Niets doen is medeplichtig zijn
“‘Voor de Syriër is er geen verschil tussen verstikt of verpulverd worden’
Schuimende monden. Gesmoorde kreten en krampachtig snakken naar lucht. De doodrochels, het angstvallig vasthouden aan de laatste adem. Douma 2018 is een nieuw dieptepunt voor de mensheid.
Hospitaal in de belegerde stad Douma in Syrië
© Reuters/Bassam Khabieh
Het gas slaat geen muren stuk, verpulverd geen trommelvliezen, verbrijzelt geen botten. Het sluipt binnen, stil en ongenadig. Het kruipt als een stille moordenaar door gaten, luchtfilters en kieren tot in de diepste schuilkelder. Wie in Oost-Ghouta niet sterft door verhongering, ontbering of de onophoudelijke regen aan bommen en explosieven, sterft door chemische wapens.
Oost-Ghouta was eigenlijk al bijna helemaal onder controle van de Syrische overheid. Het laatste rebellenbolwerk, Douma, toonde nog tekenen van verzet. De grootste rebellenbeweging van het gebied, Jaysh al-Islam, stuurde gemengde signalen de wereld in. Strijden tot het einde, of onderhandelen om een gunstige uitweg te kunnen verkrijgen. Het Syrische regime had in feite al gewonnen, maar om het moreel van rebellen en burgers volledig te breken werd er nog een laatste keer nagetrapt. Een verwoestende gasaanval om duidelijk te maken dat er niet te ontsnappen viel aan de toorn van de Syrische dictator.
Terreur om eenieder van de Syrische bevolking er aan te herinneren dat een opstand tegen Bashar al-Assad niet ongestraft blijft. Alle middelen zijn toegestaan om de eeuwige leider aan de macht te houden.
Voor iemand die de Syrische burgeroorlog al sinds het begin volgt, is de gifgasaanval een zoveelste overtreding tegen de menselijkheid. Deze komt in het nieuws. Er wordt uitvoerig over gesproken, veroordeeld, geprotesteerd. Niet de dagelijkse bombardementen met allerhande ongeleide projectielen, niet het gebruik van clustermunitie, witte fosfor en Russische thermobarische brandbommen op woonwijken, niet de folteringen en massa-executies in Syrische gevangenissen, niet de verkrachtingen en de aanvallen op vluchtelingenkampen om de bevolking te terroriseren, maar het gebruik van gifgas komt voluit in de media.
De Syrische burgeroorlog is zo ver van ons verwijderd geraakt dat er al een gifgasaanval nodig is om onze aandacht en verontwaardiging even op te kunnen eisen. Dat is gevaarlijk.
De Syrische burgeroorlog is zo ver van ons verwijderd geraakt dat er al een gifgasaanval nodig is om onze aandacht en verontwaardiging even op te kunnen eisen. Dat is gevaarlijk: dat onze interne rode lijn het gebruik van gifgas is, en we het overige lijden zelfs niet meer in acht gaan nemen.
In de realiteit is het gebruik van gifgas jammer genoeg niet eens het ergste waar het Syrische regime zich met haar bondgenoten aan gewaagd heeft. Want zeg nu zelf, een dode burger zal je niet kunnen zeggen wat er erger was: uiteengereten worden door een spijkerbom of verstikt worden door een chlooraanval.
Wij, mensen die ver af staan van de oorlog, creëren graden in wreedheid en misdaad om ons geweten te sussen.
Leaders of the free world
Net zoals na de gifgasaanval vorig jaar in Khan Shaykhun, heeft de Verenigde Staten ingegrepen, deze keer met behulp van haar Franse en Britse bondgenoten. Het was even met de spierballen rollen om drie luttele doelen van het regime met de grond gelijk te maken. Doelen die al op voorhand grotendeels ontruimd werden, net als nagenoeg alle straaljagers en luchtmachtbasissen.
Je valt een chemisch laboratorium aan om de Syrische overheid te straffen voor de inzet van chemische wapens, maar je laat alle wapenfabrieken, luchthavens, opslagplaatsen en gepantserde voertuigen staan. Welke boodschap geeft dat dan?
Zo kan niemand zeggen dat de leiders van “The Free World” niets gedaan hebben om de dode burgers te wreken. Dat de doelen in kwestie enkel gekozen werden op basis van hun banden met chemische wapens maakt het bijna lachwekkend. Je valt een chemisch laboratorium aan om de Syrische overheid te straffen voor de inzet van chemische wapens, maar je laat alle wapenfabrieken, luchthavens, opslagplaatsen en gepantserde voertuigen staan. Welke boodschap geeft dat dan? Je mag burgers verbranden, verscheuren, verpulveren en vergruizen, maar niet verstikken?
