen in hoe ze behandeld worden, nog schrijnender is de indirecte discriminatie. Dat wil zeggen dat er een grote groep peruanen is, waarvoor er simpelweg geen beleid is. Zij worden uitgesloten van alle overheidsdiensten en worden alleen maar als onhandige ballast beschouwd op de door de regering uitgestippelde weg naar de consumptiemaatschappij. Dit probleem wordt gezien als één van de belangrijkste oorzaken van het politieke geweld tussen 1980 en 2000.
Dit alles wordt aan de orde gesteld in een workshop over discriminatie met ambtenaren uit verschillende sectoren van de hoogste provincies van Cusco.
In deze workshop wordt één van de sprekers, een vertegenwoordiger van een kleine provinciegemeente, na 20 minuten afgekapt. Zijn tijd is om. De ombudsman is gearriveerd, een gerespecteerd figuur in Cusco, die vaak uitgenodigd wordt voor dit soort workshops. Hij kletst meer dan een uur vol. Niemand kapt hem af.