Vrijheid en geluk in Palestijnse vluchtelingenkampen

Blog

Vrijheid en geluk in Palestijnse vluchtelingenkampen

Muhammed Khader en Muhammad Mughrabi groeien op in plaatsen waar geen enkele overheid burgers kansen biedt: vluchtelingenkampen. Toch sloegen zij erin hun leven zin te geven: ze dwongen voor zichzelf kansen, vrijheid en geluk af.

Palestijnse vluchtelingenkampen in de bezette gebieden zijn nochtans een microkosmos van uitzichtloosheid, onderdrukking en geweld. We bezochten Vluchtelingenkamp Balata in Nablus en Vluchtelingenkamp Shuafat in Jeruzalem. Al 63 jaar zit het deksel op de dromen van vrijheid en geluk van deze vluchtelingen. Hoe lang nog? ‘I’m sick of being patient. Face it. We got a new generation. Revolution, history changing. Nobody knows what’s happening. I want my freedom! Fuck your prison!’, zoals Muhammad Mughrabi zingt in de nieuwe song “Hurreyah” van zijn hip hop band G-Town. Een waarschuwing voor al wie het lot van deze mensen in handen heeft?

Mohamed Bouazizi in Balata?

Er is nauwelijks lichtinval in het kamp. Geen open ruimtes of pleinen. De vuile, smalle steegjes zijn net breed genoeg voor één persoon. Kinderen dolen maar wat rond. Bijna 70% van de inwoners van het kamp is werkloos. Velen werkten in Israël, maar dat kan nu nog enkel illegaal met de constante dreiging van arrestaties en boetes. 2906 families in Balata Camp zijn afhankelijk van voedselhulp. We raken aan de praat met Latifah. Ze draagt haar kleine zoontje aan de hand. Zelf werd ze geboren in het kamp, maar haar ouders werden verdreven uit Jaffa (sinds 1948 in Israël). “Ik heb altijd in dit kamp gewoond. Ik kan hier zeker wat geluk voelen, maar nooit gelukkig zijn” zegt ze. “Vrijheid betekent alles voor mij. Vrijheid is leven. Mijn geluk is verbonden aan mijn vrijheid. Maar ook aan de terugkeer. Ik koester veel hoop om naar Jaffa terug te keren. Het Byzantijnse rijk is ook gevallen”.

Even verderop zien we een grafitti-afbeelding met de woorden: “De Palestijnse levensboom is oud, sterk en voortdurend. Duizenden jaren geleden was de boom al gezegend en net daarom zal hij eeuwig blijven bestaan. En we… zullen terugkeren.” De terugkeer… Ooit begonnen de kampen als een voorlopige opvang voor een grote vluchtelingenstroom. In 1948 werden 750.000 Palestijnen vluchteling (twee derde van de toenmalige Palestijnse bevolking). Zij werden uit hun woningen en dorpen verdreven door Joodse milities of vluchtten voor het oorlogsgeweld. In de schoot van de Verenigde Naties werd UNRWA opgericht, een orgaan dat tijdelijke opvang in tentenkampen zou coördineren.  In het kantoor van Yafa Cultural Center, een organisatie die vooral de kinderen en vrouwen van het kamp wil versterken, valt ons oog op een oude foto van Vluchtelingenkamp Balata in 1952: tientallen rijen tenten. Het kamp werd opgericht om 5000 vluchtelingen, voornamelijk uit de Palestijnse stad Jaffa, een voorlopig onderkomen te geven. Elk gezin kreeg één tent, ongeacht de grootte van gezin.