Die mentaliteit vormt een probleem. Die houding, en het vetorecht van zowel de Verenigde Staten als Rusland, toont de onmacht van internationale organisaties als de Verenigde Naties om een halt toe te roepen aan grootschalige mensenrechtenschendingen.
Want als opzettelijke uithongering, 28.000 foto’s van doden in Syrische gevangenissen naar buiten gebracht door Caesar in januari 2014, barrel bombs, kindsoldaten en aanvallen op interne vluchtelingenkampen niet voldoende zijn om een internationale coalitie op de been te helpen, wat is het nut dan van het verdrag van de rechten van de mens, de VN en al die andere instituten die zich opwerpen als buffer tussen barbarij en rede?
Als één vetostem van Rusland een genocide tegen de Syrische bevolking uit de wind kan zetten, hoe onafhankelijk ben je dan nog? Dat maakt de internationale verontwaardiging over de gifgasaanval des te wispelturiger.
Damascus, vader en zoon
Stijn Nieuwendijk (CC BY-NC-ND 2.0)
Arabisch nationalisme
Als we er gewoon al even de geschiedenisboeken bij gaan halen, kan niemand beweren dat hij de reactie van het Syrische regime niet zag aankomen. Het is niet alsof een ijzeren bewind, honderden milities en het verbazingwekkende gemak waarmee burgerslachtoffers gemaakt worden zomaar uit de lucht komen vallen. Om even een illustratie te geven: Syrië kent sinds 1971 twee presidenten, vader en zoon. Ter vergelijking kennen de Verenigde Staten sinds 1971 negen presidenten. Een zoveelste dictatuur in het Midden-Oosten zou u kunnen zeggen, maar dan één die bijzonder berucht is.
De Ba’th partij, voluit de “Arabisch Socialistische Partij van de Heropleving”, is een beweging gebouwd op de zuilen van het Arabisch nationalisme. De beweging is het ideologisch kind van zowel nationalistische als socialistische ideologen. In 1947 werden deze denkers en hun verschillen officieel versmolten tijdens het stichtingscongres van de Ba’th-partij te Damascus. In 1963 grijpt de Ba’th-partij de macht in Syrië door een militaire staatsgreep.
Die coup moet worden gezien als een weerspiegeling van grotere maatschappelijke en sociale problemen binnen de Syrische maatschappij. De kracht van de Ba’th-partij lag in de populaire steun die ze genoten binnen de Syrische religieuze minderheden, en de achtergestelde rurale bevolking. Als socialistische beweging met een hele resem figuren uit het rurale westen van het land en de Syrische kuststreek waar van oudsher minderheden wonen als alawieten, druzen, isma’ilieten en christenen profileerde de Ba’th zich als partij van de lagere bevolkingsklassen.
Deze situatie leidde tot een groeiende discriminatie van de stedelijke soennitische klasse, die traditioneel hoger op de maatschappelijke ladder stond, en in het bijzonder de al van oudsher belangrijke economische soennitische steden Aleppo en Hama. Alles werd in het werk gesteld om de invloed van die twee steden te verminderen, en zowel op economisch als op politiek vlak ontstond een duidelijke buitensluiting en ondervertegenwoordiging.
De politici afkomstig uit Aleppo die vertegenwoordigd werden in de Syrische kabinetten verminderde van 20,3 procent in de periode van 1942-1963 naar slechts vijf procent in 1976. Er ontstond een groeiend misnoegen met de staat, en met haar achterban.
De coup
In 1966 wordt er opnieuw een staatsgreep in Syrië gepleegd, ditmaal echter binnen de Ba’th partij zelf. De nationalistische factie wordt met kracht van het leiderschap gestoten en moet noodgedwongen naar Irak vluchten. De sterke man van het nieuwe regime was Saleh Jadid, voormalig stafchef van het leger. Hij wilde Syrië meer richting het socialisme sturen dan zijn voorgangers al gedaan hadden. De nieuwe minister van defensie voor Syrië was de alawiet Hafez al-Assad, afkomstig uit de Syrische luchtmacht.