Vanaf eind jaren ’50 liet UNRWA betonnen woonblokken bouwen. Elk gezin kreeg een blok, ongeacht de grootte van het gezin. Later begonnen de vluchtelingen zelf structuren bij te bouwen en ontstonden heuse sloppenwijken. Israël is hun terugkeer altijd blijven verhinderen. 63 jaar later zit meer dan 1/4 van de nu in totaal 5 miljoen vluchtelingen vast in de kampen in Syrië, Libanon, Jordanië en de bezette Palestijnse gebieden. De bevolking van de kampen blijft groeien, maar de beschikbare ruimte is al 60 jaar dezelfde: 1 vierkante km. Vandaag wonen op dezelfde ruimte 25000 mensen. De gemiddelde leefruimte voor vluchtelingen in de kampen op de Westelijke Jordaanoever is 10,6 m2 per persoon (in een doorsnee Israëlische stad is dat 1300 m2 per persoon).

Mahmoud Subuh werkt in Yafa Cultural Center. Hij werkt dagelijks met kinderen en jongeren in Balata Camp. Hij vertelt ons hoe deze jongeren steeds meer dromen over vrijheid en geluk, terwijl een uitweg uit het geweld en de uitzichtloosheid in het kamp nog niet voor morgen is. Mahmoud noemt hen een tikkende tijdbom. Hebben we dat nog ergens gehoord, in Tunesië en Egypte? Zelf is Mahmoud geboren in het kamp, maar zijn grootouders werden in 1948 verdreven uit al-Tira, een Palestijns dorp waarover nu de Israëlische luchthaven is gebouwd.

Eén van de vrijwilligers van het centrum biedt zich aan om ons een rondleiding in het kamp te geven. Muhammed Khader is al 3 jaar vrijwilliger bij het centrum. Wij zijn vooral geïnteresseerd zijn persoonlijk verhaal. We weten op dat moment nog niet wat deze jongen al heeft doorstaan. Muhammed droomt al jaren om naar het buitenland te gaan, om te studeren en zichzelf te ontplooien. Zijn grote passie is computertechnologie. In Palestina, in het vluchtelingenkamp, heeft hij alle hoop verloren. Het Israëlisch leger vermoordde zijn 15-jarige broer toen die op het dak van het huis thee dronk met een vriend. Hij stierf in zijn armen. Zijn moeder kreeg daarop een hartaanval en stierf in het ziekenhuis. Zijn andere broer zit al 9 jaar in een Israëlische gevangenis.

Als Majd Muhammed over geluk vraagt, raakt hij gefrustreerd. “Waarom vraag je zulke dingen? Jij hebt als Palestijn altijd buiten Palestina gewoond. Je weet niets van hoe het leven hier is!” We kunnen de pijn haast in zijn ogen lezen. Hij begrijpt niet hoe wij die vraag nog durven te stellen. Er ontspint zich een pijnlijk, uniek en mooi gesprek tussen Majd en Muhammed. Muhammed is cynisch geworden. Hij voelt dat hij Palestina achter zich moet laten om vrijheid en geluk te vinden. Majd was nog nooit in Palestina en wil na 28-jaar ontworteling eindelijk in Palestina komen wonen om vrijheid en geluk te vinden. Beiden zijn vluchtelingen uit dezelfde generatie (hun grootouders werden in 1948 verdreven uit hun dorp of stad, nu vernield of gelegen in Israël). Maar ze leefden een totaal verschillend leven. Muhammed leefde het leven van een vluchteling in één van de tientallen Palestijnse sloppenwijk-kampen waar mensen dagelijks geconfronteerd worden met extreem geweld. Majd zwierf de wereld rond, voelde zich nergens thuis en bleef geconfronteerd met het leed van zijn grootvader die nog steeds droomt over het leven dat hij voor altijd achterliet.

Muhammed doet vrijwilligerswerk bij het Yafa Cultural Center. We vragen ons af hoe hij enthousiasme, levenslust en geloof in de toekomst aan de kinderen kan doorgeven, als hij dat voor zichzelf in Palestina niet meer kan. Het Yafa Cultural Center wil de talenten en het bewustzijn van kinderen ontwikkelen. Ze organiseren discussies, lezingen, workshops, zomerkampen, tentoonstellingen,.. Balata Camp telt 6000 kinderen tussen 6 en 15 jaar en dat zien we in de straten van het kamp. Het centrum wil nieuwe generaties bouwen die geloven in rechtvaardigheid, vrijheid, democratie en mensenrechten. “Maar we bereiken nog geen 10% van die kinderen” zegt Mahmoud Subuh.