Wanneer Hafez al-Assad in 1970 geïnformeerd wordt dat tijdens een partijcongres voor zijn verwijdering uit de partij gestemd werd na de fatale afloop van de zesdaagse oorlog tegen Israël, organiseert hij een staatsgreep in een zogenaamde “correctionele beweging”. Hij wordt in 1971 zelf president van Syrië.
Er ontstond een alawitische persoonlijkheidscultus rond hem, waarbij iedere machtsfunctie die van tel was vervuld werd door een alawiet, hetzij door familieleden, hetzij door nabije kennissen van al-Assad. Hun politieke representatie nam zienderogen toe, hun aandeel in het Syrisch leger was bepalend en het staatsapparaat voerde een bijzonder sektarische koers.
Meedogenloos
De meerderheid van de bevolking geraakte steeds verder vervreemd van het Syrische regime. In 1964 braken onlusten uit in de Syrische stad Hama, maar het was de uitvaardiging van een nieuwe grondwet waarbij de clausule geschrapt werd dat de islam zou gelden als de officiële staatsgodsdienst in 1973 en de Syrische inmenging in de Libanese burgeroorlog in 1976 dat werkelijk alles in een stroomversnelling deed komen en dat zorgde voor massale protesten. Die culmineerden in een guerrilla-aanval op een militaire academie in Aleppo in 1979 met tientallen dode rekruten tot gevolg. De protesten bleven aanhouden, maar de reactie van de overheid was snel en meedogenloos.
12.000 Syrische regeringssoldaten werden naar Aleppo gestuurd om de stad af te sluiten, waarbij honderden Syriërs gedood werden. Verenigingen van dokters, advocaten en ingenieurs werden ontbonden en veel van diens leden opgepakt en berecht zonder enige vorm van proces. Ook mensenrechtenactivisten en politieke gevangenen ondergingen hetzelfde lot.
Volgens professor en Midden-Oostenkenner Alasdair Drysdale gaan schattingen uit naar een 5.000-tal gevangenen in de maanden na de aanslag van 1979, en zouden bij een moordaanslag op Hafez al-Assad in juni 1980 nog eens tussen de 250 en de 300 politieke gevangenen geëxecuteerd zijn. In maart 1980 braken betogingen uit in het kleine stadje Jisr al-Shughur. Die werden brutaal neergeslagen na het gebruik van mortieren en raketten door het regime waarbij tussen de 150 en 200 doden vielen.
Hama 1982
Het kon bijna niet anders of het zou meer bloedvergieten vergen om het conflict te beëindigen. Het dieptepunt van deze eerste Syrische burgeroorlog was op dat moment nog niet bereikt. Dat gebeurde in 1982, toen een groot aantal gewapende rebellen zich hadden verschanst in de stad Hama.
Wie de geschiedenis van de Ba’ath-partij in Syrië kent en de ondertussen zeven jaar oude burgeroorlog heeft meegemaakt en nog weigert in te grijpen om een einde te stellen aan het geweld, is eigenlijk gewoon medeplichtig.
De Syrische overheid stuurde legereenheden de stad in om de militanten te bestrijden, en hield het hele gebied onder belegering. Dagenlang werd Hama beschoten door raketten, tanks, artillerie en helikopters. Grote delen van de stad werden daarop in puin gelegd, en hoewel een precies dodental ontbreekt wordt er geschat dat er in twee weken tijd tussen de 5000 en 10.000 burgers gedood zijn, met een reparatiekost van wel 500 miljoen dollar.
Wanneer we rekening houden met deze feiten, dan is het al een hele schande dat de wereld zo onverschillig is gebleven voor het lot van de Syriërs na zeven jaren bloedige strijd om zich te ontdoen van een dictatuur. De wrede reactie van Bashar al-Assad om aan de macht te blijven kon je van mijlenver zien aankomen. Toch werd zijn positie voor de burgeroorlog zelden in vraag gesteld. Hij was toch een in Europa opgeleide politicus met een in Londen opgegroeide echtgenote?
Dat de internationale coalitie zich dan wel op IS richtte, maar niet op de staatsterreur van de Syrische overheid, is een gemiste kans op eenduidigheid. Het klein beetje raketten dat wordt afgevuurd om Syrië en Rusland op de vingers te tikken, is dan gewoon lachwekkend. Wie de geschiedenis van de Ba’ath-partij in Syrië kent en de ondertussen zeven jaar oude burgeroorlog heeft meegemaakt en nog weigert in te grijpen om een einde te stellen aan het geweld, is eigenlijk gewoon medeplichtig.