Een groepje spelende kinderen loopt achter ons aan. Aan een supermarktje komen ze bij ons zitten. “Van waar ben je?” vragen we aan de kleine Hamze (6). “Van Balata!” Nee, we bedoelen natuurlijk, waar kom je vandaan? “Lydd, Palestine” Lydd is één van de Palestijnse steden waar duizenden Palestijnen werden verdreven. Vandaag ligt Lydd in Israël en heet de stad Lod. De kleinste kindjes weten waar hun roots liggen, en waaruit hun (over)grootouders verdreven werden. Ook zij ontwikkelen geen sterk thuisgevoel in deze vluchtelingenkampen. Het blijft verbonden aan de dorpen en steden van hun voorouders.

We laten het kamp achter ons, maar Muhammed reist mee in onze gedachten. In de bus denken we aan Mohamed Bouazizi, de Tunesische jongen die zichzelf in brand stak, moegetergd door een overheid die hem geen enkel uitzicht biedt op een gelukkig leven, die hem vernedert, die hem van de ene teleurstelling in de andere sleurt en telkens weer opnieuw het deksel op zijn dromen dichtdoet. Is Muhammed Khader een Palestijnse Mohamed Bouazizi? We voelen bij hem hetzelfde gevoel: “Dit leven is niet meer leefbaar.”

Het is een pijnlijke gedachte, maar we voelden geen greintje geluk in Muhammed’s ogen. “Hij zou zelfmoord kunnen plegen. Mohamed Bouazizi deed dat ook: een wanhoopsdaad, maar tegelijk ook een protest. Zijn de Palestijnse zelfmoordactivisten dan Palestijnse Mohamed Bouazizi’s? Het is ook een wanhoopsdaad, maar is het protest, of wraak?” werpt Pieter op. Muhammed zit met tonnen opgekropt verdriet en woede tegen Israël. “Maar nooit zou ik een wapen opnemen en andere mensen doden” zei hij. Het is bewonderenswaardig hoe Muhammed toch iets constructief doet met zijn woede. Er zijn Palestijnen die dat niet kunnen, die een makkelijk doelwit zijn voor paramilitaire groepen die hen rekruteren voor zelfmoordaanslagen.

“Deze Palestijnen richten hun woede niet op een eigen dictatuur, maar op een externe vijand die hen bezet” zegt Majd. “Heb je al gemerkt hoe iedereen hier spreekt van ‘de joden’ en niet van ‘Israël’. Deze mensen kennen ‘de joden’ enkel als de Israëlische soldaten die hun levens aan stukken komen rijten. De ene is wanhopig, de andere wil met zijn wanhoop ook wraak nemen.” Pieter voegt toe: “Als de staat een persoon zou zijn, dan zou Bouazizi die persoon misschien ook in zijn dood hebben meegetrokken?” Majd denkt aan een citaat van Imam Ali, de neef van de profeet Mohamed: “Moest armoede een persoon zijn, zou ik hem al vermoord hebben.”

Gedachten van vrijheid in het getto

In het Vluchtelingenkamp Shuafat, dat elk jaar steeds meer gaat lijken op een getto, gaan we op zoek naar vrijheid. Lang hoeven we niet te zoeken. Muhammad Mughrabi, van de Palestijnse hip hop band G-TOWN is de verpersoonlijking van de spreuk op de muur achter hem: “Zelfs een hoge muur kan gedachten van vrijheid niet stoppen.” Ondanks een moeilijke jeugd vol geweld en uitzichtloosheid in het vluchtelingenkamp is Muhammad erin geslaagd om een succesvolle hip hop band uit de grond te stampen.

We komen aan bij de ‘ingang’ van het kamp en zien de afscheidingsmuur opduiken. Aan onze kant: Jeruzalem. Aan de andere kant: Jeruzalem. Shuafat Camp is het enige Palestijnse vluchtelingenkamp in de Westelijke Jordaanoever dat binnen de gemeentegrenzen van Jeruzalem ligt, dus op grondgebied geannexeerd door Israël. Kinderen en jongeren spelen wild met brommers op een afvalterrein. De vuilnisdienst van de gemeente Jeruzalem komt hier niet, terwijl een paar minuten verderop een piekfijn geplande, propere Israëlische nederzetting ligt; deel van eenzelfde gemeente. Van keurig aangelegde wegen en kraaknette voetpaden verandert de omgeving in een vuile, chaotische buurt waar elektriciteitskabels kriskras door elkaar van gebouw tot gebouw gespannen zijn en waar afval in hopen langs de kant van de weg ligt opgestapeld. Muhammad’s band G-TOWN is niet onbekend in het kamp. Als we op straat aan jongeren vragen of ze Muhammad kennen, zeggen ze allemaal G-TOWN!

Muhammad vertelt over G-TOWN: “We tourden met onze band al in Noorwegen, Frankrijk, België… En natuurlijk in vele Palestijnse steden. Ik speelde ook al samen met bekende Israëlische muzikanten.” Om zichzelf te bevrijden en ontwikkelen is Muhammad tot veel bereid. Hij studeerde aan de filmschool in Ariel College, dat is een illegale Israëlische nederzetting diep in bezet gebied. “Elke dag zat ik op de bus met Israëlische kolonisten. Op school was ik de enige Arabier. Het racisme dat ik elke dag moest doorstaan, je zou het niet geloven… Ik schaam me dat ik daar studeerde, maar het was de enige goeie school om mijn droom waar te maken. Ik wil filmmaker worden!”

Muhammad neemt ons mee naar de nieuwe studio die hij bouwt op de bovenverdieping van zijn huis in het kamp. Van op het dak zien we op de voorgrond de onafgewerkte huizen van het kamp, gebouwd zonder officiële stadsplanning om tegemoet te komen aan de huisvestingsnoden van de bevolking. In de achtergrond de Israëlische nederzetting die gebouwd en ontwikkeld wordt volgens een officieel stadsplan van de gemeente Jeruzalem. Beide wijken maken deel uit van dezelfde stad Jeruzalem die onder Israëlische controle staat. Maar in het kamp is de Israëlische staat volledig afwezig wat betreft voorzieningen voor burgers. Muhammad: “Zelfs adressen en straatnamen bestaan hier niet. Alsof deze plaats en de ook de mensen zelf hier niet officieel bestaan!” Sommige mensen aanvaarden niet langer om in grijze, lelijke steegjes te leven. Ze schilderen hun eigen straat. Dit is het werk van Muhammad’s familie.

Waar Israël wél in investeert, is een muur rond het kamp. Met hun ‘Jerusalem-ID’ kunnen de vluchtelingen genieten van onder andere gezondheidszorg en onderwijs in Jeruzalem. Sinds de muur rond het kamp wordt gebouwd, is hun bewegingsvrijheid erg ingeperkt. De kans bestaat dat de muur de inwoners van het kamp binnenkort uit hun eigen stad zal wegduwen. Israël bouwt nu aan een definitieve controlepost die eruit zal zien als een grensovergang. Volgens de Israëlische planning: een grens tussen Jeruzalem in Israël en Shuafat Camp in de Westelijke Jordaanoever. Shuafat ligt nochtans al decennialang in Jeruzalem, en de mensen die er wonen hebben al verschillende generaties banden met de stad Jeruzalem.

Dit artikel is onderdeel van het project “Tussen vrijheid en geluk”.

Dit artikel kwam tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek.